Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.CBRE DHC Den Bosch (Pensmarkt) BV,
2.CBRE DHC Holding I BV,
3.IEF Capital Berlage Noord BV
- conclusies van antwoord en dupliek : € 2.000,00 volgens kantontarief
- pleidooi: € 3.099,00 volgens tarief handel.
Rechtbank Oost-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 13 februari 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen HEMA BV en verschillende vennootschappen van CBRE. HEMA stelde dat CBRE c.s. het contractuele voorkeursrecht hadden geschonden dat was opgenomen in de huurovereenkomst. Dit voorkeursrecht gaf HEMA het recht om het gehuurde pand aan te kopen indien de verhuurder het pand zou verkopen. HEMA betoogde dat dit recht ook van toepassing was op een aandelentransactie waarbij de aandelen van de verhuurder werden verkocht. CBRE c.s. betwistten dit en stelden dat het voorkeursrecht enkel van toepassing was op de verkoop van het gehuurde pand zelf, niet op de verkoop van aandelen in de verhuurder.
De rechtbank oordeelde dat de tekst van het voorkeursrechtbeding niet expliciet aandelentransacties omvatte. De rechtbank benadrukte dat de bepalingen van de huurovereenkomst zorgvuldig moesten worden geïnterpreteerd en dat de partijen bij het sluiten van de overeenkomst deskundig waren en de formulering zelf in handen hadden. De rechtbank concludeerde dat de aandelentransactie niet onder het bereik van het voorkeursrecht viel, omdat de eigendom van het gehuurde pand niet veranderde door de verkoop van aandelen. HEMA's vorderingen werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten.