ECLI:NL:RBOBR:2019:7803

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
28 februari 2019
Publicatiedatum
16 november 2021
Zaaknummer
WR 19/001
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechters in de rechtbank Oost-Brabant met betrekking tot een eerdere wrakingsprocedure

Op 28 februari 2019 heeft de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank Oost-Brabant, bestaande uit mr. F.E. Roll, mr. B.C.W. Geurtsen-van Eeden en mr. M.T. van Vliet, een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van een verzoeker. Dit verzoek was gericht tegen de rechters mr. J.W. Brunt, mr. G.J. Roeterdink en mr. W. Schoorlemmer, die betrokken waren bij een eerdere wrakingsprocedure met nummer WR 18/033. De verzoeker stelde dat de rechters vooringenomen waren en dat hun beslissingen duidden op een complot tegen hem. Tijdens de zitting op 14 februari 2019 heeft de verzoeker zijn gronden voor wraking verder toegelicht, waarbij hij ook de wrakingskamer zelf heeft gewraakt. De wrakingskamer heeft echter geoordeeld dat de verzoeker blijk gaf van vooringenomenheid jegens alle rechters in de rechtbank Oost-Brabant en dat zijn verzoek tot wraking evident misbruik van het wrakingsmiddel was. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking van de rechters afgewezen en bepaald dat elk volgend wrakingsverzoek op basis van dezelfde gronden niet in behandeling zal worden genomen. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANKOOST-BRABANT
Wrakingskamer
zaaknummer: WR 19/001
Beslissing van 28 februari 2019
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank Oost-Brabant, bestaande uit mr. F.E. Roll, voorzitter en mr. B.C.W. Geurtsen- van Eeden en mr. M.T. van Vliet, leden,
hierna te noemen: de wrakingskamer
op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats]
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. J.W. Brunt, mr. G.J. Roeterdink en mr. W. Schoorlemmer
in hun hoedanigheid van voorzitter respectievelijk leden van de wrakingskamer bij de behandeling van wrakingsprocedure met nummer WR 18/033,
hierna te noemen: de rechters.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal opgemaakt van de behandeling ter zitting van de wrakingskamer van
3 januari 2019 waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld,
- de schriftelijke reactie van de rechters van 11 januari 2019. Op de in die reactie nader genoemde gronden hebben de rechters aangegeven niet in de wraking te berusten.
- het dossier in de wrakingszaak met nummer WR 18/033.
1.2
De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek van de wrakingskamer heeft plaatsgevonden op 14 februari 2019. Verzoeker is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.P. van Knippenbergh. Op die zitting zijn de rechters vertegenwoordigd door mr. Brunt.

2.Het wrakingsverzoek

2.1
Het verzoek strekt tot wraking van de voorzitter en de leden van de wrakingskamer in de wrakingsprocedure met nummer WR 18/033.
2.2.1
Ter zitting van 3 januari 2019 heeft verzoeker als eerste wrakingsgrond aangevoerd dat de afwijzende beslissing van de rechters op zijn verzoek om over te gaan tot het beluisteren van een door verzoeker gemaakte geluidsopname in de bodemprocedure met kenmerk 7194097 CV EXPL 18-7463, behandeld door mr. W.M. Callemeijn, duidt op hun vooringenomenheid. Door het nemen van deze beslissing blijkt – aldus verzoeker – dat de rechters deel uitmaken van een complot tegen verzoeker, dat er subjectieve aspecten aanwezig zijn die de vrees bij verzoeker wekken dat de rechters vooringenomen zijn, dat de rechters daarom geen objectieve uitspraak kunnen doen, dat de rechters niet aan waarheidsvinding doen en dat de rechters niet naar verzoeker luisteren.
2.2.2
Ter zitting van 14 februari 2019 heeft verzoeker de gronden voor de wraking van de rechters aangevuld met een tweede grond door te stellen dat de rechtbank Oost-Brabant niet aan waarheidsvinding doet, dat alle rechters in deze rechtbank Podagonisten van de Staat der Nederlanden zijn die allemaal met dezelfde vuile, vieze, rottende en stinkende saus zijn overgoten. Ook daaruit blijkt – aldus verzoeker – dat de rechters in de rechtbank Oost-Brabant geen objectieve uitspraak kunnen doen.
2.2.3
Ter zitting van 14 februari 2019 heeft verzoeker tevens de wrakingskamer gewraakt. Als wrakingsgrond heeft verzoeker de grond herhaald die hij kort tevoren als tweede grond voor de wraking van de rechters had aangevoerd, te weten dat alle rechters in de rechtbank Oost-Brabant niet aan waarheidsvinding doen en dat alle rechters in deze rechtbank Podagonisten van de Staat der Nederlanden zijn die allemaal met dezelfde vuile, vieze, rottende en stinkende saus zijn overgoten. Verzoeker heeft daaruit geconcludeerd dat de wrakingskamer niet in staat is een objectieve beslissing te nemen in de wrakingsprocedure van de rechters.

3.De beoordeling

3.1
Ingevolge artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dient in deze procedure te worden beoordeeld of er sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
3.1.1
De wrakingskamer stelt voorop dat een rechter uit hoofde van zijn of haar aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat hij met betrekking tot een procespartij vooringenomen is, althans dat de dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
3.2
Verzoeker heeft aangevoerd dat deze wrakingskamer niet in staat is een objectieve beslissing te nemen op zijn wrakingsverzoek van de rechters – kort en zakelijk weergegeven – omdat hij geen vertrouwen heeft in de rechters die bij de rechtbank Oost-Brabant werkzaam zijn.
3.2.1
Bij de motivering van dit wrakingsverzoek heeft verzoeker blijk gegeven van vooringenomenheid jegens alle rechters in de rechtbank Oost-Brabant. De wrakingskamer heeft tijdens de behandeling van het wrakingsverzoek van de rechters op de zitting van 14 februari 2019 immers niets anders gedaan dan de zaak laten uitroepen en verzoeker in de gelegenheid gesteld zijn wrakingsverzoek van de rechters nader toe te lichten. Zonder verdere inmenging van de wrakingskamer heeft verzoeker – bij gelegenheid van het geven van een nadere toelichting op het wrakingsverzoek van de rechters – ook de wrakingskamer gewraakt.
3.2.2
De door verzoeker aangevoerde gronden voor de wraking van de wrakingskamer kunnen niet de conclusie dragen dat de wrakingskamer blijk heeft gegeven van vooringenomenheid jegens verzoeker dan wel dat de wrakingskamer de schijn van vooringenomenheid heeft gewekt. De wrakingskamer merkt het wrakingsverzoek van de wrakingskamer door verzoeker aan als evident misbruik van het wrakingsmiddel. De wrakingskamer zal dit verzoek buiten behandeling laten.
3.2.3
Daarnaast zal de wrakingskamer – overeenkomstig het door de Hoge Raad op 25 augustus 2018 gewezen arrest, gepubliceerd onder ECLI:HR:NL:2018:1770 – bepalen dat elk volgend wrakingsverzoek van een zittingsrechter of een wrakingskamer dat is gebaseerd op de hiervoor genoemde grond dat alle rechters in de rechtbank Oost-Brabant niet de schijn van onpartijdigheid wekken, niet in behandeling zal worden genomen, omdat de wrakingskamer dergelijke verzoeken als evident misbruik van het middel van wraking aanmerkt.
3.3
Nu het wrakingsverzoek van de wrakingskamer buiten behandeling blijft, gaat de wrakingskamer over tot de beoordeling van het wrakingsverzoek van de rechters.
3.3.1
Ter zitting van 14 februari 2019 is mr. Brunt namens de rechters verschenen. Zij is niet gehoord omdat verzoeker meteen na het uitroepen van de zaak, tijdens het geven van een nadere toelichting op zijn verzoek, de wrakingskamer heeft gewraakt. De rechters hebben op 11 januari 2019 schriftelijk gemotiveerd waarom zij niet in hun wraking berusten. Nu verzoeker deze motivering op de zitting van de wrakingskamer niet heeft betwist en de wrakingskamer deze schriftelijke toelichting voldoende duidelijk vindt, acht de wrakingskamer zich voldoende voorgelicht om op het wrakingsverzoek van de rechters te beslissen. Dat mr. Brunt op de zitting van de wrakingskamer van 14 februari 2019 niet in staat is kunnen worden gesteld nader het standpunt toe te lichten van de rechters waarom zij niet in hun wraking berusten, staat hieraan – gelet op het voren overwogene – niet in de weg.
3.3.2
Als eerste wrakingsgrond voor de wraking van de rechters heeft verzoeker – kort en zakelijk weergegeven – aangevoerd dat de rechters de schijn van vooringenomenheid hebben gewekt door de afwijzing van het verzoek van verzoeker over te gaan tot het beluisteren van geluidsopnamen die verzoeker heeft gemaakt in de bodemprocedure met kenmerk 7194097 CV EXPL 18-7463, behandeld door mr. W.M. Callemeijn.
3.3.3
De wrakingskamer stelt vast dat de eerste wrakingsgrond uitsluitend is gebaseerd op een de verzoeker niet welgevallige processuele beslissing van de rechters. In beginsel levert een dergelijke beslissing geen grond voor wraking van de rechters op. Dat kan anders zijn indien deze beslissing zozeer onbegrijpelijk is dat daarvoor redelijkerwijs geen andere verklaring is te geven dan dat die beslissing door vooringenomenheid is ingegeven.
De overwegingen van de rechters voor het niet beluisteren van de hiervoor genoemde geluidsopname, zijn verwoord in het proces-verbaal opgemaakt van de behandeling van het wrakingsverzoek van mr. Callemeijn door de rechters op de wrakingszitting van 3 januari 2019. Uit die overwegingen blijkt niet van enige vooringenomenheid bij de beslissing van de rechters jegens verzoekers.
3.3.4
Het wrakingsverzoek gebaseerd op de eerste wrakingsgrond zal worden afgewezen.
3.4
Ter zitting van deze wrakingskamer van 14 februari 2019 heeft verzoeker als tweede grond aan zijn wrakingsverzoek van de rechters toegevoegd dat alle rechters in de rechtbank Oost-Brabant vooringenomen jegens hem zijn. Dit is dezelfde grond die verzoeker ook aan het wrakingsverzoek van deze wrakingskamer ten grondslag heeft gelegd.
3.4.1
Het wrakingsverzoek gebaseerd op deze tweede grond, zal de wrakingskamer buiten behandeling laten. Kortheidshalve verwijst de wrakingskamer hiertoe naar hetgeen hiervoor onder 3.2.2 is overwogen.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
bepaalt dat het verzoek tot wraking van de wrakingskamer buiten behandeling blijft.
wijst het verzoek tot wraking van de rechters af voor zover dat verzoek is gebaseerd op de hiervoor genoemde processuele beslissing van de rechters niet over te gaan tot het beluisteren van de hiervoor genoemde geluidsopname.
bepaalt dat het verzoek tot wraking van de rechters buiten behandeling blijft voor zover dat verzoek is gebaseerd op de grond dat alle rechters in de rechtbank Oost-Brabant vooringenomen jegens verzoeker zijn.
bepaalt dat elk volgend verzoek tot wraking van een zittingsrechter of een wrakingskamer op de grond dat alle rechters in de rechtbank Oost-Brabant vooringenomen zijn jegens verzoeker, buiten behandeling blijft.
Deze beslissing is gegeven door mr. F.E. Roll, voorzitter, mr. B.C.W. Geurtsen-van Eeden en mr. M.T. van Vliet, leden, in tegenwoordigheid van H.A. van Neerven, griffier en is in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2019.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.