ECLI:NL:RBOBR:2019:7779

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
8 november 2019
Publicatiedatum
31 maart 2020
Zaaknummer
01/860291-17
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meermalen bedreigen van ex-vriendin en ambtenaren in functie, vrijspraak voor mensenhandel

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 8 november 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere bedreigingen en mensenhandel. De rechtbank achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het meermalen bedreigen van zijn ex-vriendin en van ambtenaren in functie, waaronder politieagenten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank sprak de verdachte echter vrij van de overige tenlastegelegde feiten, waaronder mensenhandel, omdat er onvoldoende bewijs was om deze beschuldigingen te ondersteunen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangeefster niet voldoende waren om tot een veroordeling te komen, mede omdat er geen onafhankelijk bewijs was dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan mensenhandel. De rechtbank benadrukte dat de bedreigingen die de verdachte had geuit, een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers vormden en dat de verdachte zich respectloos had gedragen tegenover de ambtenaren in functie. De uitspraak is gedaan in het kader van een meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummers: 01/860291-17, 01/880154-18 en 01/223941-18 (ter terechtzitting gevoegd)
Parketnummer vordering: 01/879533-16
Datum uitspraak: 08 november 2019
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
wonende te [adres 1] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 25 oktober 2019.
Op deze zitting heeft de rechtbank de tegen verdachte, onder de hiervoor genoemde parketnummers, aanhangig gemaakte zaken gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaardingen van 9 en 15 januari 2019.
Aan verdachte is onder parketnummer 01/860291-17, na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting van 25 oktober 2019, ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september 2007 tot en met 1 mei 2013 te Utrecht en/of Amsterdam en/of Nijmegen en/of Eindhoven, in elk geval in Nederland,
[slachtoffer 1] door dwang, geweld of één of meer andere feitelijkheden, door dreiging met geweld of één of meer andere feitelijkheden, door misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht dan wel door misbruik van haar kwetsbare positie
a.
a) heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 1] (sub 1)
b) heeft gedwongen dan wel bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten, te weten het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling, dan wel enige handeling heeft ondernomen waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat [slachtoffer 1] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten, te weten het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling (sub 4)
c) heeft gedwongen dan wel bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen [slachtoffer 1] met of voor een derde (sub 9)
en/of
(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 1] (sub 6)
waarbij dat geweld of een andere feitelijkheid en/of die dreiging met geweld of een andere feitelijkheid heeft/hebben bestaan uit:
- het mishandelen van die [slachtoffer 1] (onder andere door die [slachtoffer 1] te slaan)
- het zich op boze en/of agressieve en/of (anderszins) dreigende en/of overheersende wijze uiten tegen die [slachtoffer 1] (onder andere door te dreigen zuur in haar gezicht te gooien en/of door haar te vertellen dat hij een Hongaars meisje had mishandeld en/of door te dreigen haar familieleden dan wel een eventuele nieuwe relatie te mishandelen)
- het onder controle houden en/of onder druk zetten van die [slachtoffer 1] door voortdurend (telefonisch) contact met die [slachtoffer 1] te onderhouden
- dreigen de (liefdes)relatie met die [slachtoffer 1] te verbreken als die [slachtoffer 1] zou stoppen met het verrichten van prostitutiewerkzaamheden
en/of waarbij voornoemde onder ‘b’ genoemde ‘enige handeling’ heeft bestaan uit:
- een liefdesrelatie en/of vertrouwensband aangaan en/of onderhouden met voornoemde [slachtoffer 1] ,
- voornoemde [slachtoffer 1] opdracht geven en/of bewegen om in de prostitutie te gaan werken (door die [slachtoffer 1] een mooie toekomst met hem voor te houden en/of door die [slachtoffer 1] voor te spiegelen dat zij veel geld kon verdienen),
- het regelen van een verblijfadres voor die [slachtoffer 1]
- het regelen van (werk)plekken voor die [slachtoffer 1]
- het begeleiden en/of vervoeren van die [slachtoffer 1] van en naar werkplek(ken) ten behoeve van het uitoefenen van prostitutiewerkzaamheden),
- het bewegen van die [slachtoffer 1] tot afgifte van haar, uit prostitutiewerkzaamheden verkregen verdiensten en/of tot aanschaf van goederen uit middels prostitutiewerkzaamheden verkregen verdiensten door die [slachtoffer 1] voor te houden dat die verdiensten werden aangewend ten behoeve van een gezamenlijke huishouding en/of teneinde te sparen voor een gezamenlijke toekomst,
- die [slachtoffer 1] belet en/of belemmerd en/of beperkt in het aangaan en/of onderhouden van sociale contacten.
Aan verdachte is in de tenlastelegging met parketnummer 01/880154-18 ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 8 april 2018 tot en met 03 juli 2018 te Eindhoven, in elk geval in Nederland, (telkens) [slachtoffer 2] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 2] (gesproken) whats app berichten te sturen, en die [slachtoffer 2] daarin dreigend de woorden toe te voegen:
"Ik laat al je ingewanden eruit gaat laten halen. Niet alleen bij jou maar ook
bij jouw familie.", en/of
"je gaat liggen", en/of
"er zijn genoeg Marokkanen, die jou voor 1000,- euro iets willen aandoen" en/of
"jij gaat praten over mijn tijd en ik doe je niks, maar zeg je niks dan maak ik jou af" en/of
"na de ramadan leeft je niet meer"
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 2018 tot
en met 03 juli 2018 te Eindhoven (telkens) [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door [slachtoffer 2] , (dochter van genoemde [slachtoffer 3] ) (gesproken) whats app berichten te sturen, en [slachtoffer 2] daarin dreigend de woorden toe te voegen:
"Ik maak jou af en je moeder ook, ik steek je woning in brand. Na de Ramadan
maak ik je dood, je bent van mij". en/of
(in de Turkse taal) de woorden: "ik neuk je moeder" althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, welke woorden ter kennis van die [slachtoffer 3] zijn gekomen;
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 februari 2018
tot en met 8 maart 2018 te Eindhoven, in elk geval in Nederland, (telkens)
[slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 4] via een of meer whats app berichten dreigend de woorden toe te voegen :"Nu jij nog sukkel dat je bent jou oog sla ik dicht waght maar". en/of
"Kijken of je dan ook zo stoer ben, jij gaat zien [slachtoffer 4] , beloof ik jou. Let maar
op jij gaat liggen". althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 april 2018
tot en met 08 april 2018 te Eindhoven, en/of te Tilburg, in elk geval in
Nederland,(telkens) [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] (zoon van genoemde [slachtoffer 5] ) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die die [slachtoffer 5] via facebook en/of snapchat dreigend de woorden toe te
voegen:
"wij gaan zien dan, jou kaak breek ik wel ff" en/of
"als je bij [naam] in de buurt komt, hoeft ie ook niet. Ik weet komy goed. Ik ben och elke dag in Tilburg [datum] tot snel Laters Geld doet veel zeggen ze toch. We gaan zien" en/of
Doe je dinh. Mij maakt niet uit. Maar jou kind gaat op alle sites. Allle sores. Porno alles. Telegram. Staat die al op" en/of
"jou zoon ket daar maar op, dalijk zit die ergens in Turkije", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Aan verdachte is in de tenlastelegging met parketnummer 01/223941-18 ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 11 november 2018 te Eindhoven [slachtoffer 7] , heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 7] dreigend de woorden toe te voegen "Als je mijn zoon niet los laat dan schiet ik je door je
hoofd" en/of "Wacht maar, ik zet 20000 euro op jouw hoofd. Je gaat het zien", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 11 november 2018 te Eindhoven opzettelijk de/een ambtena(a)r(en),te weten [slachtoffer 7] , brigadier van Politie Eenheid Oost-Brabant, en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] , respectievelijk hoofdagent en/of aspirant van Politie Eenheid Oost-Brabant, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, in zijn/haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd,
- door die [slachtoffer 7] de woorden toe te voegen: "kankerlijder" en/of

"kankerhond", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking, en/of

- door die [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] meermalen, althans éénmaal de woorden

toe te voegen: "kankerflikkers" en/of "kankerlijers" en/of "stinkhoer", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.

De tenlastelegging in de zaak met parketnummer 01/860291-17 is op vordering van de officier van justitie ter terechtzitting van 25 oktober 2019 gewijzigd. Van deze vordering is een kopie aan dit vonnis gehecht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De vordering na voorwaardelijke veroordeling.

De zaak met parketnummer 01/879533-16 is aangebracht bij vordering van 2 januari 2019. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Oost-Brabant d.d. 6 juli 2017. Een kopie van de vordering is aan dit vonnis gehecht.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in haar vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft ten aanzien van parketnummer 01/860291-17 gevorderd het ten laste gelegde feit integraal bewezen te verklaren met dien verstande dat de bewezen periode volgens de officier van justitie eindigt op 1 oktober 2012. Verdachte heeft misbruik gemaakt van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en van de kwetsbare positie van aangeefster [slachtoffer 1] waardoor zij niet anders kon dan toegeven aan zijn aanhoudende druk om voor hem te gaan en blijven werken in de prostitutie. Aangeefster [slachtoffer 1] was verslaafd, zij raakte sociaal geïsoleerd en ze was verliefd geworden op verdachte, die zich anders voordeed dan hij was. Verdachte heeft haar bedreigd en hij heeft geweld toegepast. Aangeefster werkte vijf dagen in de week, in het begin van 21:00 uur tot 9:00 uur en werd daarin gecontroleerd door verdachte. Zij mocht pas stoppen als verdachte het zei. Het economisch voordeel voor verdachte was enorm, hij werd door aangeefster onderhouden en een groot deel van het door haar verdiende geld is jarenlang naar verdachte gegaan. Het was verdachte enkel en alleen te doen om de inkomsten van aangeefster. Er was daarom evident sprake van een uitbuitingssituatie. De officier van justitie hecht meer geloof aan de verklaringen van aangeefster [slachtoffer 1] die zij vanaf maart 2016 is gaan afleggen dan aan de verklaringen van verdachte. De verklaringen van aangeefster [slachtoffer 1] zijn consistent, geloofwaardig en betrouwbaar en hetgeen aangeefster verklaart over de handelwijze van verdachte komt overeen met de handelwijze van verdachte ten opzichte van eerdere slachtoffers (onder meer [slachtoffer 10] ) en met de bevindingen die de politie onafhankelijk van die verklaringen heeft opgedaan zoals de in het dossier gevoegde tapgesprekken. Er is daarom volgens de officier van justitie voldoende wettig en overtuigend bewijs ter zake van de ten laste gelegde mensenhandel.
Met betrekking tot parketnummer 01/880154-18 heeft de officier van justitie gevorderd alle vier de feiten wettig en overtuigend bewezen te verklaren. Tot slot heeft de officier van justitie ook ten aanzien van parketnummer 01/223941-18 zich op het standpunt gesteld dat de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend kunnen worden bewezenverklaard.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft ten aanzien van parketnummer 01/860291-17 integrale vrijspraak bepleit. Verdachte heeft iedere betrokkenheid bij mensenhandel ontkend. Aangeefster [slachtoffer 1] werkte slechts gedurende een deel van de ten laste gelegde periode in de prostitutie en heeft destijds, in 2009, herhaaldelijk aangegeven dat zij het werk vrijwillig deed, dat ze zelf bepaalde wanneer ze ging werken en wanneer ze stopte, dat ze het werk graag deed en dat ze haar verdiensten nooit heeft afgestaan aan verdachte. Met hem had ze een relatie en toekomstplannen. Het gehele dossier is in lijn daarmee. Het door het Openbaar Ministerie aangeleverde feitenmateriaal ondersteunt alleen de stelling dat aangeefster [slachtoffer 1] als prostituee werkte maar ziet niet op onvrijwilligheid of dwang. De initiële tapgesprekken zijn goed uitlegbaar en zijn ook uitgelegd door de speciale relatie die tussen verdachte en aangeefster bestond, zij waren verliefd. Het door het Openbaar Ministerie aangeleverd feitenmateriaal dat ziet op geweld of dreiging met geweld, gaat over de ‘snackbar-fase’. Eén en ander speelt zich af na de ten laste gelegde periode. De verklaring van aangeefster uit 2016 dat sprake was van dwang en drang wordt door geen enkel bewijsmiddel gesteund, althans voor zover deze verklaring ziet op de pre-snackbar periode. Naar aanleiding van de nieuwe verklaringen van aangeefster is nauwelijks nader onderzoek verricht. De nieuwe, belastende verklaring van aangeefster wordt dan ook niet geschraagd door een tweede bewijsmiddel en er is daarom onvoldoende bewijs om tot een veroordeling te komen.
Met betrekking tot parketnummer 01/880154-18 heeft de raadsman zich ten aanzien van
feit 1 op het standpunt gesteld dat verdachte hiervan partieel moet worden vrijgesproken, nu niet kan worden bewezen dat hij heeft gedreigd met de woorden: “Ik laat al je ingewanden eruit halen. Niet alleen bij jou maar ook bij jouw familie”. Voor feit 2 is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden en daarom dient vrijspraak te volgen. Ten aanzien van feit 3 dient eveneens vrijspraak te volgen, omdat geen sprake is van een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht of zware mishandeling. Ook voor feit 4 moet verdachte worden vrijgesproken wegens een gebrek aan wettige en overtuigende bewijsmiddelen.
Tot slot heeft de raadsman van verdachte zich ten aanzien van hetgeen is ten laste gelegd onder parketnummer 01/223941-18 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.

Vrijspraakoverweging ten aanzien van parketnummer 01/860291-17.

De verdachte wordt, kort gezegd, verweten dat hij zich in de periode van 1 september 2007 tot en met 1 mei 2013 schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van aangeefster [slachtoffer 1] .
Beoordeling van de tenlastelegging door de rechtbank.
Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bewijsminimumregel houdt naar het oordeel van de rechtbank in dat er steeds twee van elkaar onafhankelijke bronnen (bewijsmiddelen) moeten zijn om tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit te komen.
Voor de onderhavige zaak betekent dit dat het bewijs van – kort gezegd – mensenhandel ten aanzien van aangeefster [slachtoffer 1] , voor wat betreft de feiten afzonderlijk niet uitsluitend kan worden gebaseerd op de verklaringen van aangeefster.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting onder meer betoogd dat steunbewijs voor de aangifte van aangeefster [slachtoffer 1] kan worden gevonden in de tapgesprekken die uit een eerder onderzoek genaamd [naam onderzoek 1] zijn overgenomen. Daarnaast heeft de officier van justitie gewezen op de handelwijze van verdachte ten opzichte van eerdere slachtoffers. De andere door de officier van justitie in haar requisitoir genoemde bewijsmiddelen betreffende de ten laste gelegde periode kunnen naar het oordeel van de rechtbank de aangifte van aangeefster niet ondersteunen, nu uit deze bewijsmiddelen alleen kan worden afgeleid dat aangeefster als prostituee werkzaam was. Concrete informatie over de gestelde uitbuiting door verdachte bevatten deze bewijsmiddelen niet.
Met betrekking tot de telefoontaps is de rechtbank van oordeel dat uit de inhoud van deze gesprekken en sms-berichten niet evident kan worden opgemaakt dat sprake is geweest van een uitbuitingssituatie. De gesprekken bevatten daarvoor te weinig informatie. Met de verdediging is de rechtbank bovendien van oordeel dat de inhoud van de gesprekken voor meerderlei uitleg vatbaar is. Dit geldt te meer nu op grond van verschillende informatie in het dossier wel vast lijkt te staan dat aangeefster [slachtoffer 1] en verdachte ten tijde van belang een (liefdes)relatie hadden en aangeefster [slachtoffer 1] in 2009 in het onderzoek [naam onderzoek 1] in verschillende verklaringen steeds met nadruk heeft aangegeven dat zij niet werd uitgebuit.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de verklaringen van aangeefster in onderlinge samenhang moeten worden beschouwd met de verklaringen van [slachtoffer 10] uit het onderzoek [naam onderzoek 1] , waaruit vele overeenkomsten te destilleren zijn en die daarom als schakelbewijs gebruikt kunnen worden. De rechtbank overweegt dat de verklaringen van aangeefster [slachtoffer 1] en [slachtoffer 10] weliswaar in algemene zin overeenkomsten vertonen, maar die overeenkomsten acht de rechtbank onvoldoende concreet om te concluderen dat (ook) ten aanzien van aangeefster [slachtoffer 1] sprake is geweest van mensenhandel zoals aan verdachte is ten laste gelegd. De rechtbank kan er bovendien ook hier niet omheen dat aangeefster [slachtoffer 1] en verdachte een (liefdes)relatie hadden. In haar verklaringen in 2009 heeft aangeefster [slachtoffer 1] herhaaldelijk aangegeven dat in haar geval van een uitbuitingssituatie beslist geen sprake was.
De rechtbank concludeert op grond van het bovenstaande dat er voor het ten laste gelegde feit onvoldoende wettig bewijs voorhanden is en dat verdachte daarom moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van parketnummer 01/880154-18 [1] :

Vrijspraakoverweging ten aanzien van feit 2.

Met de raadsman van verdachte is de rechtbank van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen hem is ten laste gelegd onder feit 2, nu de aangifte van aangeefster [slachtoffer 3] onvoldoende wordt ondersteund door het dossier. Aangeefster [slachtoffer 3] heeft de specifieke uitlatingen die aan verdachte zijn ten laste gelegd niet zelf ontvangen op haar telefoon, maar trekt slechts conclusies uit hetgeen zij heeft gehoord van haar dochter. Naar het oordeel van de rechtbank is daarom niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder feit 2 is ten laste gelegd, zodat verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1.
Aangeefster [slachtoffer 2] heeft bij haar aangifte – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard [2] :
Ik doe aangifte van bedreiging te Eindhoven, gepleegd door [verdachte] . Ik heb ruim drie jaar geleden een relatie met [verdachte] gekregen, in het begin leek hij lief voor me. Toen [verdachte] uit de gevangenis kwam merkte ik dat hij mij als zijn eigendom beschouwde. [verdachte] zei steeds dat ik van hem was, hij was de baas. Ik mocht echt helemaal niets, ik was alleen maar zijn eigendom. Twee weken geleden heb ik echt besloten de relatie te beëindigen. [verdachte] heeft mij toen bedreigd met de dood. Op zondag 8 april 2018 omstreeks 23.16 uur kreeg ik een gesproken WhatsApp bericht van [verdachte] . Hij bedreigt me dat hij mijn ingewanden eruit gaat laten halen. Niet alleen bij mij maar ook bij mijn familie. Dit bericht kwam van mobielnummer [telefoonnummer 1] . Ook op 9 april 03.43 uur stuurt hij me via WhatsApp: ”Je gaat liggen.” Met liggen bedoeld [verdachte] dat hij me af gaat maken. Ik weet dit zeker omdat [verdachte] dit heel vaak op deze manier tegen me heeft gezegd. Je gaat liggen is zijn manier om te zeggen dat hij me af gaat maken. [verdachte] gebruikt vijf verschillende nummers waarmee hij me benaderd. [telefoonnummer 1] , [telefoonnummer 2] , [telefoonnummer 3] , [telefoonnummer 4] , [telefoonnummer 5] . Op 27 mei 2018 02.08 uur bedreigt hij me dat er genoeg Marokkanen mij iets aan willen doen voor 1000,- euro. Op 27 mei 2018 om 02.10 uur stuurt hij “Jij gaat praten over mijn tijd en ik doe je niks maar zeg je niks dan maak ik jou af” en “Na de ramadan leef je niet meer”. Ik zal eigenlijk nergens veilig zijn dat heeft hij me een aantal keren duidelijk gemaakt. Ik ben heel erg bang dat hij mij daadwerkelijk iets aan gaat doen. Ik voel me nergens meer veilig. Durf eigenlijk niet eens de straat op, kijk steeds om me heen of ik [verdachte] zie.
Aangeefster [slachtoffer 2] heeft bij haar aangifte printscreens bijgevoegd van de Whatsappgesprekken [3] :
“Je gaat liggen” [4]
“Genoeg Marokkanen doe geld nodig hebben En jou iets aan willen doen boor 1000€” [5]
“Jij gaat praten over mijn tijd en ik doe jou niks maar zeg je niks dan maak ik jou Af” [6]
“ Na ramadan leef je noet meer” [7]
[verbalisant 1] heeft – zakelijk weergegeven – als volgt gerelateerd [8] :
Op vrijdag 8 juni 2018 had ik de door aangever [slachtoffer 2] beschikbaar gestelde geluidsopname beluisterd en beschreven. Deze geluidsopnames werden op 8 juni 2018 overhandigd aan mij. Mannenstem 1: “Ingewanden er uit halen, dat je dat weet hé”. In registratienummer 2018111304-2 had ik ook drie geluidsopnames beluisterd. In deze drie geluidsopnames is steeds één man aan het woord met een buitenlands accent. Ook in bovenstaand geluidsfragment hoor ik één man met een buitenlands accent. Ik hoorde aan het accent, de stem en de manier van praten dat het in alle vier de gesprekken dezelfde man betrof.
[verbalisant 2] en [verbalisant 1] hebben – zakelijk weergegeven – als volgt gerelateerd [9] :
Op woensdag 4 juli 2018 heb ik, verbalisant [verbalisant 2] samen met verbalisant [verbalisant 1] , verdachte [verdachte] gehoord over de bedreiging en vernieling. Vervolgens hebben wij de geluidsfragmenten van getuige J. [slachtoffer 4] beluisterd. Zowel ik, verbalisant [verbalisant 2] als verbalisant [verbalisant 1] herkenden in deze geluidsfragmenten de stem van verdachte [verdachte] . Wij herkenden zijn stem aan de klank, zijn manier van praten, zijn dialect en zijn woordgebruik. Ik, verbalisant [verbalisant 1] , heb de geluidsfragmenten van getuige [slachtoffer 4] en aangeefster [slachtoffer 2] beluisterd en heb gehoord dat alle geluidsfragmenten dezelfde stem betrof.
[verbalisant 3] heeft – zakelijk weergegeven – als volgt gerelateerd [10] :
Naar aanleiding van de aangifte onder [registratienummer] deed ik onderzoek naar [verdachte] . Aangeefster [slachtoffer 2] toonde mij een kaartje op haar telefoon. Hierop was het [bedrijf] te zien. Ik hoorde dat aangeefster [slachtoffer 2] zei dat verdachte
[verdachte] de eigenaar van dat bedrijf was. Ik maakte met haar toestemming een foto van het kaartje op haar telefoon. Ik voerde [bedrijf] ” in de zoekmachine Google op internet. Ik zag dat de zoekmachine een Facebookpagina als resultaat gaf. Ik zag dat er op de Facebookpagina van [bedrijf] bij het blokje info het telefoonnummer [telefoonnummer 5] stond. Ik zag dat dit telefoonnummer door aangeefster [slachtoffer 2] in haar aangifte werd genoemd als zijnde een telefoonnummer dat door verdachte [verdachte] werd gebruikt om haar te benaderen. Vervolgens vroeg ik via de Kamer van Koophandel het uittreksel van het [bedrijf] op. Ik zag dat het een eenmanszaak betrof en dat de volgende persoon als eigenaar te boek stond als eigenaar: Naam [verdachte] , geboortedatum [geboortedatum] 1985 te Eindhoven, adres [adres 2] te Eindhoven, datum in functie [datum] . Ik zag dat het telefoonnummer [telefoonnummer 6] als telefoonnummer van [bedrijf] was opgegeven.
Verdachte heeft bij de rechter-commissaris op 6 juli 2018 – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard [11] :
Ik schrik er zelf van wat er allemaal ligt. In mijn emotie ben ik verder gegaan dan de bedoeling was dus het zou goed kunnen dat ik al die dingen gezegd en geschreven heb. De emotie komt door de verhouding met [slachtoffer 2] .
Vaststelling op grond van de bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1.
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich meermalen schuldig heeft gemaakt aan het bedreigen van aangeefster [slachtoffer 2] door haar meermalen bedreigende berichten te sturen zoals onder feit 1 is ten laste gelegd. De rechtbank acht ook bewezen dat verdachte aangeefster [slachtoffer 2] heeft bedreigd door haar een gesproken bericht te sturen. Hoewel de verklaring van aangeefster en het relaas van verbalisant [verbalisant 1] over de gebruikte bewoordingen niet letterlijk overeen komen, acht de rechtbank op basis van voornoemde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangeefster heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door de woorden te gebruiken zoals aan hem zijn tenlastegelegd, te weten "Ik laat al je ingewanden eruit gaat laten halen. Niet alleen bij jou maar ook bij jouw familie", dan wel woorden van gelijke aard of strekking.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 3.
Aangever [slachtoffer 4] heeft bij zijn aangifte – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard [12] :
Ik doe aangifte van bedreiging door [verdachte] , gepleegd te Eindhoven. Bij mij stond de overtuiging, dat de verdachte zijn bedreiging werkelijk ten uitvoer zou leggen. Met de verdachte bedoel ik [verdachte] . [alias verdachte] is zijn bijnaam/roepnaam. [alias verdachte] appt mij via telefoonnummer [telefoonnummer 1] , naar mijn telefoonnummer [telefoonnummer 7] . Ook heeft [alias verdachte] mij bedreigd met woorden zoals: ”Nu jij nog sukkel dat je bent jou oog sla ik dicht waght maar”. Op 8 maart 2018 heb ik om 11:33 uur de volgende berichten gekregen: ”Kijken of je dan ook zo stoer ben, jij gaat zien [slachtoffer 4] , beloof ik jou. Let maar op jij gaat liggen”. Ik ben door de woorden die [alias verdachte] heeft geuit geschrokken. Ik weet dat [alias verdachte] echt tot alles in staat is. Ik ben bang dat [alias verdachte] mij en/of mijn familie iets aan doet. Ik weet dat [alias verdachte] zijn woorden in daden uitvoert.
[verbalisant 3] heeft – zakelijk weergegeven – als volgt gerelateerd [13] :
Door aangever [slachtoffer 4] werd een Whatsapp gesprek tussen hem en verdachte
[verdachte] bij zijn aangifte gevoegd. Ik bekeek het genoemde Whatsapp gesprek. Op 25 februari 2018 om 19:29 uur stuurt verdachte [verdachte] het volgende bericht: “Oke ik zeg 1 ding als ik jou tegen kon dan vind ik dat jou een goeie tik tegen je oren mag geven. Ik had nog gezegd”. Om 19:30 uur van dezelfde dag stuurde verdachte [verdachte] het bericht: “ [slachtoffer 2] het net ook 1 gehad” en “Nu jij nog sukkel dat he bent jou oog sla ik dicht waght maar”. Op 8 maart 2018 om 11:32 schreef verdachte [verdachte] het volgende: “Ik zeg alleen. Jij gaat boelen. Voelen. Let maar op en kijken of je dan ook zo stoer bent. Jij gaat zien [slachtoffer 4] . Beloof ok jou. Let maar op. Jij gaat liggen”.
Verdachte heeft bij de rechter-commissaris op 6 juli 2018 – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard [14] :
Ik schrik er zelf van wat er allemaal ligt. In mijn emotie ben ik verder gegaan dan de bedoeling was dus het zou goed kunnen dat ik al die dingen gezegd en geschreven heb. De emotie komt door de verhouding met [slachtoffer 2] .
Vaststelling op grond van de bewijsmiddelen ten aanzien van feit 3.
De rechtbank is op basis van bovenstaande bewijsmiddelen van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezenverklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de bedreiging van aangever [slachtoffer 4] zoals is ten laste gelegd. Verdachte heeft aangever meermalen bedreigende berichten gestuurd. Voornoemde berichten zijn van dien aard en onder zulke omstandigheden gedaan dat deze door [slachtoffer 4] redelijkerwijs konden worden opgevat als bedreigingen, ofwel met enig misdrijf tegen het leven gericht ofwel met zware mishandeling. Het verweer van de raadsman dat geen sprake zou zijn van een strafbare bedreiging omdat enkel is gedreigd met mishandeling, wordt derhalve verworpen.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 4.
Aangeefster [slachtoffer 5] heeft bij haar aangifte – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard [15] :
Hierbij doe ik aangifte van bedreiging gepleegd tussen 5 april 2018 om 00:30 uur en 8 april 2018 om 03:03 uur te Tilburg. Ik woon in Tilburg en heb een vriendin in Eindhoven genaamd [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] heeft een relatie gehad met [verdachte] . [slachtoffer 2] heeft geprobeerd de relatie te beëindigd maar [verdachte] blijft haar bedreigen en stalken. Inmiddels is hij ook mij gaan bedreigen via de telefoon. Ik zag dat [verdachte] mij op 5 april 2018 omstreeks 00.30 uur via snapchat een bericht stuurde. Ik las op mijn mobiele telefoon: “Wij gaan zien dan, jou kaak breek ik wel ff.” Verder las ik: “Als je bij [slachtoffer 2] in de buurt komt, hoeft ie ook niet. Ik weet komy goed. Ik ben och elke dag in Tilburg [datum] tot snel Laters Geld doet veel zeggen ze toch. We gaan zien”. Ik rijd geregeld in de [datum] van mijn moeder, samen met mijn zoontje [slachtoffer 6] . Ik ben bang dat [verdachte] mij iets aandoet. Hij is heel erg onvoorspelbaar.
Aangeefster [slachtoffer 5] heeft bij haar aangifte van 8 april 2018 printscreens bijgevoegd van Snapchat verzonden door [verdachte] _040 [16] :
“We gaan zien dan”
“Jou kaak breek ik wel ff”
“Als je bij [slachtoffer 2] in de buurt komt Hoeft ie ook niet Ik weet komy goed”
“Ik ben och elke dag in Tilburg”
“ [datum] tot snel”
“Laters”
“Geld doet veel zeggen ze toch”
“We gaan zien”. [17]
Verdachte heeft bij de rechter-commissaris op 6 juli 2018 – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard [18] :
Ik schrik er zelf van wat er allemaal ligt. In mijn emotie ben ik verder gegaan dan de bedoeling was dus het zou goed kunnen dat ik al die dingen gezegd en geschreven heb. De emotie komt door de verhouding met [slachtoffer 2] .
Vaststelling op grond van de bewijsmiddelen ten aanzien van feit 4.
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de bedreiging van aangeefster [slachtoffer 5] door haar bedreigende teksten te sturen via Snapchat. De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van de tenlastelegging met betrekking tot het gedeelte van Facebook, nu deze uitingen niet kunnen worden aangemerkt als een bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht of met zware mishandeling.
Ten aanzien van parketnummer 01/223941-18 [19] :
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1 en feit 2.
Verbalisant [slachtoffer 7] heeft bij zijn aangifte – zakelijk weergegeven – als volgt gerelateerd [20] :
Ik doe aangifte van bedreiging en belediging. In de nacht van zaterdag 10 op zondag 11 november 2018 was ik aan het werk op het Stratumeind te Eindhoven. Ik was daar werkzaam als politieagent en was belast met toezicht van de openbare orde. Ik was derhalve in uniform gekleed en was duidelijk herkenbaar als zijnde politieambtenaar. Rond de klok van 4:00 uur was er een opstootje op de [straatnaam] bij [naam club] . Diverse collegae waren daar ter plaatse en ik hoorde via de portofoon dat er niet meer collegae nodig waren. Op een gegeven moment hoorde ik via de portofoon dat er gevochten zou worden op de brede doorsteek en werd gevraagd om meer collega's ter plaatse. Ik kreeg via de portofoon de signalementen van de twee personen. Op Stratumseind sprak ik ze aan vroeg ik naar hun id-bewijzen. Ik zag en voelde dat er diverse mensen aan me begonnen te trekken en duwen en dat ze de staandehouding trachtten te voorkomen. Op een gegeven moment kwam er ook een wat kleine man bij, met kort gemillimeterd zwart haar en een bezweet hoofd. Tegen deze man doe ik aangifte. Hij gaf aan dat het zijn zoon was en hij wees daarbij naar de jongste jongen waarvan ik de identiteit vast wilde stellen. Hij gaf aan dat deze nog maar vijftien was en dat ik hem met rust moest laten, hij gaf aan dat ik hem maar moest aanhouden en zijn zoon met rust moest laten. Hij trachtte de staandehouding te voorkomen. Ik zag dat de vader, mocht hij dat inderdaad zijn, weer geagiteerd reageerde en ik zag dat hij kwaad werd en ik hoorde hem schreeuwen. Ik weet niet meer wat hij precies schreeuwde maar ik pakte hem bij zijn armen en zei dat hij rustig moest doen, dat er niets aan hand was en dat we alleen even de identiteit vast wilden stellen. Ik vertelde hem dat er helemaal niemand aangehouden zou worden. Ik zag dat hij mijn aankeek en rustig maar met luidde stem zei: "Als je mijn zoon niet los laat dan schiet ik je door je hoofd." Ik zag dat hij mij strak en intens aankeek. Ik schrok van deze woordelijke bedreigingen. Ik vertelde hem dat hij was aangehouden en draaide hem om en draaide zijn arm op zijn rug. Ik liep met hem mee naar een dienstvoertuig om hem door collega's naar het politiebureau te laten brengen. Bij het dienstvoertuig hoorde ik dat hij mij begon uit te schelden. Hij schreeuwde met luidde stem diverse malen kankerlijder en kankerhond. Daarbij keek hij mij aan en het was voor mij, voor mijn collega's en alle mensen op straat duidelijk dat het voor en tegen mij bedoeld was. Ik voel me door zijn gedrag in mijn goede naam en eer aangetast. Ik heb hem vervolgens in het dienstvoertuig gezet. Daar begon hij mij nogmaals te bedreigen. Hij gaf aan dat ik hem ging zien. Ik hoorde dat hij zei: "Wacht maar, ik zet 20.000 euro op jouw hoofd. Je gaat het zien." Ik zag dat hij mij hierbij weer strak aankeek. Ik weet in welke horecagelegenheid hij komt, ik weet in welke kringen hij verblijft en ik neem zijn bedreigingen dan ook daadwerkelijk serieus, ik ben bang dat hij zijn bedreigingen daadwerkelijk ten uitvoer brengt.
[verbalisant 4] heeft – zakelijk weergegeven – als volgt gerelateerd [21] :Op zondag 11 november 2018 omstreeks 04.00 uur was ik werkzaam als politieagent tijdens een horecadienst in het uitgangsgebied Stratumseind in Eindhoven. Ik voerde mijn dienst uit samen met mijn collega [slachtoffer 7] , werkzaam als brigadier bij de Eenheid Oost-Brabant. Toen wij probeerden om de twee mannen te controleren zag ik dat een andere man zich met onze staandehouding begon te bemoeien. Deze man bleek later te zijn genaamd: [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1985 te Eindhoven. Ik hoorde en zag dat mijn collega [slachtoffer 7] het gesprek begon met [verdachte] . Ik hoorde [verdachte] zeggen dat wij van zijn zoon af moeten blijven. Ik zag dat [verdachte] weer dicht tegenover collega [slachtoffer 7] ging staan, ik zag dat hij collega [slachtoffer 7] aankeek. Ik hoorde [verdachte] vervolgens zeggen: "Als je mijn zoon niet loslaat dan schiet ik je door de kop". Vervolgens hoorde ik mijn collega [slachtoffer 7] zeggen dat [verdachte] was aangehouden ter zake bedreiging. Ik heb bij deze aanhouding geassisteerd. Vervolgens hebben wij [verdachte] in de politiebus geplaatst. Ik zag dat [verdachte] vervolgens in de bus ging zitten en keek in de richting van mijn collega [slachtoffer 7] . Ik zag dat hij met zijn vinger wees in de richting van collega [slachtoffer 7] en ik hoorde hem zeggen: "Je bent een kankerlijder. Je bent een kankerhond". Daarna hoorde ik een harde knal. Ik zag vervolgens dat [verdachte] tegen de ramen van de politiebus aan het trappen en slaan was. Ook zag ik dat hij dit deed tegen het plexiglas tussen de bestuurder en passagiersruimte. Ik zag dat [verdachte] vervolgens weer door het raam keek en wees in de richting van collega [slachtoffer 7] . Ik hoorde [verdachte] toen zeggen: "Je gaat mij zien. Wacht maar. Ik zet 20.000 euro op jouw hoofd. Je gaat het zien”. Hierna hoorde ik dat hij bleef schelden.
Verbalisanten [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9] hebben – zakelijk weergegeven – als volgt gerelateerd [22] :
Op zondag 11 november 2018, omstreeks 04.00 uur, waren wij, verbalisant [slachtoffer 8] , hoofdagent en verbalisant [slachtoffer 9] , aspirant van politie eenheid Oost-Brabant, belast met het toezicht houden in het horecaconcentratiegebied van Eindhoven centrum. Wij zagen dat collega [slachtoffer 7] samen met collega [verbalisant 5] een verdachte vervoerde in de richting van ons dienstvoertuig. Wij zagen dat ze, de later volledig te noemen verdachte; [verdachte] , geboren op [geboortedatum] -1985 tegen de zijkant, bijrijderszijde, van onze arrestantenbus zette. We zagen dat de verdachte erg opgefokt was en we hoorden dat hij van alles aan het schreeuwen was. We hoorden dat hij iedereen uitmaakt voor onder andere kankerlijers. We zagen dat verdachte [verdachte] zo opgefokt was dat zijn voorhoofd helemaal bezweet was. We zagen dat verdachte [verdachte] achter in onze arrestantenbus werd geplaatst. Daarnaast zagen we dat hij door het glas collega [slachtoffer 7] aankeek en hierbij letterlijk zei: "Ik zet 20.000 op jouw hoofd". Ik, [slachtoffer 8] , hoorde dat verdachte [verdachte] zei dat hij hem wel ging neerschieten of woorden van gelijke strekking. Aangezien ik, [slachtoffer 8] , zag dat de verdachte [verdachte] hierbij collega [slachtoffer 7] aankeek ga ik er van uit dat hij met het woordje 'hem' op collega [slachtoffer 7] doelt. Wij zijn vervolgens met verdachte [verdachte] in ons dienstvoertuig naar het hoofdbureau gereden. Naast verdachte [verdachte] zat nog een andere verdachte van een totaal andere zaak in ons dienstvoertuig. Tijdens deze rit werden wij verbalisanten meerdere malen beledigd. Wij hoorden verdachte [verdachte] zeggen dat wij 'kankerflikkers' en 'kankerlijers' waren. Ik verbalisant, [slachtoffer 9] , hoorde dat ik door verdachte [verdachte] werd uitgemaakt voor 'stinkhoer'. Gedurende de gehele rit heeft verdachte [verdachte] ons beledigd. Wij verbalisanten kunnen ons herinneren dat wij continu werden uitgemaakt voor bovengenoemde woorden. Door deze woorden voelden wij verbalisanten ons in onze goede naam en eer aangetast. Te meer omdat de andere verdachte in ons dienstvoertuig alles heeft gehoord.
Vaststelling op grond van de bewijsmiddelen.
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte verbalisant [slachtoffer 7] meermalen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en verbalisanten [slachtoffer 7] , [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9] meermalen heeft beledigd.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
Ten aanzien van parketnummer 01/880154-18:
Ten aanzien van feit 1:
op tijdstippen in de periode van 8 april 2018 tot en met 03 juli 2018 te Eindhoven, telkens [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 2] (gesproken) whats app berichten te sturen, en die [slachtoffer 2] daarin dreigend de woorden toe te voegen:
"Ik laat al je ingewanden eruit gaat laten halen. Niet alleen bij jou maar ook
bij jouw familie.", en
"je gaat liggen", en
"er zijn genoeg Marokkanen, die jou voor 1000,- euro iets willen aandoen" en
"jij gaat praten over mijn tijd en ik doe je niks, maar zeg je niks dan maak ik jou af" en
"na de ramadan leeft je niet meer" althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Ten aanzien van feit 3:
op tijdstippen in de periode van 01 februari 2018 tot en met 8 maart 2018 te Eindhoven, [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door die [slachtoffer 4] via whats app berichten dreigend de woorden toe te voegen:
"Nu jij nog sukkel dat je bent jou oog sla ik dicht waght maar". en
"Kijken of je dan ook zo stoer ben, jij gaat zien [slachtoffer 4] , beloof ik jou. Let maar op jij gaat liggen".
Ten aanzien van feit 4:
op tijdstippen in de periode van 01 april 2018 tot en met 08 april 2018 te Eindhoven en te Tilburg, [slachtoffer 5] heeft bedreigd met zware mishandeling, door die die [slachtoffer 5] via snapchat dreigend de woorden toe te voegen:
"wij gaan zien dan, jou kaak breek ik wel ff" en
"als je bij [slachtoffer 2] in de buurt komt, hoeft ie ook niet. Ik weet komy goed. Ik ben och elke dag in Tilburg [datum] tot snel Laters Geld doet veel zeggen ze toch. We gaan zien"
Ten aanzien van parketnummer 01/223941-18:
Ten aanzien van feit 1:
op 11 november 2018 te Eindhoven [slachtoffer 7] , heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 7] dreigend de woorden toe te voegen "Als je mijn zoon niet los laat dan schiet ik je door je hoofd" en "Wacht maar, ik zet 20000 euro op jouw hoofd. Je gaat het zien".
Ten aanzien van feit 2:
op 11 november 2018 te Eindhoven opzettelijk de ambtenaren, te weten [slachtoffer 7] , brigadier van Politie Eenheid Oost-Brabant, en [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9] , respectievelijk hoofdagent en aspirant van Politie Eenheid Oost-Brabant, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd,
- door die [slachtoffer 7] de woorden toe te voegen: "kankerlijder" en "kankerhond", en
- door die [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9] meermalen de woorden toe te voegen: "kankerflikkers" en "kankerlijers" en "stinkhoer".
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd voor hetgeen zij bewezen heeft geacht aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden met aftrek als bedoeld in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft ten aanzien van parketnummer 01/860291-17 geen strafmaatverweer gevoerd, daar hij integrale vrijspraak heeft bepleit. Met betrekking tot de parketnummers 01/880154-18 en 01/223941-18 heeft de raadsman erop gewezen dat verdachte geen documentatie heeft op het gebied van bedreigingen en dat dan volgens de oriëntatiepunten een geldboete van € 250,00 een passende straf is.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diverse bedreigingen. Verdachte heeft aangeefster [slachtoffer 2] , nadat zij de relatie met hem had beëindigd, meermalen bedreigd en heeft ook (tijdens de relatie) vrienden uit haar omgeving bedreigd. Verdachte heeft door het uiten van zijn bedreigingen een grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van zijn slachtoffers. De bedreigingen hebben grote indruk op zijn slachtoffers gemaakt. De slachtoffers en in sommige gevallen ook hun familieleden hebben in angst geleefd en met de vraag of verdachte zijn bedreigingen daadwerkelijk zou uitvoeren. Zij zijn daardoor ernstig gehinderd in hun dagelijks bestaan.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het bedreigen en beledigen van ambtenaren in functie. Verdachte heeft zich uiterst hinderlijk en respectloos gedragen en de rechtbank neemt dat verdachte zeer kwalijk.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank gelet op het strafblad van verdachte. Daaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld tot aanzienlijke gevangenisstraffen. Deze eerdere veroordelingen hebben verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden nu opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden
volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf.
De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met aftrek als bedoeld in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .

De vordering van de benadeelde partij.
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 216.274,93 bestaande uit materiële schade tot een bedrag van € 196.274,93 en immateriële schade tot een bedrag van € 20.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en wenst oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, ter zake van het ten laste gelegde onder parketnummer 01/860291-17.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij integraal toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard, nu verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. Subsidiair heeft hij zich op het standpunt gesteld dat de vordering onvoldoende is onderbouwd door de door aangeefster overgelegde zelfgemaakte boekhouding.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de verdachte wordt vrijgesproken van het ten laste gelegde feit onder parketnummer 01/860291-17 waarop de vordering van de benadeelde partij betrekking heeft. De rechtbank zal de benadeelde partij veroordelen in de kosten van de verdachte als bedoeld in artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering. Deze kosten worden begroot op nihil.

Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 01/879533-16.

De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd aan bovengenoemde strafbare feiten heeft schuldig gemaakt.
In hetgeen ter terechtzitting aan de orde is gekomen, ziet de rechtbank aanleiding te gelasten dat een gedeelte van de straf alsnog ten uitvoer zal worden gelegd, te weten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen. Bijzondere omstandigheden die aan de tenuitvoerlegging van dat gedeelte in de weg zouden staan zijn niet aanwezig.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 57, 267 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
spreekt verdachte vrij van hetgeen onder parketnummer 01/860291-17 en onder parketnummer 01/880154-18 onder feit 2 is ten laste gelegd.
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
Ten aanzien van parketnummer 01/880154-18
Ten aanzien van feit 1:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegdTen aanzien van feit 3:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling
Ten aanzien van feit 4:bedreiging met zware mishandeling
Ten aanzien van parketnummer 01/223941-18
Ten aanzien van feit 1:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegdTen aanzien van feit 2:eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegdverklaart verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende straf
Ten aanzien van parketnummer 01/880154-18 feit 1, feit 3, feit 4 en parketnummer 01/223941-18 feit 1 en feit 2:Een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht
Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden. Deze voorlopige hechtenis is op 19 juli 2018 reeds geschorst.
Ten aanzien van parketnummer 01/860291-17:Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 1] in de vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.

Beslissing na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 01/879533-16:

Gelast de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Oost-Brabant in de zaak met parketnummer 01/879533-16 van 6 juli 2017 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S.J.W. Hermans, voorzitter,
mr. B.A.J. Zijlstra en mr. L.R.H. Koekoek, leden,
in tegenwoordigheid van mr. M.M.A. Akkers, griffier,
en is uitgesproken op 8 november 2019.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgenomen in het einddossier van de politie eenheid Oost-Brabant, district Eindhoven, basisteam Eindhoven-Noord, genummerd [PL nummer] , aantal pagina’s: 1-478. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen opgenomen in genoemd einddossier.
2.Proces-verbaal aangifte d.d. 5 juni 2018, pagina 17-33.
3.Een schriftelijk bescheid, te weten de als bijlage bij het proces-verbaal aangifte van 5 juni 2018, gevoegde weergave van de WhatsApp-gesprekken, pagina 17-33.
4.Pagina 24.
5.Pagina 25.
6.Pagina 26.
7.Pagina 26.
8.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 juni 2019, pagina 34.
9.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 juli 2018, pagina 222.
10.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 juni 2018, pagina 208-213.
11.Proces-verbaal verhoor van verdachte bij de rechter-commissaris d.d. 6 juli 2018.
12.Proces-verbaal aangifte d.d. 8 juni 2018, pagina 283-407.
13.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 juni 2018, pagina 408-432.
14.Proces-verbaal verhoor van verdachte bij de rechter-commissaris d.d. 6 juli 2018.
15.Proces-verbaal aangifte d.d. 15 juni 2018, pagina 435-436.
16.Een schriftelijk bescheid, te weten de als bijlage bij het proces-verbaal aangifte van 8 april 2018, gevoegde weergave Snapchat, pagina 437-448.
17.Pagina 440.
18.Proces-verbaal verhoor van verdachte bij de rechter-commissaris d.d. 6 juli 2018.
19.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgenomen in het einddossier van de politie eenheid Oost-Brabant, district Eindhoven, districtsrecherche Eindhoven, genummerd [PL nummer 2] , aantal pagina’s: 1-25. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen opgenomen in genoemd einddossier.
20.Proces-verbaal aangifte d.d. 11 november 2018, pagina 5-7.
21.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 13 november 2018, pagina 8-10.
22.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 november 2018, pagina 13-14.