In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant op 25 juli 2019, heeft de kantonrechter uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Woonbedrijf SWS.Hhvl en drie gedaagden, waaronder [A], die als huurder wordt beschuldigd van ernstige overlast. De zaak betreft de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning van [A] wegens herhaaldelijke overlastmeldingen van omwonenden, die teruggaan tot 2016. Woonbedrijf heeft diverse producties ingediend ter onderbouwing van haar vordering, waaronder meldingen van overlast en foto's. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [A] niet in staat is gebleken om zich als een goed huurder te gedragen en dat zij haar hoofdverblijf niet in het gehuurde heeft. Ondanks dat [A] en haar bewindvoerders de overlast betwisten, heeft de rechter geoordeeld dat de overlast zodanig is dat voortzetting van de huurovereenkomst niet langer van Woonbedrijf kan worden gevergd. De rechter heeft de vorderingen van Woonbedrijf tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming toegewezen, en de bewindvoerders veroordeeld in de proceskosten. De rechter heeft ook bepaald dat de bewindvoerders uit het vermogen van [A] de verschuldigde bedragen moeten voldoen.