5.99.Deze kosten zijn lager dan de onderhoudskosten voor Alert® PFH van € 3.360.908, die Atrium zou hebben gemaakt in de hypothetische situatie zonder de wanprestatie van Alert. Die wanprestatie heeft daarom niet geleid tot schade van Atrium. De schadevordering onder 3 van Atrium moet volledig worden afgewezen. De rechtbank komt niet meer toe aan het verzoek van Alert tot matiging van de schadevergoeding.
Vordering 4: Juridische kosten
5.100. Na een aantal eiswijzigingen vorderde Atrium in haar akte van 11 juli 2018 betaling door Alert van de door Atrium gemaakte juridische kosten van € 307.664,07 met rente. Dit bedrag betrof facturen van de advocaten van Atrium tot en met mei 2018. Atrium baseerde deze vordering op artikel 16.8 van de raamovereenkomst tussen Alert en Atrium. Daarnaast vorderde Atrium veroordeling van Alert in de proceskosten.
5.101. In het vonnis van 3 oktober 2018 heeft de rechtbank vastgesteld dat alle door Atrium opgevoerde advocaatkosten betrekking hebben op deze procedure en dus proceskosten betreffen (r.o. 7.97). De rechtbank heeft Atrium in de gelegenheid gesteld om de bij de facturen ontbrekende urenspecificaties alsnog over te leggen (r.o. 7.97). De rechtbank heeft geconstateerd dat veroordeling van Atrium in zowel de kosten gevorderd onder 4 als de proceskosten dubbelop zou zijn. De rechtbank heeft er daarom voor gekozen om het toewijsbare bedrag van de vordering onder 4 te verwerken in de proceskostenveroordeling (r.o. 7.98). De rechtbank heeft beslist dat Alert zowel in conventie als in reconventie in de proceskosten zal worden veroordeeld, ook als de onder 3 gevorderde schadevergoeding niet toewijsbaar blijkt (r.o. 7.99). De rechtbank heeft de beslissing over ambtshalve matiging van de proceskosten op grond van artikel 242 Rv aangehouden totdat definitief over de vordering onder 3 zou zijn beslist (r.o. 7.100).
De rechtbank heeft beslist dat de proceskosten in verband met de vorderingen van Alert in verband met de gezamenlijke actie van de ziekenhuizen moeten worden begroot aan de hand van het liquidatietarief (r.o. 7.101). De rechtbank heeft aan die proceskosten de helft van de in conventie gemaakte proceskosten toegerekend (r.o. 7.102). De rechtbank heeft beslist (r.o. 7.102):
- dat Alert 75% van de door Atrium gemaakte gerechtelijke kosten (voor zover die door de rechtbank zullen worden aanvaard) zal moeten vergoeden bij wijze van proceskostenvergoeding in conventie (25%) en in reconventie (50%) in verband met de wanprestatie van Alert;
- dat de resterende 25% van de door Atrium gemaakte kosten de gezamenlijke actie van de ziekenhuizen betreft en daarom zal worden afgewezen; in plaats daarvan zal Alert 50% van de volgens het liquidatietarief berekende proceskosten in conventie moeten vergoeden.
De rechtbank heeft beslist dat de door Atrium gevorderde wettelijke rente pas verschuldigd is vanaf de vijftiende dag van het vonnis waarin dat bedrag als onderdeel van de proceskosten wordt toegewezen (r.o. 7.103).
5.102. Atrium heeft inmiddels de ontbrekende urenspecificaties overgelegd (prod. 133 van Atrium). Atrium heeft daarbij ook nieuwe facturen met urenspecificaties overgelegd. In haar akte van 28 november 2018 stelt Atrium: “Het totaalbedrag aan gemaakte juridische kosten door Atrium betreft € 417.906,87 te vermeerderen met de nog te maken juridische kosten PM alsmede de over het totaal van de toe te wijzen juridische kosten, te berekenen wettelijke rente vanaf de 15e dag van het vonnis waarin dat bedrag als onderdeel van de proceskosten wordt toegewezen.”
5.103. De rechtbank constateert dat Atrium haar vordering onder 4 formeel niet heeft vermeerderd van € 307.664,07 naar € 417.906,87. Een formele eiswijziging acht de rechtbank echter niet nodig, omdat de rechtbank heeft beslist dat de vordering onder 4 onder de proceskosten zal worden meegenomen en omdat proceskosten ook zonder vordering door de rechtbank moeten worden begroot. Alert heeft in haar antwoordakte geen bezwaar gemaakt tegen de nieuwe facturen. Alert heeft niet gereageerd op de door Atrium overgelegde urenspecificaties. De hoogte van de feitelijk door Atrium gemaakte juridische kosten kan daarom worden vastgesteld op € 417.906,87.
5.104. Alert voert als verweer dat de juridische kosten in verband met het niet efficiënt procederen door Atrium (en met name de kosten van de eiswijzigingen) en in verband met het overleg van Atrium met de andere gedaagden niet in direct verband met de wanprestatie van Alert staan.
5.105. De kosten die Atrium heeft gemaakt voor overleg met de andere gedaagden, moeten worden beschouwd als proceskosten in conventie met betrekking tot de vorderingen voor zover gebaseerd op een gezamenlijke onrechtmatige daad van de ziekenhuizen. Al eerder is beslist dat die proceskosten niet worden begroot aan de hand van de feitelijk gemaakte kosten maar aan de hand van het liquidatietarief. Het verweer van Alert zou daarom hooguit kunnen opgaan in verband met het niet efficiënt procederen.
5.106. Alle door Atrium in deze procedure gemaakte juridische kosten in verband met de wanprestatie zijn het gevolg van de wanprestatie van Alert, omdat Atrium die kosten niet had hoeven maken als Alert geen wanprestatie zou hebben gepleegd. Dat geldt ook voor eventuele extra kosten die zijn gemaakt omdat Atrium niet efficiënt heeft geprocedeerd. In artikel 16.8 van de raamovereenkomst is geen redelijkheidstoets opgenomen op grond waarvan een uitzondering voor dergelijke kosten zou kunnen worden gemaakt.
5.107. De redelijkheid speelt wel een rol bij de bevoegdheid van de rechtbank om de proceskosten ambtshalve te matigen op grond van artikel 242 Rv. De rechtbank is van oordeel dat met die bevoegdheid terughoudend moet worden omgegaan in een geval waarin partijen zijn overeengekomen dat alle gemaakte proceskosten vergoed moeten worden. Het feit dat Atrium haar eis meerdere keren heeft gewijzigd, is daarom voor de rechtbank onvoldoende reden om de proceskosten te matigen. Daar komt bij dat Atrium geen buitengerechtelijke kosten heeft opgevoerd en dat Atrium zich beperkt heeft tot de bijstand van één à twee advocaten, terwijl de overige partijen (waaronder Alert) drie à vier advocaten hebben ingeschakeld.
5.108. De rechtbank begroot de door Alert aan Atrium te vergoeden proceskosten daarom op:
- in conventie in verband met de vorderingen gebaseerd op de gezamenlijke onrechtmatige daad: 50% van de in een later vonnis volgens het liquidatietarief te berekenen proceskosten;
- in conventie in verband met de vorderingen gebaseerd op wanprestatie: 25% van € 417.906,87 is € 104.476,72;
- in reconventie: 50% van € 417.906,87 is € 208.953,44.
Deze bedragen moeten worden vermeerderd met rente zoals beslist in r.o. 7.103 van het vonnis van 3 oktober 2018.
5.109. Atrium heeft in haar nadere conclusie gevorderd - samengevat - om Alert te veroordelen in de nakosten van € 205,00 dan wel € 273,00 indien betekening van het in deze te wijzen vonnis plaatsvindt. Die vordering is toewijsbaar.
Uitvoerbaarverklaring bij voorraad
5.110. Atrium vordert dat het vonnis in reconventie uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard. Alert maakt daartegen bezwaar. Subsidiair verzoekt Alert om aan uitvoerbaarverklaring bij voorraad de voorwaarde van zekerheidstelling te verbinden. De rechtbank verwijst voor een uitgebreidere weergave van de standpunten van partijen naar r.o. 7.107 en 7.108 van het vonnis van 3 oktober 2018 en naar de beslissing in r.o. 7.109 van dat vonnis over een van de argumenten van Alert.
5.111. De rechtbank houdt de beslissing over de uitvoerbaarverklaring bij voorraad aan tot het eindvonnis ten aanzien van Atrium.
5.112. De vorderingen van Alert tegen Atrium in conventie zijn niet toewijsbaar (r.o. 5.1). Alert zal worden veroordeeld in de proceskosten in conventie. Die kosten aan de zijde van Atrium zullen worden begroot (r.o. 5.108) op:
- in verband met de vorderingen gebaseerd op de gezamenlijke onrechtmatige daad: 50% van de in een later vonnis volgens het liquidatietarief te berekenen proceskosten;
- in verband met de vorderingen gebaseerd op wanprestatie: 25% van € 417.906,87 is € 104.476,72.
5.113. De vorderingen onder 1 en 2 van Atrium zijn toewijsbaar (r.o. 5.5 en 5.6).
5.114. De vordering onder 3 is niet toewijsbaar (r.o. 5.99).
5.115. De vordering onder 4 wordt ondergebracht bij de proceskostenveroordeling in conventie en in reconventie (r.o. 5.101). Alert zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten (r.o. 5.101). De door Atrium gemaakte proceskosten in reconventie worden begroot op € 208.953,44 (r.o. 5.108). De gevorderde nakosten van € 205,00 dan wel € 273,00 met betekening zijn toewijsbaar (r.o. 5.109).
5.116. Over de gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad zal de rechtbank beslissen in het eindvonnis ten aanzien van Atrium.
in conventie en in reconventie
5.117. De rechtbank houdt de vastlegging van een en ander onder “de beslissing” aan.