Uitspraak
Zaaknummer : 7405340
Uitspraak : 15 augustus 2019
DE KANTONRECHTER IN EINDHOVEN
[eiseres] , wonend in [woonplaats] ,
gedaagde,
Procedure
– de dagvaarding
-het antwoord
– de repliek
- de dupliek
Vordering en verweer
- dat zij op 22 april 2004 met [A] een overeenkomst van consumptief geldkrediet heeft gesloten
- dat die overeenkomst nietig is omdat [A] toen niet beschikte over een vergunning ex artikel 9 van de Wet op het Consumentenkrediet; zij verwijst naar een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 12 juli 2016, gewezen tussen haar en [B] , die dat bevestigt en legt die beschikking over
- dat dus alle rente- en aflossingsbetalingen die zij op dat krediet gedaan heeft, onverschuldigd zijn gedaan
- dat zij dus recht heeft alle betalingen als onverschuldigd gedaan, terug te vorderen
- dat Rabo de rechtsopvolgster is van [C] ; dat is beslist in een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 1 februari 2018, dat zij ook óverlegt
- dat zij Rabo haar dus het onverschuldigd betaalde moet terug betalen.
Beoordeling
BESLISSING
€ 720,- wegens gemachtigdensalaris, vermeerderd met de wettelijke rente daarover voor zover en voor zolang het bedrag niet voldaan is uiterlijk veertien dagen nadat [eiseres] schriftelijk tot betaling is aangemaand.