ECLI:NL:RBOBR:2019:7783

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
31 oktober 2019
Publicatiedatum
22 april 2020
Zaaknummer
7994412 / CV-EXPL 19-8007
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verantwoordelijkheid van kentekenhouder bij parkeren en boetebepalingen in algemene voorwaarden

In deze zaak vorderde Q-Park Operations Netherlands B.V. betaling van een bedrag van € 377,20 van [gedaagde], die als kentekenhouder van een voertuig de parkeergarage van Q-Park had verlaten zonder te betalen. De procedure begon met een dagvaarding op 19 augustus 2019, gevolgd door mondelinge antwoorden van [gedaagde]. Q-Park stelde dat [gedaagde] in verzuim was omdat hij de parkeergarage had verlaten zonder de bij het inrijden verstrekte parkeerkaart in de uitrijterminal te stoppen. Dit werd aangeduid als 'treintje rijden', een praktijk die gevaarlijke situaties kan veroorzaken en die Q-Park wilde bestrijden met een boetebepaling in haar algemene voorwaarden. De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde] tekort was geschoten in zijn verplichtingen en dat de boetebepalingen niet onredelijk bezwarend waren. De vordering van Q-Park werd toegewezen, inclusief de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De totale vordering kwam uit op € 377,20, en [gedaagde] werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht Eindhoven
Zaaknummer : 7994412
Rolnummer : 19-8007
Uitspraak : 31 oktober 2019
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Q-Park Operations Netherlands B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Maastricht,
eiseres,
gemachtigde: mr. Ch.F.P.M. Spreksel,
t e g e n :
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen zullen verder worden aangeduid als ‘Q-Park’ en ‘[gedaagde]’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
de door Q-Park uitgebrachte dagvaarding d.d. 19 augustus 2019, inclusief producties;
het mondeling antwoord d.d. 19 september 2019 van [gedaagde];
het mondeling aanvullend antwoord d.d. 17 oktober 2019 van [gedaagde].
1.2.
Tenslotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
Q-Park vordert bij dagvaarding veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 377,20 (inclusief buitengerechtelijke kosten van € 49,20), te vermeerderen met rente en kosten als vermeld in de dagvaarding.
2.2.
Q-Park legt daaraan het volgende ten grondslag.
Tussen partijen bestaat een overeenkomst op grond waarvan [gedaagde] als eigenaar van de auto met kenteken [nummer], tegen de door Q-Park gehanteerde tarieven in haar parkeerparkeerfaciliteit op een (willekeurige) parkeerplaats mag parkeren. Bij de ingang van iedere parkeerfaciliteit en voor het binnenrijden worden de tarieven en algemene voorwaarden door Q-Park kenbaar gemaakt door middel van een informatiebord. Het informatiebord staat vlakbij de inritterminal. Voorts wordt door middel van een sticker, dus voor het naar binnenrijden gewezen op de gevolgen bij het uitrijden zonder te betalen.
2.3..Door de in de parkeeraccommodatie aanwezige camera’s is geconstateerd dat op 21 februari 2019 een voertuig, type: Volkswagen GOLF; Plus TDI 103 KW AUT met kenteken [nummer], de parkeerfaciliteit is binnengereden en uitgereden zonder te betalen door vlak achter zijn voorganger de parkeergarage te verlaten, het zogenaamde “treintje rijden”. Hierdoor is [gedaagde], als kentekenhouder van de auto, in verzuim met de betaling aangezien betaling op grond van de overeenkomst vóór het verlaten van de parkeergarage dient plaats te vinden. [gedaagde] is, op grond van de algemene voorwaarden van Q-Park, het tarief van een verloren kaart verschuldigd, zijnde een bedrag van € 28,00.
2.4..Daarnaast stelt Q-Park dat [gedaagde] conform de algemene voorwaarden voor het verlaten van de parkeerparkeerfaciliteit zonder te betalen een boetebedrag van maximaal € 300,00 verschuldigd is. Het beding beoogt primair “treintje rijden” te voorkomen. Het “treintje rijden” leidt volgens Q-Park tot gevaarlijke situaties in en buiten de parkeergarage. Zo kunnen slagbomen op hol slaan en doorslaan naar de andere zijde van de uit/inrit waardoor een aldaar aanwezige personenauto geraakt kan worden. Gebruikers van de parkeergarage voelen zich bovendien door het “treintje rijden” niet meer veilig. Gevaarzetting kan ook ontstaan uit aanrijdingen met voetgangers en fietsers bij de uitgang van de parkeergarage, nu deze immers verwachten dat achter ieder voertuig de slagboom sluit. “Treintje rijden” veroorzaakt bovendien kopieergedrag. Het aantal “treintje rijders” neemt toe en de boete is mede bedoeld om kopieergedrag tegen te gaan. Voor een voldoende preventieve werking is vereist dat het verschuldigde bedrag hoog genoeg is. Er is geen ander middel om “treintje rijden” tegen te gaan dat even effectief is als een boetebeding. Andere middelen, zoals hinderlijke drempels, hebben de “treintje rijders” niet gestopt, terwijl deze wel hinder voor andere klanten veroorzaken.
Voorts leidt Q-Park schade doordat zij moeten investeren in dure camerasystemen voor scherpe detectie van het “treintje rijden” en heeft zij registratiesystemen moeten aanschaffen. Deze registratiesystemen en de software dient onderhouden te worden en van updates worden voorzien. Voorts dienen de videobeelden te worden bestudeerd en moeten alle gegevens verwerkt worden. Aan de hand van het voertuig en kenteken dient een onderzoek te worden ingesteld bij het kentekenregister ten aanzien van de persoonsgegevens behorende bij het betreffende voertuig, waarvoor een advocaat is vereist. Tot slot leidt Q-Park omzetverlies omdat zij parkeergelden misloopt. [gedaagde] maakt immers bij het “treintje tijden” geen gebruik van een uitrijkaart, zodat de parkeerplek van [gedaagde] in het systeem als bezet geregistreerd blijft, terwijl deze anders opnieuw verhuurd had kunnen worden.
2.5.
Aanvankelijk heeft [gedaagde] bij conclusie van antwoord aangevoerd dat een vriend van hem (de heer [P.]) de auto in de parkeergarage heeft geparkeerd. Deze vriend maakt dagelijks gebruik van de parkeergarage en erkent dat hij zonder te betalen door de slagboom is gereden.
Als aanvullend antwoord heeft [gedaagde] aangevoerd dat dat er omstandigheden waren die maken dat hij en de heer [P.] het gevorderde bedrag onredelijk hoog vinden. Het liefst zouden zij zien dat er een bedrag af gaat. Omdat dit verweer niet kansrijk is, is [gedaagde] van mening dat het verstandiger is om zich er maar bij neer te leggen. Nádat [gedaagde] het vonnis heeft ontvangen zal hij contact opnemen met de deurwaarder voor het maken van verdere (betaal)afspraken.

3.De beoordeling

3.1.
Vast staat dat [gedaagde], althans de heer [P.], de parkeergarage van Q-Park heeft verlaten zonder de bij het inrijden van de parkeergarage aan hem verstrekte parkeerkaart in de uitrijterminal te stoppen. Aldus is [gedaagde], als kentekenhouder van
de auto met kenteken [nummer], zijn verplichtingen die volgt uit de door hem met Q-Park gesloten overeenkomst niet nagekomen. Daarmee is [gedaagde] tekort geschoten in zijn nakomingsverplichtingen.
3.2.
Op grond van onder meer artikel 6.4 van de toepasselijke algemene voorwaarden is [gedaagde] aan Q-Park een bedrag van € 28,00 (zijnde tweemaal het geldende dagtarief) aan Q-Park verschuldigd. Daarnaast is [gedaagde] wegens het uitrijden zonder uitrijkaart tevens een schadevergoeding (boete) van € 300,00 aan Q-Park verschuldigd.
3.3.
Deze bedingen zijn opgesteld om in een aantal overeenkomsten te worden opgenomen. De kantonrechter dient op grond van rechtspraak van het Hof van Justitie (4 juni 2009, C 243/08, punt 32) en de Hoge Raad (13 september 2013 ECLI:NL:HR:2013:691, r.o. 3.5.3) ambtshalve te beoordelen of het beding onredelijk bezwarend is. De kantonrechter stelt daarbij voorop dat, in het geval wordt vastgesteld dat een beding ‘oneerlijk’ is in de zin van artikel 3 lid 1 en punt e uit de bijlage van Richtlijn 93/13/EEG (hierna: de Richtlijn), deze de boete niet mag matigen, maar zonder meer verplicht is dat beding voor de consument buiten beschouwing te laten (HvJ 30 mei 2013, C 488/11, punt 57), tenzij de consument zich hiertegen verzet (HvJ 4 juni 2009, C 243/08, punt 35). Daartoe dient artikel 6:233 BW conform de richtlijn te worden uitgelegd en — indien de kantonrechter vaststelt dat het beding ‘oneerlijk’ is — het beding ambtshalve te worden vernietigd (HR 13 september 2013 ECLI:NL:HR:2013:691, r.o. 3.7.1 – 3.7.3).
3.4.
Q-Park heeft — kort gezegd — als standpunt naar voren gebracht dat de bedingen niet oneerlijk zijn in de zin van de richtlijn. Het beding beoogt volgens Q-Park primair “treintje rijden” te voorkomen. Voor een voldoende preventieve werking is vereist dat het verschuldigde bedrag hoog genoeg is. Er is geen ander middel om “treintje rijden” tegen te gaan dat even effectief is als een boetebeding. Andere middelen, zoals hinderlijke drempels, hebben de “treintje rijders” niet gestopt, terwijl deze wel hinder voor andere klanten veroorzaken. Voorts stelt zij dat de parkeerder op meerdere momenten wordt gewaarschuwd voor de gevolgen van dat “treintje rijden”. De parkeerder heeft zelf in de hand of hij de boete verschuldigd is omdat hij vrijwillig de keuze maakt om “treintje te rijden”. Het “treintje te rijden” leidt volgens Q-Park tot gevaarlijke situaties in en buiten de parkeergarage. Voorts leidt Q-Park door deze gedraging schade. Zij heeft derhalve groot belang bij het tegengaan van deze vorm van parkeerfraude. Ter bestrijding van dit probleem heeft Q-Park in artikel 6.4 van de algemene voorwaarden een boetebepaling opgenomen om het ongeoorloofd gebruik van de parkeergarage tegen te gaan. In de algemene voorwaarden is de boete gemaximeerd en in deze zaak is de vordering onverplicht beperkt. De inkomsten van het boetebeding worden gebruikt om maatregelen te nemen ter voorkoming en vervolging van “treintje rijden”. De boete is volgens Q-Park redelijk ten opzichte van de in het verleden gedane en in de toekomst nog noodzakelijke investeringen.
3.5.
De kantonrechter is van oordeel dat de door Q-Park bedongen boetes, afzonderlijk maar ook cumulatief, gelet op hetgeen door Q-Park is gesteld over de beoogde preventieve werking daarvan, de gevaarzetting voor andere verkeersdeelnemers in en buiten de parkeergarage, het feit dat [gedaagde], er bewust voor heeft gekozen de parkeergarage op deze ongebruikelijke en ongewenste wijze te verlaten, en op de gemotiveerde onderbouwing van Q-Park van de hoogte van de hierdoor door haar geleden schade, niet oneerlijk zijn in de zin van de Richtlijn 93/13.
3.6.
Het door Q-Park gevorderde bedrag van € 28,00 (tweemaal het geldende dagtarief) en het bedrag van € 300,00 aan schadevergoeding (boete) is daarom toewijsbaar. De medegevorderde en niet betwiste wettelijke rente daarover is eveneens toewijsbaar.
3.7.
Q-Park heeft een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten gevorderd ten bedrage van € 49,20. Ter adstructie van die vordering heeft Q-Park aangevoerd dat zij [gedaagde] heeft gesommeerd tot betaling, waaronder de kosteloze aanmaning van 4 april 2019. Een vergoeding daarvoor zal dan ook worden toegekend. Het buitengerechtelijk incassowerk kan geacht worden ook het opstellen van de dagvaarding te omvatten. Omdat hetzelfde werk niet tweemaal beloond mag worden zal voor de dagvaarding geen gemachtigdensalaris worden toegekend.
3.8.
De totale vordering komt daarmee op een totaalbedrag van € 377,20 (€ 28,00 zijnde tweemaal het dagtarief voor een verloren kaart, € 300,00 aan aanvullende schadevergoeding en € 49,20 aan buitengerechtelijke incassokosten), welk bedrag de kantonrechter zal toewijzen.
3.9.
Vast staat dat [gedaagde] ten tijde van de dagvaarding een betalingsachterstand had. Het is in die zin dan ook aan hem toe te rekenen dat het tot de onderhavige procedure heeft moeten komen. [gedaagde] zal daarom als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Q-Park te betalen een bedrag van € 377,20 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 328,00 vanaf 21 februari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van dit geding, aan de zijde van Q-Park tot op heden begroot op € 85,18 ter zake dagvaardingskosten en € 121,00 ter zake griffierecht;
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M. Knaapen, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 31 oktober 2019.