In deze zaak heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Oost-Brabant op 22 augustus 2019 een verzoek tot wraking van mr. S.J.O. de Vries, rechter in deze rechtbank, afgewezen. Het verzoeker, vertegenwoordigd door mr. A.P. van Knippenbergh, stelde dat de rechter partijdig en vooringenomen was in zes zaken die onder een insolventienummer vielen. Tijdens de mondelinge behandeling op 23 mei en 15 augustus 2019 werd aangevoerd dat de rechter een brief van de curator, mr. Te Biesebeek, zonder kennisgeving aan verzoeker en zijn gemachtigde had overgenomen, wat in strijd zou zijn met de goede procesorde. Verzoeker stelde dat hij en zijn gemachtigde niet op de hoogte waren van de inhoud van deze brief, die pas de dag voor de zitting was ontvangen, terwijl deze al maanden eerder aan de rechtbank was gestuurd.
De wrakingskamer oordeelde dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er concrete omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar brengen. De kamer concludeerde dat de door verzoeker aangevoerde gronden onvoldoende waren om aan te nemen dat de rechter partijdig was of dat er een objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid bestond. De kamer merkte op dat de suggesties van verzoeker niet waren onderbouwd met concrete feiten en dat handelingen van processuele aard in beginsel geen grond voor wraking vormen. De wrakingskamer wees het verzoek tot wraking af, waarbij werd benadrukt dat verzoeker de mogelijkheid had om extra leestijd te vragen, maar hier geen gebruik van had gemaakt.
De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.