ECLI:NL:RBOBR:2019:7765

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
25 juli 2019
Publicatiedatum
9 maart 2020
Zaaknummer
7341291 18-9742
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor geannuleerde vlucht door staking cabinepersoneel

In deze zaak vorderden eisers compensatie van € 500,00 van Ryanair DAC wegens de annulering van hun vlucht FR3541 van Eindhoven naar Ibiza op 25 juli 2018. Eisers stelden dat er geen sprake was van buitengewone omstandigheden die de annulering rechtvaardigden, terwijl Ryanair betoogde dat de annulering het gevolg was van een staking van het Spaanse cabinepersoneel, waar zij geen invloed op had. De kantonrechter oordeelde dat Ryanair niet had aangetoond dat de annulering was veroorzaakt door een buitengewone omstandigheid. De rechter stelde vast dat de eisers recht hadden op compensatie op basis van Verordening (EG) nr. 261/2004, en wees de vordering tot betaling van € 500,00 toe, evenals de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten werden eveneens toegewezen aan de eisers, met veroordeling van Ryanair in de kosten van de procedure. De beschikking werd uitgesproken door kantonrechter G.J. Roeterdink op 25 juli 2019.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats Eindhoven
Zaaknummer : 7341291
Rolnummer : 18-9742
Uitspraak : 25 juli 2019
Beschikking op grond van Verordening (EG) nr. 861/2007, zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2015/2421, in de zaak van:

1.[eiser sub 1] ,

2. [eiseres sub 2] ,
beiden wonende in [woonplaats] ,
eisers,
gemachtigde: dhr. R. Bos, Aviclaim B.V.,
tegen:
de vennootschap naar buitenlands recht
Ryanair DAC,
gevestigd te Swords, Co. Dublin, Ierland,
verweerster,
gemachtigde: mr. A.C.J. Houwers, Dirkzwager advocaten & notarissen N.V.

1.Het verloop van het geding

1.1.
Dit blijkt uit het volgende:
het vorderingsformulier A van de verordening (EG) nr. 861/2007 met producties;
het verweerschrift met producties;
conclusie van repliek met producties;
conclusie van dupliek met productie.
1.2.
Tot slot is een datum voor beschikking bepaald.

2.De feiten

Tussen partijen staat, voor zover voor de beoordeling van belang, het volgende vast.
Eisers hadden een vlucht geboekt voor 25 juli 2018 met vlucht FR3541 van Eindhoven Airport, Nederland naar Ibiza, Spanje.
De vlucht is door verweerster geannuleerd.

3.Het geschil

3.1.
Eisers stellen het volgende. Aangezien vlucht FR3541 werd geannuleerd hebben zij op grond van Verordening 261/2004 (hierna de Verordening) en de rechtspraak van het Europese Hof van Justitie (hierna: HvJ EU) inzake onder meer
[naam 1]en
[naam 2]recht op financiële compensatie van € 250,00 per passagier. Van een buitengewone omstandigheid was geen sprake.
3.2.
Op grond van het voorgaande vorderen eisers betaling van een hoofdsom van
€ 500,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 juli 2018, € 79,00 wegens buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten, de kosten te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 augustus 2018.
3.3.
Verweerster voert het volgende verweer. Er is sprake geweest van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Op 25 juli 2018 staakte (een deel van) het Spaanse cabinepersoneel. Zij had geen controle over deze buitengewone omstandigheid en dit is niet inherent aan haar dagelijkse activiteiten. De stakingen zijn geïnitieerd op een moment dat zij diverse vakbonden heeft erkend en zelfs al in onderhandeling was over een collectieve arbeidsovereenkomst. Enkele andere bonden meenden echter over te kunnen gaan tot stakingen. Zij benadrukt dat de oorsprong van de stakingen niet gelegen is bij haar, maar op initiatief van derden, de bonden, (nodeloos) is uitgevoerd. Zij heeft zich ingespannen om de stakingen te vermijden. Zo heeft zij na enige tijd contact gezocht met diverse vakbonden om gesprekken met betrekking tot een collectieve arbeidsovereenkomst te voeren. Er is sprake van een gebeurtenis waarop zij geen daadwerkelijke invloed kon uitoefenen. Zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personele middelen heeft zij annulering van de vlucht niet kunnen voorkomen.
3.4.
Primair verzoekt verweerster daarom de vordering af te wijzen met veroordeling van eisers in de proceskosten en nakosten. Subsidiair dienen bij een toewijzing van de hoofdsom de gevorderde buitengerechtelijke kosten te worden afgewezen dan wel gematigd, en dient de gevorderde wettelijke rente en de vordering voor (overige) kosten te worden afgewezen.
4. De beoordeling
Toepassingsbereik Europese procedure voor geringe vorderingen en bevoegdheid rechter
4.1.
De kantonrechter stelt vast dat de vordering binnen het toepassingsbereik van de EPGV valt, nu eisers in Nederland wonen en verweerster in Ierland gevestigd is.
4.2.
Voorts wordt vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is kennis te nemen van het geschil. Meer specifiek is, gelet op het [naam 3] -arrest (LJN: BJ2979, Hof van Justitie EG/EU, 09-07-2009, C-204/08), de kantonrechter te Eindhoven bevoegd omdat de overeengekomen plaats van vertrek Eindhoven is.
Recht op compensatie en buitengewone omstandigheden
4.3.
Beoordeeld dient te worden of verweerster terecht een beroep doet op artikel 5 lid 3 van de Verordening.
4.4.
Vooropgesteld wordt dat eisers in het onderhavige geval, op grond van artikel 5 lid 1 sub c van de Verordening, in beginsel recht hebben op de in artikel 7 van de Verordening genoemde compensatie van (in dit geval) € 250,00 per passagier.
4.5.
In de uitspraak van het Hof van Justitie EU van 17 april 2018 inzake
[naam 4](ECLI:EU:C:2018:258) is, voor zover hier van belang, het volgende overwogen:
“32 Als ‘buitengewone omstandigheden’ in de zin van artikel 5, lid 3, van verordening nr. 261/2004 kunnen worden aangemerkt gebeurtenissen die vanwege hun aard of oorsprong niet inherent zijn aan de normale uitoefening van het bedrijf van de betrokken luchtvaartmaatschappij en waarop laatstgenoemde geen daadwerkelijke invloed kan uitoefenen (arrest van 4 mei 2017, [naam 5] en [naam 6] , C-315/15, EU:C:2017:342, punt 22 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
33 Volgens overweging 14 van genoemde verordening kunnen dergelijke omstandigheden zich in het bijzonder voordoen in gevallen van stakingen die gevolgen hebben voor de vluchtuitvoering van de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert.
34 Het Hof heeft reeds kunnen verduidelijken dat de in die overweging genoemde omstandigheden niet noodzakelijkerwijs en automatisch gronden zijn voor vrijstelling van de in artikel 5, lid 1, onder c), van deze verordening opgenomen verplichting om compensatie te betalen (zie in die zin arrest van 22 december 2008, [naam 7], C-549/07, EU:C:2008:771, punt 22), en dat dus per geval moet worden beoordeeld of is voldaan aan de twee cumulatieve voorwaarden die in punt 32 van dit arrest in herinnering zijn gebracht”.
4.6.
Verweerster heeft enkel aangevoerd dat zij op het moment van staking in onderhandeling was met de vakbonden, maar hieruit volgt niet per definitie dat de staking voor verweerster niet voorzienbaar was en ook niet dat verweerster er daadwerkelijk geen invloed op had om de staking te voorkomen.
Dit betekent dat verweerster niet heeft aangetoond dat de annulering van vlucht FR3541 is veroorzaakt door een buitengewone omstandigheid. De uitspraken van de Duitse en Spaanse rechter waar verweerster naar heeft verwezen, leiden niet tot een ander oordeel. Deze uitspraken betreffen een andere staking en de annulering van een andere vlucht. Ook het beroep op artikel 16 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, kan niet tot een ander oordeel leiden. Zoals hiervoor is vermeld, dient immers per geval te worden beoordeeld of sprake is van een buitengewone omstandigheid.
Het beroep van verweerster op buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening, kan dan ook niet slagen. De vordering van eisers tot betaling van een compensatie van € 500,00 (€ 250,00 per passagier) zal worden toegewezen.
Tegen de gevorderde wettelijke rente over de compensatie is door verweerster geen afzonderlijk inhoudelijk verweer gevoerd, zodat ook de rente zal worden toegewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.7.
Op grond van de overgelegde producties stelt de kantonrechter vast dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. Hoewel het merendeels gaat om standaardbrieven, gaat het in onderhavig geval om werkzaamheden van substantiële aard en omvang. Het gevorderde bedrag van € 75,00 aan buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen.
Proceskosten
4.8.
Verweerster wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten. De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen vanaf de 15e dag nadat verweerster schriftelijk tot betaling van deze kosten is aangemaand.

5.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt verweerster om aan eisers te betalen het bedrag van € 575,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 500,00 vanaf 25 juli 2018 tot aan de dag van voldoening;
veroordeelt verweerster in de kosten van de procedure, aan de zijde van eisers tot heden vastgesteld op € 226,00 aan griffierecht en € 240,00 als bijdrage in het salaris van de gemachtigde (niet met btw belast), met de wettelijke rente hierover vanaf de 15e dag nadat verweerster schriftelijk tot betaling van deze kosten is aangemaand;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.J. Roeterdink, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 25 juli 2019.