Uitspraak
1.De procedure
3 januari 2019 waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld,
Rechtbank Oost-Brabant
Op 28 februari 2019 heeft de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank Oost-Brabant, bestaande uit mr. F.E. Roll, mr. B.C.W. Geurtsen-van Eeden en mr. M.T. van Vliet, een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van een verzoeker. Dit verzoek was gericht tegen de rechters mr. J.W. Brunt, mr. G.J. Roeterdink en mr. W. Schoorlemmer, die betrokken waren bij een eerdere wrakingsprocedure met nummer WR 18/033. De verzoeker stelde dat de rechters vooringenomen waren en dat hun beslissingen duidden op een complot tegen hem. Tijdens de zitting op 14 februari 2019 heeft de verzoeker zijn gronden voor wraking verder toegelicht, waarbij hij ook de wrakingskamer zelf heeft gewraakt. De wrakingskamer heeft echter geoordeeld dat de verzoeker blijk gaf van vooringenomenheid jegens alle rechters in de rechtbank Oost-Brabant en dat zijn verzoek tot wraking evident misbruik van het wrakingsmiddel was. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking van de rechters afgewezen en bepaald dat elk volgend wrakingsverzoek op basis van dezelfde gronden niet in behandeling zal worden genomen. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.