Op 3 juni 2019 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Oost-Brabant een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van verzoekster, die vreesde dat de rechter, mr. G.H. de Heer-Schotman, niet onpartijdig zou zijn in haar zaak tegen het Openbaar Ministerie. Verzoekster had eerder stukken ontvangen zonder ontvangststempel en had meerdere verzoeken gedaan om deze stukken officieel te ontvangen, maar de rechter had hier niet op gereageerd. Daarnaast was er een verweerschrift van het Openbaar Ministerie ingediend na de voorgeschreven termijn, wat verzoekster als kwalijk beschouwde.
De wrakingskamer oordeelde dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid bestaat. In dit geval waren de aangevoerde gronden van verzoekster voornamelijk procedurele handelingen die vóór de zitting hadden plaatsgevonden. De rechter had de zaak nog niet inhoudelijk behandeld, en de wrakingskamer vond geen bijzondere omstandigheden die de vrees voor partijdigheid konden onderbouwen. Verzoekster had de mogelijkheid om haar bezwaren tijdens de mondelinge behandeling aan de orde te stellen, maar had dit niet gedaan.
Uiteindelijk werd het verzoek tot wraking afgewezen, en de beslissing werd openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.