ECLI:NL:RBOBR:2019:7772

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
28 november 2019
Publicatiedatum
9 maart 2020
Zaaknummer
7637312 19-3036
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor geannuleerde vlucht door staking cabinepersoneel

In deze zaak vorderden eisers compensatie van € 1.200,00 van Ryanair DAC wegens de annulering van hun vlucht op 28 september 2018. De eisers, vertegenwoordigd door mr. D.E. Lof, stelden dat de annulering niet het gevolg was van buitengewone omstandigheden, zoals gedefinieerd in de Verordening (EG) nr. 261/2004. Ryanair, vertegenwoordigd door mr. A.C.J. Houwers, voerde aan dat de annulering het gevolg was van een staking van het cabinepersoneel, wat volgens hen een buitengewone omstandigheid was. De kantonrechter oordeelde dat Ryanair niet had aangetoond dat zij geen invloed had op de staking en dat deze staking niet als een buitengewone omstandigheid kon worden aangemerkt. De rechter wees de vordering van eisers toe tot een bedrag van € 800,00, zijnde € 400,00 per passagier, en kende ook de wettelijke rente toe vanaf de datum van de annulering. Ryanair werd veroordeeld in de proceskosten van de eisers. De uitspraak vond plaats op 28 november 2019 in de Rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats Eindhoven.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats Eindhoven
Zaaknummer : 7637312
Rolnummer : 19-3036
Uitspraak : 28 november 2019
Beschikking op grond van Verordening (EG) nr. 861/2007, zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2015/2421
in de zaak van:

1.[eiser 1 en 2]

beiden wonende te [woonplaats] ,
eisers,
gemachtigde: mr. D.E. Lof,
tegen:
de vennootschap naar buitenlands recht
Ryanair DAC,
gevestigd te Swords, Co. Dublin, Ierland,
verweerster,
gemachtigde: mr. A.C.J. Houwers, Dirkzwager advocaten & notarissen N.V..

1.Het verloop van het geding

1.1.
Dit blijkt uit het volgende:
het vorderingsformulier A van de verordening (EG) nr. 861/2007 met producties;
het verweerschrift met producties;
conclusie van repliek;
conclusie van dupliek.
1.2.
Tot slot is een datum voor beschikking bepaald.

2.De feiten

Tussen partijen staat, voor zover voor de beoordeling van belang, het volgende vast.
Eisers hadden een vlucht geboekt voor 28 september 2018 met vlucht FR7411 van Faro, Portugal naar Eindhoven Airport, Nederland.
De vlucht is door verweerster geannuleerd.

3.Het geschil

3.1.
Eisers stellen het volgende. Aangezien de vlucht werd geannuleerd hebben zij op grond van Verordening 261/2004 (hierna de Verordening) en de rechtspraak van het Europese Hof van Justitie (hierna: HvJ EU) inzake onder meer
[naam 1]en
[naam 2]recht op financiële compensatie van € 600,00 per passagier. Van een buitengewone omstandigheid was geen sprake.
3.2.
Op grond van het voorgaande vorderen eisers betaling van een hoofdsom van
€ 1.200,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 september 2018 en de proceskosten.
3.3.
Verweerster voert het volgende verweer. Er is sprake geweest van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Op 28 september 2018 staakte (een deel van) het cabinepersoneel. Deze buitengewone omstandigheid is niet inherent aan haar dagelijkse activiteit en zij had daar geen controle over. De stakingen zijn (enkel) door vakbonden geïnitieerd. Daarnaast zijn deze stakingen geïnitieerd op een moment dat zij diverse vakbonden heeft erkend en zelfs al in onderhandeling was over een collectieve arbeidsovereenkomst. Enkele andere bonden meenden echter over te kunnen gaan tot stakingen. De oorsprong van deze stakingen is gelegen bij de vakbonden, die de stakingen (nodeloos) uitvoerden. Zij heeft zich ingespannen om de stakingen te vermijden. Zo heeft zij contact gezocht met vakbonden om gesprekken met betrekking tot de collectieve arbeidsovereenkomst te voeren. Zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen heeft zij annulering van de vlucht niet kunnen voorkomen. Voor Subsidiair geldt, dat de vordering van eisers, gelet op artikel 7 van Verordening, slechts voor een bedrag van € 800,00 (2 x € 400,00) kan worden toegewezen.
3.4.
Primair verzoekt verweerster daarom eisers niet-ontvankelijk te verklaren, althans hun vordering af te wijzen met veroordeling van eisers in de proceskosten en nakosten. Subsidiair dienen bij een toewijzing van de hoofdsom de gevorderde wettelijke rente en (overige) kosten te worden afgewezen.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt vast dat de vordering binnen het toepassingsbereik van de Europese procedure voor geringe vorderingen valt.
4.2.
Voorts wordt vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is kennis te nemen van het geschil. Meer specifiek is, gelet op het [naam 3] -arrest (LJN: BJ2979, Hof van Justitie EG/EU, 09-07-2009, C-204/08), de kantonrechter te Eindhoven bevoegd omdat de overeengekomen plaats van aankomst Eindhoven is.
4.3.
Beoordeeld dient te worden of verweerster terecht een beroep doet op artikel 5 lid 3 van de Verordening.
4.4.
Vooropgesteld wordt dat eisers in het onderhavige geval, op grond van artikel 5 lid 1 sub c van de Verordening, in beginsel recht hebben op de in artikel 7 van de Verordening genoemde compensatie van (in dit geval) € 400,00 per passagier in plaats van de door eisers gestelde € 600,- per passagier.
4.5.
De luchtvervoerder is niet verplicht die compensatie te betalen indien er sprake is van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening.
4.6.
Verweerster heeft enkel aangevoerd dat zij op het moment van staking in onderhandeling was met de vakbonden, maar hieruit volgt niet per definitie dat de staking voor haar niet voorzienbaar was en ook niet dat zij er daadwerkelijk geen invloed op had om de staking te voorkomen. Een staking van eigen personeel is in de regel een protestgeluid om een wens tot verbetering van het loon of andere arbeidsvoorwaarden kracht bij te zetten of om duidelijk te maken dat men het oneens is met (aangekondigd) beleid van de werkgever. Een dergelijke staking van eigen personeel ligt daarom in beginsel binnen de invloedsfeer van de bedrijfsvoering van de luchtvaartmaatschappij en kan niet worden aangemerkt als een buitengewone omstandigheid. Bijzondere omstandigheden die zouden kunnen leiden tot een ander oordeel zijn niet gesteld of gebleken.
4.7.
Dit betekent dat verweerster niet heeft aangetoond dat de annulering van de vlucht is veroorzaakt door een buitengewone omstandigheid. De uitspraken waar verweerster naar heeft verwezen, leiden niet tot een ander oordeel. Deze uitspraken betreffen andere stakingen en de annulering van andere vluchten. Ook het beroep op artikel 16 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, kan niet tot een ander oordeel leiden. Per geval dient immers te worden beoordeeld of sprake is van een buitengewone omstandigheid.
4.8.
Het beroep van verweerster op buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening, kan dan ook niet slagen. Gelet op hetgeen onder 4.4. is overwogen zal de vordering van eisers worden toegewezen tot een bedrag van € 800,00 (€ 400,00 per passagier).
4.8.
Tegen de gevorderde wettelijke rente is door verweerster geen afzonderlijk inhoudelijk verweer gevoerd, zodat deze zal worden toegewezen.
4.9.
Verweerster wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten. Partijen hebben bij re- en dupliek nog gedebatteerd over de inhoud en strekking van artikel 15.2 van de algemene voorwaarden van verweerster, maar omdat laatstgenoemde zich niet uitdrukkelijk op die bepaling heeft beroepen, behoeft deze kwestie geen verdere bespreking.

5.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt verweerster om aan eisers te betalen de som van € 800,00, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 28 september 2018 tot de dag van voldoening;
veroordeelt verweerster in de kosten van de procedure, aan de zijde van eisers tot heden vastgesteld op € 231,00 aan griffierecht en € 240,00 als bijdrage in het salaris van de gemachtigde (niet met btw belast);
wijst af het meer of anders gevorderde.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.J. Roeterdink, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 28 november 2019.