ECLI:NL:RBOBR:2019:7777

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
14 februari 2019
Publicatiedatum
31 maart 2020
Zaaknummer
01/845273-18
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel met minderjarige, gepleegd door meerdere personen

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 14 februari 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van mensenhandel. De verdachte heeft samen met anderen een minderjarig meisje, geboren op [geboortedatum 2] 2000, vanuit Hongarije naar Nederland gebracht met het doel haar in de prostitutie te laten werken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] het slachtoffer hebben geworven, vervoerd en gehuisvest met het oogmerk van uitbuiting, terwijl het slachtoffer de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als betrouwbaar en geloofwaardig beoordeeld, ondanks het verweer van de verdediging dat deze verklaringen onbetrouwbaar zouden zijn. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen schending van het ondervragingsrecht was, omdat er voldoende inspanningen waren geleverd om het slachtoffer als getuige te horen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering. De rechtbank heeft de zaak behandeld op basis van de artikelen 14a, 14b, 14c, 27, 47, 57 en 273f van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/845273-18
Datum uitspraak: 14 februari 2019
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 1995,
wonende te [adres 1]
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van de onderzoeken ter terechtzitting van 15 augustus 2018, 29 oktober 2018 en 31 januari 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 6 juli 2018.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van [geboortedatum 3] 2017 tot en met 21 augustus 2017 te Hongarije en/of Duitsland en/of Venlo en/of Eindhoven, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
A (sub 2)
[slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 2000) heeft geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer] , terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt en/of
B (sub 3)
[slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 2000) heeft aangeworven, medegenomen of ontvoerd, met het oogmerk die [slachtoffer] in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van één of meer seksuele handeling(en) met of voor een derde tegen betaling
C (sub 5)
[slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 2000) ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling, dan wel ten aanzien van die [slachtoffer] enige handeling heeft ondernomen waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die handelingen, terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren
nog niet had bereikt en/of
D (sub 8)
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 2000) met of voor een derde tegen betaling,
terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt en/of
E (sub 9)
[slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 2000) door dwang, geweld of één of meer andere feitelijkheden, door dreiging met geweld of één of meer andere feitelijkheden, door misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft gedwongen dan wel bewogen hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handeling(en) van [slachtoffer] met of voor een derde,
immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s), in voornoemde periode
- een liefdesrelatie aangegaan/onderhouden met voornoemde [slachtoffer] en/of
- die [slachtoffer] voorgesteld om prostitutiewerkzaamheden te gaan verrichten en/of
- die [slachtoffer] eerst aangeven dat zij 30% van haar verdiensten moest afstaan en dat dat later 50% bleek te zijn en/of
- die [slachtoffer] vervoerd dan wel laten vervoeren naar Nederland en/of
- die [slachtoffer] onderdak verleend en/of
- die [slachtoffer] aangeven dat zij het identiteitsbewijs van haar zus moest gebruiken

en/of

- die [slachtoffer] instructies gegeven wat ze bij controles moest zeggen en/of
- die [slachtoffer] (meermalen) van en/of naar een prostitutieplek vervoerd en/of
- het door de klant(en) betaalde geld voor de prostitutiewerkzaamheden in ontvangst genomen en/of
- die [slachtoffer] angst aangejaagd en/of - de prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer] gecontroleerd, althans haar

verdiensten uit haar prostitutiewerkzaamheden gecontroleerd en/of

- die [slachtoffer] bewogen (een deel van) haar verdiensten uit de prostitutie

aan hem, verdachte, af te staan/af te dragen

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Inleiding.
De verdachte wordt - kort samengevat - verweten dat hij samen met (een) ander(en) een minderjarig meisje vanuit Hongarije naar Nederland heeft gebracht met het doel haar in Nederland als prostituee te laten werken om daar financieel voordeel uit te trekken.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen met uitzondering van een tweetal uitvoeringshandelingen te weten:
- het door de klanten betaalde geld voor de prostitutiewerkzaamheden in ontvangst nemen en/of
- de prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer] controleren.
Over het bestanddeel onder D van de tenlastelegging heeft de officier van justitie zich niet uitgelaten.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft vrijspraak van het ten laste gelegde feit bepleit en daartoe allereerst aangevoerd dat de verklaringen van [slachtoffer] , voor zover daarin bewijs tegen cliënt zou worden gevonden, onbetrouwbaar zijn en derhalve niet als bewijsmiddel mogen worden gebruikt.
Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat ten aanzien van (de verklaringen van) aangeefster sprake is van schending van het ondervragingsrecht, hetgeen in strijd is met de Vidgen-jurisprudentie van het EHRM. Een veroordeling die mede is gebaseerd op de verklaringen van [slachtoffer] zou de procedure geheel strijdig maken met artikel 6 van het EVRM.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
Partiële vrijspraak
De rechtbank zal verdachte vrijspreken voor het onder D (sub 8) tenlastegelegde. Op grond van het dossier en het verhandelde ter zitting is immers niet gebleken dat [slachtoffer] al geld had afgedragen aan verdachte en/of zijn mededader(s). Blijkens de verklaring van [slachtoffer] had zij twee klanten gehad voordat de verbalisanten kwamen. Zij heeft niet verklaard over verdiend geld dat zij reeds had afgestaan. Ook anderszins is niet gebleken dat verdachte en/of zijn mededader(s) voordeel heeft/hebben gehad van de seksuele handelingen van [slachtoffer] .
Bewijsmiddelen:
De rechtbank acht de volgende bewijsmiddelen redengevend voor de bewezenverklaring:

het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door [verbalisant 1] op 12 oktober 2017, pag. 54-55, onder meer inhoudende:
Op 21 augustus 2017 (…) hebben wij een prostitutiecontrole uitgevoerd op het [straatnaam] te Eindhoven (…) Wij zagen op dat moment een voor ons onbekende dame vanuit de gang naar de ‘vitrine’ lopen. (…) Vervolgens overhandigde deze dame mij een Hongaars ID-bewijs op naam --- [slachtoffer] , [naam 1] geboren op [geboortedatum 3] 1998. (…) Zij vertelde dat het pasje van haar zus was en dat zij [slachtoffer] was en 16 jaar oud, geboren op [geboortedatum 2] 2000.

het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door [verbalisant 2] en [verbalisant 3] op 12 september 2017, pag. 70 tot en met 72, onder meer inhoudende:
Wij hoorden [slachtoffer] aan ons vertellen dat:
- zij in Hongarije op een feest een jongen genaamd [verdachte] heeft leren kennen. (…)
- [slachtoffer] hem heeft verteld dat haar zus geld verdiende met prostitutie. (…)
- [verdachte] zei dat hij een kennis had en door die kennis haar zus meer kon verdienen.
- die kennis van [verdachte] [medeverdachte] betrof. (…)
- [verdachte] daarna een ontmoeting had geregeld met [medeverdachte] .
- [medeverdachte] ook in Nederland woont.
- [medeverdachte] en [verdachte] naar de woning van haar zus zijn gekomen in [plaats] . (…)
- [medeverdachte] toen met zijn Mercedes bij haar zus was.(…)
- de Mercedes van [medeverdachte] een hele dure Mercedes was.(…)
- deze Mercedes licht grijs/wit van kleur was.
- het kenteken van deze Mercedes volgens haar een Hongaars kenteken was. (…)
- het ter sprake kwam dat [slachtoffer] zelf ook zou kunnen werken als prostituee
- [medeverdachte] zei dat zij dan het identiteitsbewijs van haar zus moest gebruiken omdat zij pas 16 jaar oud was en nog niet mocht werken. (…)
- [verdachte] haar hierheen heeft gebracht omdat [medeverdachte] niet door Duitsland mocht reizen.
- [medeverdachte] had gezegd in de eerste instantie dat zij 30% van haar verdiensten aan hem moest afgeven en later werd dat 50%. (…)
- [medeverdachte] vertelde dat de politie daar regelmatig controles uitvoerde.
- zij van [medeverdachte] te horen kreeg dat iedere keer hetzelfde verhaal aan de politie moest vertellen. (…)
- zij op zaterdag in Nederland zijn aangekomen. (…)
- zij naar de woning van [medeverdachte] zijn gegaan.
- [medeverdachte] nog in Hongarije was (…)
- zij samen met [verdachte] de volgende dag, zondag, de hele dag in de woning van [medeverdachte] zijn verbleven.
- in de woning van [medeverdachte] de moeder van [medeverdachte] en één zoontje van [medeverdachte] genaamd [naam 2] van ongeveer 1 jaar oud in de woning aanwezig waren.
- [medeverdachte] nog een zoontje heeft dat bij [medeverdachte] en zijn vrouw in Hongarije verblijft.
- dit zoontje ook [medeverdachte] heet.
- de vrouw van [medeverdachte] is genaamd: [naam 3] .
- [medeverdachte] dinsdag met het vliegtuig naar Nederland zou komen (…)
- [medeverdachte] aan [verdachte] heeft gevraagd bij haar te blijven.
- zij op maandag door [verdachte] naar haar werkplek in Eindhoven is gebracht.
- zij het oude gsm-toestel van [medeverdachte] had gekregen.
- [medeverdachte] haar op die telefoon zou bellen en [medeverdachte] had gezegd dat zij dan op moest nemen.

het proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer] opgemaakt door [verbalisant 4] en [verbalisant 5] op 26 september 2018, pag. 87 tot en met 90, onder meer inhoudende:
Ik heb [verdachte] ongeveer 1 maand geleden ontmoet. (…) [verdachte] vroeg hoe mijn zus aan haar geld kwam. (…) [verdachte] vertelde dat hij een kennis had die mijn zus wel verder zou kunnen helpen met dit werk. (…) Er is besproken dat [medeverdachte] en [verdachte] mijn zus naar Nederland zouden brengen om daar in de prostitutie te werken. Ik zei toen dat ik ook interesse had en zo is het begonnen. (…) Ik ben samen met [verdachte] in zijn auto naar Nederland gereisd. (…) In Nederland zijn we naar het huis van [medeverdachte] gegaan.
V: Hoe weet je dat je in de woning van [medeverdachte] was?
A: Dat heeft hij verteld. Hij woonde daar samen met zijn moeder en een zoontje. (…)
Ik heb de telefoon gekregen voordat we naar Nederland vertrokken. Ik heb de telefoon in Hongarije van hem gekregen. (…) De telefoon was nodig zodat hij me overal kon bereiken. (…) Ik heb [medeverdachte] in Nederland niet gezien. (…)
V: Wiens idee was het om jou op het [straatnaam] te laten werken?
A: Dat was het idee van [medeverdachte] . (…)
V: Hoe wist je waar je moest zijn?
A: Dat was besproken. (…)
[medeverdachte] zei dat ik niets onder de 50 euro moest doen. (…) [verdachte] zou mij brengen en ophalen. (…)
V: Waar zou je tijdens je verblijf in Nederland slapen?
A: In het huis van [medeverdachte] . (…)
V: Waar bestaat de 400 euro schuld uit die je [medeverdachte] schuldig bent?
A: Uit enkel de reisschuld verder niets. Ik zou van mijn verdiende geld vervolgens de helft aan [medeverdachte] betalen. Ik had hierin verder geen keus. (…)
[medeverdachte] heeft gezegd dat als ik mijn verhaal aan de politie zou vertellen dat ik en mijn familie dan mogelijk naar de gevangenis zouden moeten. Ik bedoel dan dat ik tegen de politie zou vertellen dat [medeverdachte] wist dat ik nog maar 16 jaar ben en dat hij me toch in Nederland in de prostitutie heeft laten werken.

het proces-verbaal van Verhoor van aangeefster [slachtoffer] opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 4] opgemaakt op 3 oktober 2017, pag. 96 en 97, onder meer inhoudende:
[medeverdachte] zou voor mij een valse ID-kaart regelen. Later kreeg ik te horen dat dit niet lukte. (…)
V: Jij zei net dat het een week duurde voordat er over gesproken werd. Wat bedoel je daarmee?
A: Het was zo dat ze die week elke avond langs kwamen om te praten. (…) Later werd er pas besproken over het werken in Nederland en hoe dat geregeld kon worden. (…)
V: Wat ik nu zou willen weten is, is hoe het gelopen is dat jij naar Nederland ging met de ID kaart van zus?
A: Ik heb haar ID-kaart gepakt en ben gegaan.
V: Toen jullie bij de woning waren kenden de moeder van [medeverdachte] en [verdachte] elkaar?
A: Nee ik denk het niet. Ze stelden zich aan elkaar voor.
V: Vertel eens hoe dat gaat. Er staan een onbekende man en vrouw bij iemand aan de deur. Jullie kennen elkaar niet maar jullie mogen binnen er wordt gekletst en jullie mogen daar slapen.
A: De moeder van [medeverdachte] wachtte ons al op. Zij wist dat wij kwamen.
(…) Ik moest me melden bij [adres 2] . Dat wist ik van [medeverdachte] . (…)

het proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer] opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 7] op 11 november 2017, pag. 104 tot en met 107:
O verbalisanten: Je verklaarde eerder dat jij met [verdachte] enkele ontmoetingen hebt gehad.
V: Wat deden jullie dan?
A: We hebben met elkaar gepraat. Ik was verliefd. (…) We hadden een relatie samen. We hadden ook een seksuele relatie. (…) Omdat [verdachte] alleen in Nederland was had [verdachte] mij naar het [straatnaam] gebracht. Twee dagen later zou [medeverdachte] naar Nederland komen dan zou hij dit doen. (…) [medeverdachte] heeft mij geld gegeven voor de huur op het [straatnaam] . (…) [medeverdachte] heeft het geld niet aan mij gegeven maar aan [verdachte] . (…) Ik had gepast geld gekregen van [verdachte] . (…)
V: Wat kun je ons vertellen over het telefoongesprek op het AEG toestel toen je onderweg naar Nederland was?
A: Ja, dat klopt. [medeverdachte] heeft [verdachte] opgebeld en gezegd dat alles oke was.
V: Wie had het gsm toestel in zijn bezit tijdens de reis?
A: [verdachte] had toen die AEG telefoon in zijn bezit. (…) Ik heb die telefoon pas gekregen toen ik ging werken.

het proces-verbaal van verhoor van [getuige 1] opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 8] en [verbalisant 3] op 24 augustus 2018, pag. 164 en 165, onder meer inhoudende:
Afgelopen zondag werd ik middels een Facetime-gesprek gebeld door een jongedame met een zonnebril op (…) ze sprak perfect Engels. (….) De dame vroeg direct of er een kamer vrij was. (…) Ik wist dat er bij [getuige 2] , exploitant van [cabinenummer] en [cabinenummer 2] , een plek vrij was op [cabinenummer] . De dame vertelde dat ze maandag tussen 10.00 en 12.00 uur op het plein zou zijn. Ik vertelde haar dat ze zich bij [cabinenummer] kon melden. (…) Ik heb [getuige 2] toen gebeld. (…) Op maandag werd ik gebeld door [getuige 2] (…) [getuige 2] vertelde (…) dat ze bijna geen Engels sprak. (…) Mijn telefoonnummer is [telefoonnummer 1] (…).

het proces-verbaal van verhoor van [getuige 2] Wierig opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 8] en [verbalisant 3] op 24 augustus 2018, pag. 170 en 171, onder meer inhoudende:
Ik ben exploitant op het [straatnaam] , ik beheer de ramen [cabinenummer] en [cabinenummer 2] . (…) Op zondag 20 augustus 2017 belde [getuige 1] belde mij op of ik plaats had. Ik vertelde dat het klopte. (…) Ik hoorde van [getuige 1] dat ze de volgende dag zou komen.

het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door [verbalisant 9] op 28 februari 2018, pag. 568 en 569, onder meer inhoudende:
Op dinsdag 20 februari 2018 werd (…) de woning aan de [adres 3] doorzocht. Betreffende woning werd bewoond door o.a. [medeverdachte] en zijn partner [naam 3] . (…) Tijdens de zoeking werd onder andere een GSM telefoon van het merk Samsung (..) aangetroffen. (…) De in de woning aangetroffen telefoon van het merk Samsung werd nader onderzocht. (…) Er is een bericht aangetroffen die op 5-1-2017 verzonden is door de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] . (…) De inhoud van dit bericht luidt: ‘Goedemorgen lief. Ik ben naar de dokter met [naam 2] . Bel mij als jullie wakker zijn. Ik hou heel veel van jullie.’ (…) [naam 2] is een van de kinderen van [naam 3] en [medeverdachte] .

het proces-verbaal analyse telecommunicatie opgemaakt door [verbalisant 10] op 4 september 2017, pag. 236 en 237, onder meer inhoudende:
Op donderdag 24 augustus 2017 werd aan mij, verbalisant, voor onderzoek aangeboden een GSM: Merk: AEG. (…) [Imei nr.] . [Imei nr 2] (…)
Door mij werd het toestel handmatig bekeken aan de hand waarvan ik kan stellen dat:
De batterij van de GSM leeg was en datum en tijd moesten opnieuw worden ingesteld. Als de datum en tijd niet opnieuw wordt in gesteld dan is de datum en tijd op dit toestel standaard 01-01-2016. (…)
Het toestel op 01-01-2016 om 18.19 gebeld is door + [telefoonnummer 3] en er 41 seconden contact is geweest.
Het toestel op 01-01-2016 om 08.56 gebeld is door + [telefoonnummer 2] en er 4 minuten contact is geweest.
Het toestel op 01-01-2016 om 17.36 gebeld is door + [telefoonnummer 2] en er 3 minuten en 39 seconden contact is geweest.
Het toestel op 01-01-2016 om 18.09 gebeld is door + [telefoonnummer 2] en er 1 minuut en 11 seconden contact is geweest.

het proces-verbaal analyse telecommunicatie opgemaakt door [verbalisant 9] op 6 november 2017, pag. 250 tot en met 253, onder meer inhoudende:
Op 21 augustus 2017 werd een GSM telefoon van het merk AEG bij aangeefster [slachtoffer] aangetroffen en inbeslaggenomen. (…) Uit ingesteld onderzoek is gebleken dat: Merk: AEG. (…) [Imei nr.] . [Imei nr 2] . [telefoonnummer 5] . (…) Uit de analyse is mij gebleken dat het [telefoonnummer 5] op 19-08-2017 om 04:14 uur in gebruik werd genomen. (…) Verder zag ik dat veelvuldig inkomende gesprekken hebben plaatsgevonden. Het inbellende nummer betrof [telefoonnummer 2] . Dit betreft een mobiel telefoonnummer afgegeven in Hongarije. Het laatste telefonische contact met dit nummer vond plaats op 19-08-2017 om 22:23 uur. (…) Ik zag dat op 19-08-2017 22:33 uur dit nummer, [telefoonnummer 5] werd gebeld door de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 3] . (…)
Ik zag dat er veelvuldig telefonische contacten zijn geweest tussen de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 3] en [telefoonnummer 2] . Het eerste contact tussen deze telefoonnummers plaats vond op 21-07-2017 en het laatste contact op 21-08-2017 om 18:27 uur. Het viel mij, verbalisant, op dat er op 19-08-2017 in totaal 16 keer telefonisch contact tot stand kwam tussen de telefoonnummers [telefoonnummer 3] en [telefoonnummer 2] , terwijl op de overige dagen enkele keren over en weer contact had plaatsgevonden. (…) De betreffende gesprekken zijn tot stand gekomen/afgeleverd door de zend/ontvangstmast die zich op het [adres 4] bevindt. (…)
Ik zag dat met het telefoonnummer [telefoonnummer 3] veelvuldig contact tot stand was gekomen met de [telefoonnummer 6] (…). [telefoonnummer 6] (…) een abonnementsnummer betreft op naam gesteld van [naam 3] , adres: [adres 5] . (…)
Op 4 maart 2017 werd door [medeverdachte] een melding (…) gedaan. Hierbij gaf hij aan gebruiker te zijn van het telefoonnummer [telefoonnummer 7] . (…) Uit de analyse verkeersgegevens van [telefoonnummer 6] en [telefoonnummer 7] (…) is gebleken dat de telefoonnummers veelvuldig telefonische contacten hebben gehad met de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 3] . (…)
Ik zag dat de 2 telefoonnummers 1= [telefoonnummer 3] en 2= [telefoonnummer 6] in gebruik zijn geweest in de GSM telefoon voorzien van het [Imei nr 3] .
Er (…) werd op [geboortedatum 2] 2017 een aanvang gemaakt met het opnemen en afluisteren van de gevoerde gesprekken met het telefoonnummer [telefoonnummer 8] . Uit de inhoud van opgenomen en afgeluisterde gesprekken is mij gebleken dat het telefoonnummer [telefoonnummer 8] veelvuldig in gebruik is bij moeder van [medeverdachte] , genaamd [naam 4] . (…) Uit de opgenomen en afgeluisterde gesprekken die gevoerd zijn over de telefoonlijn [telefoonnummer 8] dat veelvuldig in gebruik is bij (…) [naam 4] voornoemd is mij gebleken dat zij gebruik maakte van een GSM telefoon voorzien van het [Imei nr 4] .
(…) Zendmastlocatie [adres 4] in de directe nabijheid van de woning aan de [adres 5] te Geldrop is gelegen.

het proces-verbaal van bevindingen analyse opgemaakt door [verbalisant 9] op 6 december 2017, pag. 271 en 272, onder meer inhoudende:
In het belang van dit onderzoek werden van de telefoonnummers [telefoonnummer 1] , in gebruik bij [betrokkene] (…) historische verkeersgegevens opgevraagd en verkregen. (…) Uit analyse blijkt mij dat op de hieronder genoemde dagen en tijden contacten zijn geweest met de Hongaarse telefoonnummer hieronder genoemd:
(…)
19-08-2017 15:48:50 [telefoonnummer 2] [telefoonnummer 9]
20-08-2017 08:56:04 [telefoonnummer 2]
20-08-2017 09:34:08 [telefoonnummer 2] [telefoonnummer 9]
21-08-2017 08:17:33 [telefoonnummer 2]

het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door [verbalisant 11] op 13 maart 2018, pag. 425 en 426, onder meer inhoudende:
Na onderzoek in de, bij het 16 jarig Hongaarse meisje, in beslaggenomen telefoon, bleek dat met het Hongaarse telefoonnummer + [telefoonnummer 2] meerdere malen contact was geweest. (…)
Uit het van de Hongaarse autoriteiten ontvangen bestand blijkt dat het genoemde telefoonnummer staat op naam van:
Naam: [naam 3] . (…)

het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer] opgemaakt door [verbalisant 12] en [verbalisant 4] op 15 mei 2018, pag. 605, onder meer inhoudende:
[slachtoffer] heeft mijn ID gejat. (…)

het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 13] op 19 mei 2018, pag. 960 tot en met 962 en 964 , onder meer inhoudende:
Het klopt dat dat meisje met mij is meegegaan naar Nederland. (…)
V: Waar verbleef jij in Nederland?
A: Bij mijn nicht en haar familie. (…)
V: Wie is je nicht?
A: [naam 3] . (…)
V: Waren [medeverdachte] en [naam 3] nu wel of niet in Nederland?
A: Nee die waren er niet, De moeder van [medeverdachte] met de baby was er. (…)
V: Dus in Nederland aangekomen gaan jullie naar het huis van [medeverdachte] ?
A: Ja.
V: Daar ga jij met dat meisje slapen?
A: Ja.
V: De volgende dag heb jij haar weggebracht?
A: Ja (…)
V: Weet jij hoe het meisje heet?
A: [slachtoffer] . (…)
Ik heb haar afgelopen zomer leren kennen in een uitgaansgelegenheid. (…)
V: (…) Was het vriendschappelijk of liefde?
A: Vriendschappelijk.
V: Was ze verliefd op jou?
A: Ik denk het wel.

het proces-verbaal van verdenking opgemaakt door [verbalisant 14] op 12 september 2017, pag. 628 en 629, onder meer inhoudende:
[medeverdachte] (…) is meerdere malen in de omgeving van Eindhoven alsmede nabij het [straatnaam] (…) gesignaleerd (…). Hij reed dan in een witte Mercedes, type CL350, voorzien van het Hongaarse [kenteken] . (…) Blijkens GBA staat [medeverdachte] ingeschreven op het adres [adres 5] te Geldrop. (…) Blijkens het GBA staan op het adres [adres 5] te Geldrop tevens ingeschreven:
- [naam 3] , geboren op [geboortedatum 4] 1986
- [naam 5] geboren op [geboortedatum 5] 2015
- [naam 2] geboren op [geboortedatum 6] 2016

het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte] opgemaakt door [verbalisant 15] op 21 februari 2018, pag. 700 en 702, onder meer inhoudende:
V: Hoe lang ben jij vorig jaar augustus in Hongarije geweest?
A: (…) Ik was daar ongeveer twee weken. Ik weet niet precies de data. Ik was daar met mijn vrouw en kinderen.
V: Jouw vrouw geeft aan dat er maar 1 kind in Hongarije was, dit van 19 tot 21 augustus.
A: Ja dat klopt met [medeverdachte] . (…) het jongste kind was bij mijn moeder.
(…) [verdachte] kent met mijn moeder niet eens.

het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte] opgemaakt door [verbalisant 15] op 22 februari 2018, pag. 704, onder meer inhoudende:
V: Ja dat is toch de reden dat je niet meer in Duitsland mag komen?
A: Geen idee (…)
V: Jij hebt toch in Duitsland vastgezeten voor mensenhandel?
A: Ja dat klopt. (…)

het proces-verbaal van verhoor van verdachte [naam 3] opgemaakt door [verbalisant 4] en [verbalisant 6] op 20 februari 2018, pag. 850 en 854, onder meer inhoudende:
We hebben twee auto’s (…) en een Mercedes. Deze Mercedes staat in Hongarije.
Het beroep op de Vidgen-jurisprudentie van het EHRM
Zoals hiervoor reeds beknopt naar voren is gebracht, heeft de verdediging zich beroepen op de uitsluiting van het bewijs van de verklaringen van [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) op grond van de Vidgen-jurisprudentie. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat het ondervragingsrecht zoals bedoeld in artikel 6, derde lid, van het EVRM is geschonden. [slachtoffer] is nimmer ter terechtzitting verschenen of door een rechter gehoord. De verdediging heeft hierdoor nooit de mogelijkheid gehad haar vragen te stellen. De verklaring van [slachtoffer] vormt het enige direct belastende bewijs. Van enige compenserende maatregel is geen sprake geweest. De verstrekking van de audio-opnamen van de verhoren van [slachtoffer] door het openbaar ministerie is daarvoor onvoldoende. De raadsman stelt dat een veroordeling van verdachte die mede is gebaseerd op de verklaringen van [slachtoffer] , tot de conclusie moet leiden dat de procedure in haar geheel strijdig is met artikel 6 van het EVRM.
Ten aanzien van de schending van het ondervragingsrecht, overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank beoordeelt aan de hand van een driestappenplan, zoals onder meer opgenomen in rechtsoverweging 3.2.1. van het arrest van de Hoge Raad d.d. 4 juli 2017 met nummer ECLI:NL:HR:2017:1016, of er sprake is van een schending van artikel 6 van het EVRM.
1. Heeft de verdediging, ondanks de nodige initiatief daartoe, geen gebruik kunnen maken van haar recht op een behoorlijke en effectieve ondervragingsmogelijkheid van de betrokken getuige?
Uit het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door de rechter-commissaris op 14 januari 2019 blijkt dat [slachtoffer] niet traceerbaar is, waardoor zij niet als getuige door de rechter-commissaris in het bijzijn van de verdediging kon worden gehoord. Hierdoor heeft de verdediging geen gebruik kunnen maken van het recht op een behoorlijke en effectieve ondervragingsmogelijkheid van [slachtoffer] . Uit dit proces-verbaal blijkt dat er wel voldoende inspanningen (‘all reasonable efforts’) zijn verricht om te proberen haar als getuige te horen. Gelet op het voorgaande is er een rechtvaardiging voor het ontbreken van voornoemde ondervragingsmogelijkheid.
2. Zo ja, wordt de bewezenverklaring in uitsluitende of beslissende mate zin op deze verklaring gebaseerd?
Uit het hiervoor genoemde arrest van de Hoge Raad blijkt dat voor het beantwoorden van deze vraag van belang is in hoeverre de verklaringen steun vinden in andere bewijsmiddelen. Het benodigde steunbewijs moet betrekking hebben op die onderdelen van de hem belastende verklaring die de verdachte betwist. Of dat steunbewijs aanwezig is, wordt mede bepaald door het gewicht van de verklaring van deze getuige in het licht van de bewijsvoering als geheel.
De verdachte betwist de wetenschap van het feit dat [slachtoffer] in Nederland zou gaan werken als prostituee. Hij heeft verklaard dat [slachtoffer] op haar eigen verzoek naar Nederland te hebben gebracht als vriendendienst. Onder verwijzing naar de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de wetenschap van verdachte en daarmee de bewezenverklaring van het ten laste gelegde in beslissende mate is gebaseerd op de door de verdediging betwiste verklaring van [slachtoffer] .
3. Zo ja, is het gebrek aan een behoorlijke en effectieve ondervragingsmogelijkheid van de getuige in voldoende mate gecompenseerd?
De rechtbank stelt ter beantwoording van deze vraag allereerst vast dat de verdediging gedurende het proces de gelegenheid heeft gehad om getuigen op te roepen. De verdediging had gelet hierop kunnen verzoeken tot het horen van bijvoorbeeld de zus, de ouders en voogd van [slachtoffer] teneinde de verklaring van [slachtoffer] nader op de betrouwbaarheid te toetsen. Daarnaast is de verdediging door het openbaar ministerie in het bezit gesteld van de audio-opnames van haar verhoren. De rechtbank acht verder het steunbewijs, waarvoor de rechtbank verwijst naar de gebezigde bewijsmiddelen, van belang voor het beantwoorden van deze vraag. Hoewel het steunbewijs voor wat betreft de door verdachte betwiste onderdelen van onvoldoende gewicht is om de verklaringen van [slachtoffer] niet als ‘beslissend’ aan te merken, stelt het steunbewijs de rechtbank wel in staat om de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer] te kunnen toetsen. De verdediging heeft ter zitting de verklaring van [slachtoffer] gemotiveerd kunnen betwisten. Tot slot is de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer] behoedzaam tegemoet getreden en zal de rechtbank hierna gemotiveerd uiteenzetten waarom zij aan de voor het bewijs gebezigde verklaringen van [slachtoffer] geloof hecht. Daarmee is de rechtbank van oordeel dat de nodige procedurele waarborgen in acht zijn genomen.
De rechtbank komt tot de conclusie dat van een schending van art. 6 van het EVRM zoals gesteld door de verdediging geen sprake is.
Het beroep op de ongeloofwaardigheid en onbetrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster
De verdediging heeft bepleit dat de verklaringen van [slachtoffer] niet tot het bewijs kunnen worden gebezigd in verband met de onbetrouwbaarheid van deze verklaringen. De verdediging voert daartoe aan dat zij op 21 augustus 2017 en in haar eerste verhoor gelijkluidend heeft verklaard en dat in die verklaringen verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) niet naar voren komen. De raadsman betoogt dat zij dit verhaal ook heeft volgehouden tegenover haar voogd op de voogdijzitting. Pas op 5 september 2017 maakt de voogd melding van het feit dat [slachtoffer] na de voogdijzitting aan haar een ander verhaal heeft verteld. In dat verhaal komen ineens verdachte en [medeverdachte] naar voren.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de betrouwbaarheid als volgt.
Na het aantreffen van [slachtoffer] bij de prostitutiecontrole op het [straatnaam] op 21 augustus 2017 heeft zij een verklaring gegeven voor haar aanwezigheid aldaar en aangegeven geen aangifte te willen doen. Op 22 augustus wordt zij als getuige gehoord. Op maandag 4 september 2017 wordt door de rechtbank te ’s-Hertogenbosch de voogdij uitgesproken over [slachtoffer] waarbij de jeugdbescherming van het Leger des Heils te Eindhoven als voogd wordt benoemd. Op dinsdag 5 september komt de voogd van [slachtoffer] naar het politiebureau met de mededeling dat [slachtoffer] tegen haar heeft verteld dat zij tegenover de politie niet naar waarheid heeft verklaard en dat [slachtoffer] graag een nieuwe verklaring wil afleggen. Vervolgens wordt [slachtoffer] op 6 september 2017, 22 september 2017, 3 oktober 2017 en 11 november 2017 gehoord.
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer] op 22 augustus 2017 een andere verklaring heeft gegeven dan zij nadien vanaf 6 september 2017 heeft gegeven. [slachtoffer] heeft in haar eerste verklaring op 22 augustus 2017 tegenover de politie naar eigen zeggen niet naar waarheid heeft verklaard. Daarmee maakt het enkele feit dat [slachtoffer] pas vanaf 6 september 2017 over verdachte en [medeverdachte] is gaan verklaren, haar verklaringen vanaf die datum niet onbetrouwbaar.
De rechtbank is immers van oordeel dat, hoewel er in de verhoren vanaf 6 september 2017 op onderdelen verschillend is verklaard, de door [slachtoffer] afgelegde verklaringen vanaf 6 september 2017 in de kern gelijkluidend zijn. Bovendien is het gelet op de situatie waarin [slachtoffer] verkeerde, onder meer de angst dat haar familie misschien naar de gevangenis zou moeten en dat zij zelf ten tijde van de verklaringen tegen haar zin in niet naar huis mocht, voorstelbaar dat zij niet continu op alle details exact hetzelfde heeft verklaard en dat haar verhaal steeds meer vorm heeft gekregen. Bovendien acht de rechtbank van belang dat haar verklaringen daarnaast op essentiële onderdelen worden ondersteund door de gebezigde bewijsmiddelen. Hiervoor verwijst de rechtbank ook naar de eigen verklaring van verdachte inhoudende dat hij [slachtoffer] vanuit Hongarije naar Nederland heeft gebracht. Dat zij niet op ieder detail gelijkluidend heeft verklaard doet gelet op het aanwezige steunbewijs niet af aan de betrouwbaarheid van haar verklaringen.
Uit de verklaring van [slachtoffer] en de overige gebezigde bewijsmiddelen stelt de rechtbank onder meer het volgende vast. De medeverdachte [medeverdachte] heeft de destijds zestienjarige [slachtoffer] door de verdachte [verdachte] , een neef van zijn vrouw, naar Nederland laten brengen ten einde haar op het [straatnaam] in de prostitutie te laten werken. [verdachte] en [slachtoffer] verbleven en sliepen vanaf 19 augustus 2017 in Nederland in de woning van [medeverdachte] waar op dat moment enkel diens moeder, [naam 4] , en zijn zoontje [naam 2] verbleven. [medeverdachte] en zijn vrouw [naam 3] verbleven op dat moment met hun oudste zoontje [medeverdachte] in Hongarije. [naam 4] kende verdachte [verdachte] voorafgaande aan dit verblijf niet en ze kende evenmin [slachtoffer] . Uit de analyse van de telefoongegevens leidt de rechtbank af dat de medeverdachte [medeverdachte] en zijn vrouw [naam 3] gebruikers zijn van het telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 10] en dat [naam 4] gebruik heeft gemaakt van het telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 11] Op 19 augustus 2017, de dag waarop [slachtoffer] in Nederland arriveerde, is tussen deze twee nummers meermalen contact gemaakt. Daarnaast is er met deze twee telefoonnummers op 19 augustus 2017 contact geweest met het nummer behorende bij het AEG toestel dat op 21 augustus 2017 bij [slachtoffer] is aangetroffen. Met het nummer eindigend op [telefoonnummer 10] is verder in de periode van 19 augustus 2017 en 21 augustus 2017 contact opgenomen met het nummer dat in gebruik is bij [getuige 1] . Via hem is ruimte 20 op het [straatnaam] gereserveerd waar [slachtoffer] op maandagochtend 21 augustus 2017 is gaan werken. Verder blijkt uit de bewijsmiddelen dat [slachtoffer] op de hoogte is van persoonlijke omstandigheden van [medeverdachte] , zoals onder andere de namen van zijn vrouw en kinderen, de leeftijd van zijn jongste kind, het feit dat hij in Hongarije gebruik maakte van een lichtgekleurde auto van het merk Mercedes met een Hongaars kenteken en dat hij in de periode van 19 augustus 2017 tot en met 21 augustus 2017 in Hongarije verbleef.
Voor de geloofwaardigheid en betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster acht de rechtbank verder van belang dat [slachtoffer] niet onnodig belastend heeft verklaard over zowel verdachte als zijn medeverdachte [medeverdachte] . Zij verklaart meerdere malen dat het haar eigen keuze is geweest om in Nederland in de prostitutie werkzaam te zijn en dat zij verdachte niets verwijt. Ze verklaart verder dat ze niet wil dat de verdachte gestraft wordt en dat ze niets wil bereiken middels een mogelijke vervolging.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer] vanaf 6 september 2017 geloofwaardig, betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.
Overige bewijsoverwegingen
Verdachte heeft verklaard dat de reden waarom hij naar Nederland kwam was gelegen in het feit dat hij het zeer jonge kind van [medeverdachte] in het huis van [medeverdachte] wilde bezoeken om alvast diens eerste verjaardag te vieren en dat [slachtoffer] daar bij toeval is blijven logeren vanwege hun late aankomst in Nederland. Een paar dagen later heeft hij [slachtoffer] op haar verzoek ergens bij een parkeergarage afgezet. Hij zou geen wetenschap hebben gehad van het daadwerkelijke doel van haar reis.
De rechtbank acht verdachtes verklaring ongeloofwaardig. Zijn medeverdachte [medeverdachte] heeft over het bezoek van [verdachte] aan zijn kind (en moeder) niet verklaard, integendeel zelfs, volgens [medeverdachte] was het onmogelijk dat zij in zijn huis hebben verbleven. [verdachte] had het kind van [medeverdachte] , noch zijn moeder nooit eerder ontmoet, waren de ouders – medeverdachte [medeverdachte] en zijn vrouw [naam 3] – op dat moment zelf niet in Nederland en liet de verjaardag van het kind liet nog maanden op zich wachten. Tegen deze achtergrond is het naar het oordeel van de rechtbank ongeloofwaardig dat [verdachte] samen met [slachtoffer] om die reden in dat huis dagenlang hebben verbleven.
De verklaringen van verdachte dat het vervoer van [slachtoffer] naar Nederland slechts een vriendendienst betrof en dat hij geen wetenschap had van het daadwerkelijke doel van haar reis wordt verder weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen.
De verdediging voert tevens aan dat de wetenschap van het doel van haar reis in strafrechtelijke zin niet van betekenis is, nu [slachtoffer] nadrukkelijk heeft aangegeven vrijwillig in de prostitutie te zijn gaan werken. Voor zover de raadsman hiermee heeft willen betogen dat de eigen wil van [slachtoffer] het handelen van verdachte niet strafbaar maakt, is dit onjuist. De strekking van artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht brengt met zich mee dat aan de wil van de minderjarige geen betekenis toekomt. Dat [slachtoffer] zich mogelijk reeds met prostitutiewerk bezighield en zelf in de prostitutie werkzaam wilde zijn, doet aan het strafbaar handelen van de verdachte niet af.
De verdediging heeft verder aangevoerd dat verdachte niet wist en ook niet kon weten dat [slachtoffer] nog geen achttien jaren oud was ten tijde van het ten laste gelegde. De rechtbank merkt ten aanzien hiervan op dat de strekking van artikel 273f, eerste lid, sub 2, 5 en 8 van het Wetboek van Strafrecht ziet op de bescherming van kinderen, waarbij de minderjarigheid een geobjectiveerd bestanddeel vormt. Wetenschap van verdachte over de minderjarigheid van [slachtoffer] is dus voor een bewezenverklaring niet vereist.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
in de periode van 1 augustus 2017 tot en met 21 augustus 2017 te Hongarije en/of Duitsland en/of Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
A (sub 2)
[slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 2000) heeft geworven en vervoerd en overgebracht en gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer] , terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt en
B (sub 3)
[slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 2000) heeft aangeworven, medegenomen met het oogmerk die [slachtoffer] in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van één of meer seksuele handeling(en) met of voor een derde tegen betaling
C (sub 5)
[slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 2000) ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling, terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt en
E (sub 9)
[slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 2000) door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft bewogen hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handeling(en) van [slachtoffer] met of voor een derde,
immers heeft/hebben, verdachte en/of zijn mededader(s), in voornoemde periode
- een liefdesrelatie aangegaan/onderhouden met voornoemde [slachtoffer] en
- die [slachtoffer] eerst aangeven dat zij 30% van haar verdiensten moest afstaan en dat dat later 50% bleek te zijn en
- die [slachtoffer] vervoerd dan wel laten vervoeren naar Nederland en
- die [slachtoffer] onderdak verleend en
- die [slachtoffer] aangeven dat zij het identiteitsbewijs van haar zus moest gebruiken en
- die [slachtoffer] instructies gegeven wat ze bij controles moest zeggen en
- die [slachtoffer] naar een prostitutieplek vervoerd en
- die [slachtoffer] angst aangejaagd en
- die [slachtoffer] bewogen (een deel van) haar verdiensten uit de prostitutie aan hem, verdachte af te staan/af te dragen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie eist een gevangenisstraf voor de duur 18 maanden.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging acht een gevangenisstraf van gelijke duur aan zijn voorarrest passend.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensenhandel door samen met (een) ander(en) [slachtoffer] , een meisje dat ten tijde van het ten laste gelegde pas zestien jaar oud was, vanuit Hongarije over te brengen naar Nederland om haar hier te laten werken als prostituee. Dit rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan. Enkel door ingrijpen van de politie op dezelfde dag waarop zij begon met haar prostitutiewerk, is voorkomen dat [slachtoffer] nog langer voor verdachte in Nederland als prostituee zou werken. Dat het meisje eerder in Hongarije in de prostitie heeft gewerkt doet aan het vorenstaande niet af.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte in Nederland niet eerder voor enig strafbaar feit is veroordeeld.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden.
De rechtbank zal deze gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen

De voorlopige hechtenis

De voorlopige hechtenis van de verdachte is geschorst tot aan de uitspraak op 14 februari 2019 13:00 uur. De rechtbank wijst het verzoek tot opheffing en het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis af.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft vordert afwijzing van de gevorderde materiële schade en toewijzing van de gevorderde immateriële schade tot het bedrag van € 2000,-.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft tot niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij in haar vordering gepleit. Allereerst heeft de raadsman daartoe aangevoerd dat de benadeelde partij op het moment van de behandeling van de vordering meerderjarig is. Zij kan zich daarom niet langer laten vertegenwoordigen door haar ouders. Het is de vraag of het slachtoffer zelf (nog altijd) schadevergoeding wenst.
Subsidiair heeft de raadsman ten aanzien van zowel de materiële als de immateriële schade gepleit tot afwijzing van de vordering, dan wel tot het niet-ontvankelijk verklaren van de benadeelde partij in de vordering. Beide onderdelen van de vordering zijn onvoldoende gemotiveerd en het causale verband tussen de gestelde schade en de tenlastelegging is niet komen vast te staan.
Beoordeling.De rechtbank oordeelt dat [slachtoffer] zich ten tijde van het indienen van de vordering benadeelde partij (toen zij minderjarig was) heeft laten bijstaan door haar ouders die in rechte bevoegd waren haar te vertegenwoordigen. Uit niets blijkt dat zij, nu zij meerderjarig is, haar verzoek tot schadevergoeding niet zou willen handhaven.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van de gevorderde materiële schade nu niet is gebleken van een direct verband tussen de gevorderde schade en het bewezenverklaarde.
Ten aanzien van de immateriële schade verklaart de rechtbank de benadeelde partij eveneens niet-ontvankelijk. Een deugdelijke motivering van de gevorderde schade ontbreekt. Nader onderzoek naar de juistheid en de omvang van de vordering zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen, waarbij in aanmerking moet worden genomen dat de verblijfplaats van [slachtoffer] onbekend is. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan de vordering ten aanzien van dit onderdeel slechts bij de burgerlijk rechter aanbrengen.
De rechtbank zal de kosten van partijen compenseren aldus dat elke partij haar eigen kosten draagt.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 14a, 14b, 14c, 27, 47, 57, 273f.

DE UITSPRAAK

De rechtbank verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf
mensenhandel, terwijl de persoon ten aanzien van wie de in artikel 273f, eerste lid onder sub 2, 3, 5 en 9 omschreven feiten worden gepleegd, de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, gepleegd door twee of meer verenigde personen.De rechtbank verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
De rechtbank legt op de volgende straf.
Een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht waarvan
5 maanden voorwaardelijkmet een proeftijd van
2 jaren.
De rechtbank wijst het verzoek tot opheffing en het verzoek tot schorsing van
de voorlopige hechtenis af.
Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met
ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan de duur van het
onvoorwaardelijk deel van de opgelegde vrijheidsstraf.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:Niet-ontvankelijkverklaring van de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer] .
De rechtbank compenseert de kosten van partijen aldus, dat elke partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H.P.G. Wielders, voorzitter,
mr. L. Soeteman en mr. A.E. de Kryger, leden,
in tegenwoordigheid van mr. N.P.M. van de Wouw, griffier,
en is uitgesproken op 14 februari 2019.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgenomen in het einddossier van de politie Oost-Brabant, Team migratiecriminaliteit en Mensenhandel, genummerd [nummer] -Vogezen, aantal pagina’s: 970. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen opgenomen in genoemd einddossier.