In deze beschikking van de wrakingskamer van de Rechtbank Oost-Brabant, gedateerd 20 juni 2019, is het verzoek tot wraking van de rechters in de strafzaak met parketnummer 01/997500-16 afgewezen. Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. J.C. Oudijk, had de wraking aangevraagd op basis van vermeende vooringenomenheid van de rechters. Dit verzoek volgde na een zitting op 21 mei 2019, waar verzoeker om aanhouding had gevraagd vanwege de ernstige medische toestand van zijn vrouw. De rechters hadden dit verzoek afgewezen, wat volgens verzoeker duidde op een gebrek aan onpartijdigheid. Tijdens de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek op 6 juni 2019, heeft mr. Oudijk zijn standpunt toegelicht, terwijl de rechters hun schriftelijke reactie op het verzoek hadden ingediend.
De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de rechters op basis van de feiten en omstandigheden een processuele beslissing hebben genomen, die niet kan worden aangemerkt als partijdig. De wrakingskamer benadrukt dat rechters uit hoofde van hun aanstelling vermoed worden onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De wrakingskamer concludeert dat er geen dergelijke uitzonderlijke omstandigheden aanwezig zijn en dat de afwijzing van het aanhoudingsverzoek geen grond voor wraking oplevert. De beslissing van de rechters om de zitting niet aan te houden werd als begrijpelijk en gerechtvaardigd beschouwd. De wrakingskamer wijst het verzoek tot wraking af, waarbij zij ook opmerkt dat er geen schijn van partijdigheid is gewekt door de rechters.