ECLI:NL:RBOBR:2019:7769

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
2 januari 2019
Publicatiedatum
9 maart 2020
Zaaknummer
7380077 18-10378
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor geannuleerde vlucht door staking cabinepersoneel

In deze zaak vorderden eisers compensatie van € 1.600,00 van Ryanair DAC wegens de annulering van hun vlucht FR7412 van Faro naar Eindhoven op 26 juli 2018. De annulering was het gevolg van stakingen van het cabinepersoneel. Eisers stelden dat er geen sprake was van buitengewone omstandigheden die de annulering rechtvaardigden, en vorderden compensatie op basis van Verordening (EG) nr. 261/2004. Ryanair voerde aan dat de stakingen buiten hun controle lagen en dat zij redelijke maatregelen hadden getroffen om de annulering te voorkomen.

De kantonrechter oordeelde dat Ryanair niet had aangetoond dat de annulering was veroorzaakt door buitengewone omstandigheden. De rechter stelde vast dat stakingen van eigen personeel doorgaans binnen de invloedsfeer van de luchtvaartmaatschappij vallen en dat Ryanair onvoldoende bewijs had geleverd dat zij geen invloed had op de staking. De vordering tot compensatie werd toegewezen, evenals de wettelijke rente over het bedrag. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten werden afgewezen, en Ryanair werd veroordeeld in de proceskosten van eisers.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor luchtvaartmaatschappijen om aan te tonen dat annuleringen niet te wijten zijn aan omstandigheden die zij kunnen beïnvloeden, en bevestigt het recht van passagiers op compensatie in geval van annuleringen zonder geldige rechtvaardiging.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats Eindhoven
Zaaknummer : 7380077
Rolnummer : 18-10378
Uitspraak : 2 januari 2019
Beschikking op grond van Verordening (EG) nr. 861/2007, zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2015/2421
in de zaak van:

1.[eisers 1 t/m 4]

[eisers 1 t/m 4]

[eisers 1 t/m 4]

[eisers 1 t/m 4]

allen wonende te [woonplaats] ,
eisers,
gemachtigde: Aviclaim B.V.,
tegen:
de vennootschap naar buitenlands recht
Ryanair DAC,
gevestigd te Swords, Co. Dublin, Ierland,
verweerster,
gemachtigde: mr. A.C.J. Houwers, Dirkzwager advocaten & notarissen N.V..

1.Het verloop van het geding

1.1.
Dit blijkt uit de volgende stukken:
het vorderingsformulier A van de verordening (EG) nr. 861/2007 met producties;
het verweerschrift met producties;
conclusie van repliek met producties;
conclusie van dupliek met productie;
akte reactie productie.
1.2.
Tot slot is een datum voor beschikking bepaald.

2.De feiten

Tussen partijen staat, voor zover voor de beoordeling van belang, het volgende vast.
Eisers hadden een vlucht geboekt voor 26 juli 2018 met vlucht FR7412 van Faro, Portugal naar Eindhoven Airport, Nederland.
De vlucht is door verweerster geannuleerd.

3.Het geschil

3.1.
Eisers stellen het volgende. Aangezien vlucht FR7412 werd geannuleerd hebben zij op grond van Verordening 261/2004 (hierna de Verordening) en de rechtspraak van het Europese Hof van Justitie (hierna: HvJ EU) inzake onder meer
[naam 1]en
[naam 2]recht op financiële compensatie van € 400,00 per passagier. Van een buitengewone omstandigheid was geen sprake.
3.2.
Op grond van het voorgaande vorderen eisers betaling van een hoofdsom van
€ 1.600,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 juli 2018, € 240,00 wegens buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 augustus 2018.
3.3.
Verweerster voert het volgende verweer. Er is sprake geweest van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Vlucht FR7412 is namelijk vanwege stakingen van een deel van het cabinepersoneel geannuleerd. Ondanks het treffen van redelijke maatregelen kon annulering niet worden voorkomen. Verweerster heeft geen controle gehad over de oorsprong van de staking. De stakingen waren door vakbonden geïnitieerd. Daarnaast zijn deze stakingen geïnitieerd op een moment dat zij diverse vakbonden heeft erkend en zelfs al in onderhandeling was over een collectieve arbeidsovereenkomst. Zij heeft zich ingespannen om de stakingen te vermijden. Zo heeft zij na enig verloop van tijd contact gezocht met diverse vakbonden om gesprekken met betrekking tot een collectieve arbeidsovereenkomst te voeren. Er is sprake van een gebeurtenis waarop zij geen daadwerkelijke invloed kon uitoefenen. Zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personele middelen heeft zij annulering van de vlucht niet kunnen voorkomen.
3.4.
Primair verzoekt verweerster daarom de vordering niet ontvankelijk te verklaren, althans af te wijzen met veroordeling van eisers in de proceskosten en nakosten. Subsidiair dienen bij een toewijzing van de hoofdsom de gevorderde buitengerechtelijke kosten afgewezen te worden, dan wel gematigd te worden en dient de gevorderde wettelijke rente en de vordering voor (overige) kosten te worden afgewezen.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt vast dat de vordering binnen het toepassingsbereik van de Europese procedure voor geringe vorderingen valt.
4.2.
Voorts wordt vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is kennis te nemen van het geschil. Meer specifiek is, gelet op het [naam 3] -arrest (LJN: BJ2979, Hof van Justitie EG/EU, 09-07-2009, C-204/08), de kantonrechter te Eindhoven bevoegd omdat de overeengekomen plaats van vertrek Eindhoven is.
4.3.
Beoordeeld dient te worden of verweerster terecht een beroep doet op artikel 5 lid 3 van de Verordening.
4.4.
Vooropgesteld wordt dat eisers in het onderhavige geval, op grond van artikel 5 lid 1 sub c van de Verordening, in beginsel recht hebben op de in artikel 7 van de Verordening genoemde compensatie van (in dit geval) € 400,00 per passagier.
4.5.
De luchtvervoerder is niet verplicht die compensatie te betalen indien er sprake is van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. In dat artikellid is bepaald dat een luchtvaartmaatschappij niet verplicht is compensatie als bedoeld in artikel 7 te betalen, indien zij kan aantonen dat annulering van de vlucht het gevolg is van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. Deze regel geldt zowel in het geval de vlucht is geannuleerd dan wel is vertraagd.
4.6.
In het arrest van het Hof van Justitie EU van 17 april 2018 inzake
[naam 4](ECLI:EU:C:2018:258) is, voor zover hier van belang, het volgende overwogen:
“32 Als ‘buitengewone omstandigheden’ in de zin van artikel 5, lid 3, van verordening nr. 261/2004 kunnen worden aangemerkt gebeurtenissen die vanwege hun aard of oorsprong niet inherent zijn aan de normale uitoefening van het bedrijf van de betrokken luchtvaartmaatschappij en waarop laatstgenoemde geen daadwerkelijke invloed kan uitoefenen (arrest van 4 mei 2017, [namen] , C-315/15, EU:C:2017:342, punt 22 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
33 Volgens overweging 14 van genoemde verordening kunnen dergelijke omstandigheden zich in het bijzonder voordoen in gevallen van stakingen die gevolgen hebben voor de vluchtuitvoering van de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert.
34 Het Hof heeft reeds kunnen verduidelijken dat de in die overweging genoemde omstandigheden niet noodzakelijkerwijs en automatisch gronden zijn voor vrijstelling van de in artikel 5, lid 1, onder c), van deze verordening opgenomen verplichting om compensatie te betalen (zie in die zin arrest van 22 december 2008, [naam 5] , C-549/07, EU:C:2008:771, punt 22), en dat dus per geval moet worden beoordeeld of is voldaan aan de twee cumulatieve voorwaarden die in punt 32 van dit arrest in herinnering zijn gebracht”.
4.7.
Verweerster heeft enkel aangevoerd dat zij op het moment van staking in onderhandeling was met de vakbonden, maar hieruit volgt niet per definitie dat de staking voor haar niet voorzienbaar was en ook niet dat zij er daadwerkelijk geen invloed op had om de staking te voorkomen. Een staking van eigen personeel is in de regel een protestgeluid om een wens tot verbetering van het loon of andere arbeidsvoorwaarden kracht bij te zetten of om duidelijk te maken dat men het oneens is met (aangekondigd) beleid van de werkgever. Een dergelijke staking van eigen personeel ligt daarom in beginsel binnen de invloedsfeer van de bedrijfsvoering van de luchtvaartmaatschappij en kan niet worden aangemerkt als een buitengewone omstandigheid. Bijzondere omstandigheden die zouden kunnen leiden tot een ander oordeel zijn niet gesteld of gebleken.
4.8.
Dit betekent dat verweerster niet heeft aangetoond dat de annulering van vlucht FR7412 is veroorzaakt door een buitengewone omstandigheid. De uitspraken waar verweerster naar heeft verwezen, leiden niet tot een ander oordeel. Deze uitspraken betreffen andere stakingen en de annulering van andere vluchten. Gelet hierop wordt, bij gebrek aan belang, het verweer van eisers, dat de bij de conclusie van dupliek overgelegde uitspraak van de Duitse rechter buiten beschouwing dient te worden gelaten, gepasseerd. Ook het beroep op artikel 16 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, kan niet tot een ander oordeel leiden. Per geval dient immers te worden beoordeeld of sprake is van een buitengewone omstandigheid.
4.9.
Nu verweerster voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de compensatie van € 1.600,00 worden toegewezen.
4.10.Tegen de gevorderde wettelijke rente is door verweerster geen afzonderlijk inhoudelijk verweer gevoerd, zodat ook de rente zal worden toegewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.6.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen, omdat onvoldoende is gebleken dat de verrichte buitengerechtelijke incassowerkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier.
Proceskosten
4.7.
Verweerster wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten. De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen vanaf de 15e dag nadat verweerster schriftelijk tot betaling van deze kosten is aangemaand.

5.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt verweerster om aan eisers te betalen de som van € 1.600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 26 juli 2018 tot aan de dag van voldoening;
veroordeelt verweerster in de kosten van de procedure, aan de zijde van eisers tot heden vastgesteld op € 226,00 aan griffierecht en € 450 (2,5 salarispunt x € 180,00) als bijdrage in het salaris van de gemachtigde (niet met btw belast), met de wettelijke rente hierover vanaf de 15e dag nadat gedaagde partij schriftelijk tot betaling van deze kosten is aangemaand;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M.J. Godrie, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 2 januari 2019.