ECLI:NL:RBOBR:2019:7773

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
7 november 2019
Publicatiedatum
9 maart 2020
Zaaknummer
7544035 19-1613
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor geannuleerde vlucht door staking cabinepersoneel

In deze zaak heeft eiser een vlucht geboekt van Praag naar Eindhoven, die op 28 september 2018 werd geannuleerd als gevolg van een staking van het cabinepersoneel van Ryanair. Eiser vordert compensatie van € 250,- op basis van Verordening (EG) nr. 261/2004, omdat hij van mening is dat er geen sprake was van een buitengewone omstandigheid die de annulering rechtvaardigde. Ryanair betwist dit en stelt dat de staking een buitengewone omstandigheid was, omdat deze door vakbonden was geïnitieerd en zij zelf in onderhandeling was over een collectieve arbeidsovereenkomst. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vordering van eiser binnen het toepassingsbereik van de Europese procedure voor geringe vorderingen valt en dat de Nederlandse rechter bevoegd is om het geschil te behandelen. De rechter oordeelt dat Ryanair niet heeft aangetoond dat de annulering van de vlucht het gevolg was van een buitengewone omstandigheid. Daarom wordt de vordering van eiser tot betaling van de compensatie toegewezen, evenals de wettelijke rente vanaf de datum van annulering. Ryanair wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats Eindhoven
Zaaknummer : 7544035
Rolnummer : 19-1613
Uitspraak : 7 november 2019
Beschikking op grond van Verordening (EG) nr. 861/2007, zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2015/2421, in de zaak van:
[eiser] ,
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
gemachtigde: mr. D.E. Lof,
tegen:
de vennootschap naar buitenlands recht
Ryanair Limited,
gevestigd te Swords, Co. Dublin, Ierland,
verweerster,
gemachtigde: mr. A.C.J. Houwers, Dirkzwager advocaten & notarissen N.V..

1.Het verloop van het geding

1.1.
Dit blijkt uit het volgende:
het vorderingsformulier A van de verordening (EG) nr. 861/2007 met producties;
het verweerschrift met productie;
de conclusie van repliek;
e conclusie van dupliek;
de akte uitlating producties.
1.2.
Tot slot is een datum voor beschikking bepaald.

2.De feiten

Tussen partijen staat, voor zover voor de beoordeling van belang, het volgende vast.
Eiser heeft een vlucht geboekt voor 28 september 2018 met vluchtnummer FR1827 van Vaclav Havel Airport, Praag, Tsjechië naar Eindhoven Airport, Nederland.
Vlucht FR1827 is geannuleerd ten gevolge van een staking van bemanningsleden.

3.Het geschil

3.1.
Eiser stelt het volgende. Aangezien vlucht FR1827 is geannuleerd heeft hij op grond van Verordening 261/2004 (hierna de Verordening) en de rechtspraak van het Europese Hof van Justitie (hierna: HvJ EU) inzake onder meer
[naam 1]en
[naam 2]recht op financiële compensatie van € 250,-. Van een buitengewone omstandigheid was geen sprake.
3.2.
Op grond van het voorgaande vordert eiser betaling van een hoofdsom van € 250,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 september 2018 en de proceskosten.
3.3.
Verweerster voert het volgende verweer. Er is sprake geweest van een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Op 28 september 2018 staakte (een deel van) het cabinepersoneel. De stakingen zijn (enkel) door vakbonden geïnitieerd. Daarnaast zijn deze stakingen geïnitieerd op een moment dat zij diverse vakbonden heeft erkend en zelf reeds in onderhandeling was over een collectieve arbeidsovereenkomst. Enkele andere bonden meenden echter over te kunnen gaan tot stakingen. De oorsprong van de stakingen is niet gelegen bij haar, maar op initiatief van de bonden (nodeloos) uitgevoerd. Zij heeft zich ingespannen om de stakingen te vermijden. De stakingen zijn al te merken als een buitengewone omstandigheid waarop zijn geen (daadwerkelijke) invloed heeft gehad. Zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen heeft zij annulering van de vlucht niet kunnen vermijden.
3.4.
Primair vordert verweerster daarom eiser in zijn vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren, althans de vorderingen af te wijzen met veroordeling van eiser in de proceskosten en nakosten. Subsidiair dienen bij een toewijzing van de hoofdsom de gevorderde wettelijke rente en de vordering voor (overige) kosten te worden afgewezen.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt vast dat de vordering binnen het toepassingsbereik van de Europese procedure voor geringe vorderingen valt.
4.2.
Voorts wordt vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is kennis te nemen van het geschil. Meer specifiek is, gelet op het [naam 3] -arrest (LJN: BJ2979, Hof van Justitie EG/EU, 09-07-2009, C-204/08), de kantonrechter te Eindhoven bevoegd, omdat de overeengekomen plaats van aankomst Eindhoven is.
4.3.
Beoordeeld dient te worden of verweerster terecht een beroep doet op artikel 5 lid 3 van de Verordening.
4.4.
Vooropgesteld wordt dat eiser in het onderhavige geval, op grond van artikel 5 lid 1 sub c van de Verordening, in beginsel recht heeft op de in artikel 7 van de Verordening genoemde compensatie van (in dit geval) € 250,-.
4.5.
De luchtvervoerder is niet verplicht die compensatie te betalen indien er sprake is van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening.
4.6.
Verweerster heeft enkel aangevoerd dat zij op het moment van staking in onderhandeling was met de vakbonden, maar hieruit volgt niet per definitie dat de staking voor verweerster niet voorzienbaar was en ook niet dat verweerster er daadwerkelijk geen invloed op had om de staking te voorkomen. Dit betekent dat verweerster niet heeft aangetoond dat de annulering van vlucht FR1827 is veroorzaakt door een buitengewone omstandigheid. De uitspraak van de Duitse en Spaanse rechters waar verweerster naar heeft verwezen, leidt niet tot een ander oordeel. Deze uitspraken betreffen andere stakingen en de annulering van een andere vluchten. Ook het beroep op artikel 16 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, kan niet tot een ander oordeel leiden. Zoals hiervoor is vermeld, dient immers per geval te worden beoordeeld of sprake is van een buitengewone omstandigheid.
4.7.
Het beroep van verweerster op buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening, kan dan ook niet slagen. De vordering van eiser tot betaling van een compensatie van € 250,- zal worden toegewezen.
4.8.
Tegen de gevorderde wettelijke rente is door verweerster geen afzonderlijk inhoudelijk verweer gevoerd, zodat deze ook zal worden toegewezen.
4.9.
Verweerster wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.

5.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt verweerster om aan eiser te betalen een bedrag van € 250,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 28 september 2018 tot de dag der voldoening;
veroordeelt verweerster in de proceskosten, aan de zijde van eiser tot heden vastgesteld op € 81,00 aan griffierecht en € 144,00 als bijdrage in het salaris van de gemachtigde (niet met btw belast);
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M.J. Godrie, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 7 november 2019.