ECLI:NL:RBOBR:2019:741

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
12 februari 2019
Publicatiedatum
11 februari 2019
Zaaknummer
01/865107-18
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting van ex-vriendin met geweld en bedreiging

Op 12 februari 2019 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan de verkrachting van zijn ex-vriendin. De feiten vonden plaats op 16 oktober 2018 in Eindhoven, waar de verdachte, na een relatie van twee jaar, zijn ex-vriendin onder bedreiging en geweld heeft gedwongen tot seksuele handelingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de aangeefster bij de keel heeft gegrepen, haar heeft bedreigd met messen en haar heeft gedwongen tot orale en vaginale seks. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster als consistent en betrouwbaar beoordeeld, ondersteund door bewijs zoals letsel en telefoongegevens. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod met het slachtoffer en een straatverbod voor haar woonadres. De vordering van de benadeelde partij is toegewezen tot een bedrag van € 3.090,43, waarvan € 3.000,00 immateriële schadevergoeding. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke veroordelingen gelast, gezien de recidive van de verdachte.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/865107-18
Parketnummers vorderingen: 01/237230-16 en 20/000057-15
Datum uitspraak: 12 februari 2019
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1972] ,
wonende te [woonplaats 1] , [adres 1] ,
thans gedetineerd te: P.I. HvB Grave (Unit A + B).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 29 januari 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte/veroordeelde naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 27 december 2018.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 16 oktober 2018 te Eindhoven, in elk geval in Nederland,
(telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte zijn penis in de mond en/of in de vagina en/of tegen het achterste van die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht en/of gehouden en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit
- het meermalen vastpakken van de keel van die [slachtoffer] en/of
- het zeggen tegen die [slachtoffer] "jij blijft zitten", toen zij op wilde staan en/of
- het knijpen in de keel van die [slachtoffer] en/of
- het meermalen zeggen tegen die [slachtoffer] dat zij naar hem, verdachte, moest luisteren en/of
- het vastpakken van het hoofd van die [slachtoffer] en/of het bewegen van haar hoofd in de richting van zijn, verdachtes, penis en/of - het trekken aan de haren van die [slachtoffer] en/of
- het duwen en/of brengen en/of houden van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] en/of
- het wegslaan van de handen van die [slachtoffer] en/of
- het pakken van twee messen en/of het tonen en/of voorhouden van die messen aan die [slachtoffer] en/of - het zeggen tegen die [slachtoffer] dat als zij niet zou luisteren zij zou mogen kiezen welke van die twee messen hij, verdachte, zou gebruiken om haar dood te maken, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- het meermalen zeggen tegen die [slachtoffer] : "ik maak je dood" , althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- het spugen in het gezicht van die [slachtoffer] en/of
- het gooien van bier over die [slachtoffer] en/of
- het schreeuwen tegen die [slachtoffer] en/of
- het houden van (een) mes(sen) tegen de keel van die [slachtoffer] en/of
- het spugen op de vagina en/of het lichaam van die [slachtoffer] en/of - het vastpakken en/of omhoog duwen van de benen van die [slachtoffer] en/of
- het duwen en/of brengen en/of houden van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het omdraaien van die [slachtoffer] en/of het zeggen tegen die [slachtoffer] dat als zij niet zou luisteren dat hij haar dan van achteren in haar kont zou pakken, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of het daarbij duwen en/of houden van zijn, verdachtes penis tegen het achterste van die [slachtoffer] en/of
- het geven van een kopstoot aan die [slachtoffer] ;
- het maken van misbruik van fysiek en/of emotioneel en/of psychisch overwicht dat hij, verdachte over die [slachtoffer] had

en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.

De vorderingen na voorwaardelijke veroordeling.

De zaak met parketnummer 01/237230-16 is aangebracht bij vordering van 17 december 2018. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de politierechter te
's-Hertogenbosch d.d. 4 januari 2017.
De zaak met parketnummer 20/000057-15 is aangebracht bij vordering van 17 december 2018. Deze vordering heeft betrekking op het arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch d.d. 28 oktober 2016.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.

Inleiding.
Verdachte wordt – kort gezegd – verweten dat hij op 16 oktober 2018 zijn ex-vriendin heeft verkracht in haar woning te Eindhoven.
Het standpunt van de officier van justitie.
Met verwijzing naar het door haar ter zitting overgelegde schriftelijk requisitoir en de daarin genoemde bewijsmiddelen acht de officier van justitie de ten laste gelegde verkrachting wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
Met verwijzing naar het door haar ter zitting overgelegde schriftelijk pleidooi heeft de raadsvrouw verzocht verdachte vrij te spreken vanwege het ontbreken van voldoende wettig (en overtuigend) bewijs.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank baseert haar oordeel op de volgende bewijsmiddelen [1] .

Verklaring van aangeefster [slachtoffer] .

Door aangeefster [slachtoffer] werd op woensdag 17 oktober 2018 om 00.20 uur verteld dat [verdachte] , haar ex-vriend, vanavond, 16 oktober 2018 omstreeks 20.00 uur, bij haar aan de deur was gekomen aan de [adres 2] te Eindhoven, dat zij hem niet binnen wilde laten, maar dat hij aandrong waarna zij hem toch binnenliet.
Zij vertelde dat [verdachte] vervolgens seks met haar wilde, zij had gezegd daar geen zin in te hebben en hij haar toen plotseling bij haar keel greep en zei dat zij hem moest pijpen.
Ze vertelde dat hij haar hoofd tegen de muur bonkte en zei: “je doet wat ik zeg”, zijn broek los had gedaan en haar hoofd had vastgepakt en hij haar, door haar hoofd vast te pakken, dwong hem te pijpen. Ze vertelde dat [verdachte] twee messen bij zich had die in een tas zaten en dat er in die tas ook een blikje bier zat. Voordat zij hem moest pijpen had [verdachte] de twee messen laten zien en gezegd dat zij mocht kiezen welk mes, waarna hij een van de messen tegen haar keel hield. [verdachte] legde daarna de messen weg, maar toen zij hem weer moest pijpen pakte hij weer een mes, waarna hij het blikje bier over haar heen gooide en zei dat zij moest doen wat hij zei. [verdachte] gaf vervolgens aan dat hij haar wilde neuken, waarna zij had gezegd dit niet te willen en zij hem toen weer moest pijpen. [verdachte] had haar hiertoe bij haar keel gegrepen en haar op haar hoofd en vagina gespuugd. [verdachte] had haar bij haar keel en haren vastgepakt en haar vervolgens vaginaal geneukt. Zij had meerdere keren gezegd dat ze niet wilde, hij zei dat hij haar in haar kont zou neuken en hij dat had geprobeerd. Zij vertelde dat [verdachte] haar had beloofd haar dood te maken als zij aangifte zou doen. Ze durfde aanvankelijk niet te bellen naar de politie. [2]
Op 18 oktober 2018 verklaarde zij: ik doe aangifte van verkrachting, gepleegd op dinsdag 16 oktober 2018 tussen 19.15 uur en 23.15 uur aan de [adres 2] te Eindhoven. Ik doe aangifte tegen [verdachte] , een ex-vriend. Ik zei tegen hem dat ik wilde dat hij zou gaan en dat ik geen seks met hem wilde. Ik probeerde op te staan en toen greep hij mij bij mijn keel en zei daarbij: “jij blijft zitten”. Hij kneep heel erg hard, ik kreeg het gevoel dat ik zou stikken. Hij pakte mij een paar keer bij mijn keel. Ik moest luisteren naar hem en hij vroeg steeds of ik dat begreep. Ik moest hem toen pijpen. Ondertussen had hij zijn lul eruit gehaald. Hij pakte mijn hoofd en bewoog die richting zijn lul en ik moest hem toen pijpen. Hij hield daarbij mijn hoofd vast en trok aan mijn haren. Uit het tasje wat hij bij zich had pakte hij twee messen en hij zei daarbij dat als ik niet zou luisteren ik mocht kiezen uit die twee messen welke hij dan zou gebruiken om mij dood te maken. Hij bleef steeds zeggen: “ik maak je dood”. Op een gegeven moment werd hij boos en gooide hij het blikje bier dat hij ook in die tas had zitten en had opengemaakt over mij heen. Hij bleef schreeuwen. Tijdens het pijpen pakte hij ook steeds die twee messen en hield die tegen mijn keel aan waarbij hij dan zei dat ik moest luisteren. Ik heb toen tegen hem gezegd dat ik alles zou doen wat hij zegt als hij die messen weg zou leggen. Op een gegeven moment gaf hij aan dat hij wilde neuken en ik wilde dat niet. Hij pakte mij toen weer bij mijn keel en drukte mijn keel dicht, ik was bang dat ik stikte. Ik riep iedere keer: “laat me los, ik stik, ik doe wel wat jij wil”. Toen begon hij mij te neuken. Daarvoor spuugde hij op mij. Hij deed mijn benen omhoog en hij begon mij te neuken. Op een gegeven moment draaide hij mij om en zei hij dat hij mij van achteren zou pakken en als ik niet wilde luisteren hij mij in mijn kont zou pakken. Hij duwde dreigend zijn lul tegen mijn kont aan ik duwde hem dan weg. Hij pakte mij met een hand bij mijn keel vast en kneep daarin en daarbij trok hij mij via mijn keel omhoog en drukte mij in de hoek van de bank. Hij zei dan: “luisteren”. Zo heeft hij ook in mijn gezicht gespuugd en dat bier over mij heen gegooid. Hij kneep heel hard en pijnlijk. Ik was bang dat ik geen lucht meer zou krijgen. Ik stikte dan ook bijna. Het knijpen duurde niet lang, hij liet dan los en daarna pakte hij mij weer bij mijn keel. Hij heeft dat een paar keer gedaan. Toen hij seks met mij wilde heeft hij ook mijn keel vastgepakt en mij tegen de bank aan gedrukt.
Hij pakte mijn hoofd en drukte mijn hoofd naar zijn kruis. Hij had zijn lul er al uit gehaald en hij drukte mijn hoofd daar naartoe. Ik mocht niet met mijn handen zijn lul aanraken, als ik mijn handen wilde gebruiken dan sloeg hij die weg. Hij pakte twee messen uit het tasje en hield die voor mij. Hij had ze allebei in een hand en hield die recht voor mij waardoor ik naar achteren bewoog omdat ik hiervan schrok. Zodra hij die messen vast had moest ik hem pijpen. Hij hield die messen dan bij mijn keel met het puntje er tegenaan. Ik zei dan tegen hem dat ik verder zou gaan met pijpen als hij die messen weg zou doen. [3]
Op 22 oktober 2018 heeft aangeefster aanvullend verklaard: hij heeft mij op de avond van de verkrachting bij mijn keel gegrepen. Ik heb daar nu een blauwe plek van.
De verbalisanten hebben bij aangeefster een bloeduitstorting op de linkerkaak van aangeefster geconstateerd en tevens een blauwe plek op het voorhoofd van aangeefster gezien.
Naar aanleiding van vragen daarover van verbalisanten heeft aangeefster verklaard: Hij heeft mij op de avond van de verkrachting een kopstoot gegeven. [4]

Relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] .

Op maandag 22 oktober 2018 werd aangeefster [slachtoffer] door ons aanvullend verhoord. Wij zagen dat het voorhoofd van aangeester [slachtoffer] , enkele centimeters boven haar neus, gezwollen was en dat er ter hoogte van de zwelling een bloeduitstorting zichtbaar was. De bloeduitstorting/zwelling had een doorsnede van ongeveer 2 centimeter.
Verder zagen wij dat op de linkerkaak van aangeefster een streepvormige bloeduitstorting zichtbaar was over een lengte van 2x1 centimeter. [5]

Relaas van [verbalisant 3] .Op 18 oktober 2018 heb ik een verslag gemaakt van een noodmelding betrekking hebbende op een verkrachting gepleegd op 16 oktober 2018. Van dit gesprek werd een audio opname gemaakt in centrale meldkamer van politie Eenheid Oost-Brabant (…)In dit verslag wordt zo nauwkeurig mogelijk het gesprek weergegeven. (…)Met de letter S wordt in deze verslaglegging bedoeld: het slachtoffer mevrouw [slachtoffer]Met de letter V wordt in deze verslaglegging bedoeld: de collega van de meldkamer.De melding is gedaan op 16 oktober 2018 om 22:54 (…)

Ik, verbalisant, hoorde dat de meldkamermedewerker zei: “112 politie, wat is de exacte locatie van het noodgeval?”
S: “ [adres 2] ”.
V: “En wat is er aan de hand mevrouw?”
S: “Nou, mijn ex-vriend die is vanavond hier geweest, die had 2 messen bij zich en die heeft mij bij de keel gegrepen en alles, die wilde seks met mij en ik moest hem pijpen en hij heeft met mij seks gehad en hij was allemaal verhalen aan het vertellen. Hij was heel erg agressief en op een gegeven moment was hij wel rustig geworden, maar ik was doodsbang. Nu is hij weggegaan met die messen ook in zijn tas. Maar ik weet niet wat ik moet doen.”
Noot verbalisant: Ik hoorde dat de vrouw erg geëmotioneerd was en dat ze begon te huilen.
(…)
V: “En wat u wilt he. Ik weet niet wat u wil doen, of dat u, ik begrijp eigenlijk dat hij u verkracht heeft en dat de collega’s, ja, als ik u was ging ik daar in ieder geval aangifte van doen, maar ja, dat is natuurlijk iets wat u zelf moet beslissen zeg maar.”
S: “Ja, ja”.
(…)
V: “Ok, jouw ex, hoe heet hij?”
S: “ [verdachte] ”.
(…)
V: “Waar woont hij?”
S: “Hij woont in [woonplaats 1] . Te [adres 1] , [adres 1] . Daar is hij nu naar toe. Hij had thuis ook een zooi gemaakt zei hij.”
(…)
V: “Hoe is hij bij u in huis gekomen?”
S: “Ja, hij stond aan de deur en hij zei ik heb iets voor de honden meegebracht en ik dacht hij heeft hapjes meegebracht en hij wil even binnen komen. Ik dacht, nou hij is toch rustig maar ja toen begon hij over van ik wil seks met jou en je moet me pijpen en ik laat me niet zo behandelen. En toen pakte hij die twee messen uit zijn tas. En toen greep hij me ook een paar keer bij de keel en luister ja, en is dat begonnen, en ik maak ze allemaal dood en jou ook en tja, dat soort taal slaat hij allemaal uit. (…). [6]

Relaas van verbalisant [verbalisant 1] .

Aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard dat zij in de avond van 16 oktober 2018 is gebeld door [persoon] , verblijvende bij GGzE te Eindhoven. [verdachte] was op het moment van bellen nog bij haar in de woning. Uit een CIOT-bevraging is gebleken dat het [telefoonnummer 1] is afgegeven aan aangeefster [slachtoffer] . Aangeefster heeft verklaard dat dit nummer daadwerkelijk bij haar in gebruik is. Tevens bleek uit de bevraging dat het [telefoonnummer 2] is afgegeven aan [verdachte] . Aangeefster heeft verklaard dat dit nummer ook daadwerkelijk bij hem in gebruik is. De historische verkeersgegevens werden verkregen van beide aansluitingen over de periode gelegen tussen 14 januari 2018 00.00 uur en 17 oktober 2018 23:59 uur. Uit de verkregen gegevens is gebleken dat de aansluiting op naam van aangeefster [slachtoffer] tijdens de avond van 16 oktober 2018 enkel de mast gelegen aan de [adres 3] te Eindhoven aanstraalt. Gebleken is dat deze aansluiting op 16 oktober 2018 om 21:05 uur en 22.14 uur werd gebeld door het nummer [telefoonnummer 3] , in gebruik bij GGzE te Eindhoven. De contacten hadden een duur van respectievelijk 86 en 68 seconden. Met deze aansluiting werd op 16 oktober 2018 om 22.53 uur een uitgaande oproep naar het alarmnummer 112 gedaan. De aansluiting afgegeven aan [verdachte] had tussen 17.22 uur en 22.59 uur geen geregistreerde contacten. [7] Door [persoon] werd verklaard dat hij dagelijks, soms meerdere keren per dag, telefonisch contact had met aangeefster [slachtoffer] . [8]
Gezien de mogelijkheid dat [verdachte] gebruik maakte van meerdere telefoonnummers en toestellen werden van de toestellen bij verdachte in gebruik de historische verkeersgegevens opgevraagd over de periode gelegen tussen 14 januari 2018 00.00 uur en 17 oktober 2018 23:59 uur. Een ander telefoonnummer dan [telefoonnummer 2] werd in de bevraagde periode niet gebruikt in een van de bij verdachte in gebruik zijnde toestellen. [9]
Nadere bewijsoverweging.
Het bewijs dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, kan niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Er kan niet tot een bewezenverklaring worden gekomen indien de door één getuige verklaarde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Deze bepaling betreft de tenlastelegging in haar geheel. Niet is vereist dat elk onderdeel daarvan ook in ander bewijsmateriaal steun vindt.
Voorgaande betekent dat de rechtbank moet beoordelen of enerzijds de verklaring van aangeefster betrouwbaar is en anderzijds of haar verklaringen in ander bewijsmateriaal voldoende steun vinden. Het feit dat de verklaring van aangeefster betrouwbaar wordt geacht, kan niet op zichzelf als voldoende steunbewijs dienen. Het steunbewijs zal verder dienen te zien op feiten en omstandigheden die niet in een te ver verwijderd verband staan tot de aan de verdachte verweten gedragingen.
Betrouwbaarheid verklaringen aangeefster
Naar het oordeel van de rechtbank is er geen reden om te concluderen dat sprake is van een onbetrouwbare aangifte door [slachtoffer] . Haar verklaring bij het eerste contact met de politie op 17 oktober 2018 stemt op essentiële onderdelen overeen met de inhoud van haar aangifte als ook met haar aanvullende verklaring op 22 oktober 2018. De telefoon- en mastgegevens in het dossier onderschrijven verder aangeefsters verklaring dat zij op 16 oktober 2018 thuis was tussen 17.22 uur en 22.59 uur. Gebleken is dat zij op diverse tussenliggende tijdstippen gebruik heeft gemaakt van haar mobiele telefoon, onder meer wegens het ontvangen van gesprekken van [persoon] via de GGZe. Naar het oordeel van de rechtbank is haar verklaring consistent en voldoende gedetailleerd. Uit niets blijkt dat aangeefster haar verklaring heeft verzonnen of heeft willen aandikken.
Steunbewijs
De verklaring van aangeefster [slachtoffer] wordt ook door meerdere bewijsmiddelen ondersteund. Ten eerste is gebleken dat aangeefster op 16 oktober 2018 om 22.54 uur een 112-melding heeft gedaan en dat zij bij die melding overeenkomstig haar latere verklaringen bij de politie heeft verklaard over wat haar is overkomen die avond en wie daarvoor verantwoordelijk is (verdachte). Ook blijkt uit deze melding de emotionele staat waarin aangeefster zich bevond ten tijde van het doen van de melding.
Verder hebben verbalisanten bij aangeefster letsel geconstateerd wat passend is bij de beschrijving van de wijze waarop dit letsel aan aangeefster is toegebracht. Dat er sprake is geweest van geweld en onvrijwilligheid, zoals door aangeefster is verklaard, wordt naar het oordeel van de rechtbank ondersteund door de in het gezicht van aangeefster aangetroffen verwondingen.
Voor zover het verweer op het standpunt berust dat niet wordt voldaan aan het wettelijk bewijsminimum, faalt dit.
De rechtbank acht de door de verdachte afgelegde verklaring dat aangeefster op 16 oktober 2018 bij hem thuis was, zij vrijwillig seks met elkaar hebben gehad en zij ruzie hebben gekregen omdat hij door een andere vrouw werd gebeld, waarna hij haar hardhandig de deur heeft uitgezet, niet geloofwaardig. De verklaring van verdachte wordt niet ondersteund door de onderzoeksbevindingen en staat – nu deze ook niet nader door hem kan worden onderbouwd – geheel op zichzelf.
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig bewezen dat verdachte de aangeefster heeft gedwongen om seksuele handelingen te ondergaan, zoals primair ten laste gelegd. Het verweer van de verdediging wordt verworpen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
op 16 oktober 2018 te Eindhoven, door geweld en andere feitelijkheden en bedreiging met geweld en andere feitelijkheden [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte zijn penis in de mond en in de vagina en tegen het achterste van die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht en gehouden en bestaande dat geweld en die andere feitelijkheden en die bedreiging met geweld en die andere feitelijkheden uit
- het meermalen vastpakken van de keel van die [slachtoffer] en
- het zeggen tegen die [slachtoffer] "jij blijft zitten", toen zij op wilde staan en
- het knijpen in de keel van die [slachtoffer] en
- het meermalen zeggen tegen die [slachtoffer] dat zij naar hem, verdachte, moest luisteren en
- het vastpakken van het hoofd van die [slachtoffer] en het bewegen van haar hoofd in de richting van zijn, verdachtes, penis en - het trekken aan de haren van die [slachtoffer] en
- het duwen en brengen en houden van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] en
- het wegslaan van de handen van die [slachtoffer] en
- het pakken van twee messen en het voorhouden van die messen aan die [slachtoffer] en
- het zeggen tegen die [slachtoffer] dat als zij niet zou luisteren zij zou mogen kiezen welke van die twee messen hij, verdachte, zou gebruiken om haar dood te maken, en
- het meermalen zeggen tegen die [slachtoffer] : "ik maak je dood", en
- het spugen in het gezicht van die [slachtoffer] en
- het gooien van bier over die [slachtoffer] en
- het schreeuwen tegen die [slachtoffer] en
- het houden van een mes of messen tegen de keel van die [slachtoffer] en
- het spugen op de vagina en het lichaam van die [slachtoffer] en
- het vastpakken en omhoog duwen van de benen van die [slachtoffer] en
- het duwen en brengen en houden van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] en
- het omdraaien van die [slachtoffer] en het zeggen tegen die [slachtoffer] dat als zij niet zou luisteren dat hij haar dan van achteren in haar kont zou pakken, en het daarbij duwen en houden van zijn, verdachtes penis tegen het achterste van die [slachtoffer] en- het geven van een kopstoot aan die [slachtoffer] en
- het maken van misbruik van fysiek en emotioneel en psychisch overwicht dat hij, verdachte over die [slachtoffer] had en aldus voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie

heeft doen ontstaan.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met aftrek van voorarrest met een proeftijd van drie jaar onder de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering en met oplegging van een locatie- en contactverbod.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw van verdachte heeft – in verband met de door haar bepleite vrijspraak – geen (subsidiair) strafmaatverweer gevoerd.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, let de rechtbank op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting van zijn ex-vriendin. Verdachte en aangeefster hebben zo’n twee jaar een relatie gehad. Uit het dossier komt het beeld naar voren van een destructieve, gewelddadige relatie waarin verdachte aangeefster keer op keer uitschold, sloeg en vernederde.
Verdachte heeft door aangeefster te verkrachten een grote inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit en deze op grove wijze aangetast. De bedreigingen en het geweld dat verdachte op haar heeft toegepast, moeten een grote indruk op haar hebben gemaakt. Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden daar vaak nog jarenlang last van en de herinnering eraan hindert hen in hun dagelijks bestaan. Uit de toelichting op de vordering benadeelde partij en de door aangeefster voorgelezen slachtofferverklaring blijkt dat dit ook in deze zaak het geval is. Aangeefster is zichzelf kwijtgeraakt door de gebeurtenis en heeft moeite om nieuwe contacten aan te gaan, vooral met mannen. Zij neemt deel aan de “Sterke Vrouwengroep”, een groep die is bedoeld voor vrouwen die zich in een geweldsrelatie bevinden of hebben bevonden.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten, waaronder mishandeling en bedreiging van aangeefster. Verdachte is destijds veroordeeld tot (deels) voorwaardelijke gevangenisstraffen waarvoor hij in een proeftijd liep. De tenuitvoerlegging van deze voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraffen wordt dan ook gevraagd.
De rechtbank heeft acht geslagen op de over de persoon van verdachte uitgebrachte psychologische rapportage van drs. W.J.L. Lander van 29 december 2018. Verdachte is lijdende aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Deze stoornis bestond ook ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde. Het verband tussen de stoornis en het ten laste gelegde is niet aan te geven. Omdat verdachte daarnaast het ten laste gelegde ontkent, kan er geen uitspraak worden gedaan over de toerekenbaarheid van verdachte. De rechtbank beschouwt verdachte om die reden als volledig toerekeningsvatbaar. Door de deskundige wordt reclasseringsbegeleiding inzake de omgang met partners en een agressieregulatietraining aanbevolen. In overweging wordt gegeven deze behandelinterventie in het kader van een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden te laten plaatsvinden.
Door de reclassering van Novadic-Kentron is op 7 januari 2018 een rapport opgemaakt. Geadviseerd wordt aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een gedragsinterventie en een ambulante behandelverplichting.
De rechtbank heeft bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf acht geslagen op de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. Het oriëntatiepunt voor verkrachting bedraagt twee jaar onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Gelet op de datum van laatste vaststelling, namelijk 22 november 2013, de ontwikkelingen in de rechtspraak, de gewelddadige omstandigheden waaronder het feit is begaan en de wijze van binnendringen (namelijk oraal en vaginaal) komt de rechtbank tot een hogere gevangenisstraf.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden.
De rechtbank zal van deze gevangenisstraf een gedeelte van zes maanden voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan deze voorwaardelijke straf zullen na te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.
Gelet op de duur van de door de rechtbank op te leggen gevangenisstraf, is opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis, zoals verzocht door de raadsvrouw van verdachte, niet aan de orde.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft verzocht de vordering toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw van verdachte heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
Beoordeling.
De rechtbank acht aannemelijk dat aangeefster rechtstreeks ten gevolge van het bewezen verklaarde feit schade heeft geleden en acht toewijsbaar een gedeelte ter hoogte van 3.000,00 euro aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict, 16 oktober 2018, tot aan de dag der algehele voldoening en 90,43 euro aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van indiening van de vordering, 17 januari 2019, tot aan de dag der algehele voldoening,
De rechtbank zal de benadeelde partij, voor zover de vordering tot vergoeding van immateriële schade het bedrag van 3.000,00 euro te boven gaat, niet-ontvankelijk verklaren.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de uitspraken waar namens de benadeelde partij ter onderbouwing naar is verwezen niet vergelijkbaar met de omstandigheden waarin aangeefster zich heeft bevonden. Het onderhavige delict heeft zich in tegenstelling tot de aangehaalde uitspraken in de relationele sfeer voltrokken in plaats van dat de aangeefster door een volstrekt onbekende in haar woning is overvallen.
De benadeelde partij kan het niet toegewezen deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, ten aanzien van de immateriële schade vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict, 16 oktober 2018, tot de dag der algehele voldoening en ten aanzien van de materiële schade vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van indiening van de vordering, 17 januari 2019, tot aan de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 01/237230-16.

De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bijzondere omstandigheden die aan de tenuitvoerlegging in de weg staan zijn niet aanwezig. De rechtbank zal dan ook de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.

Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 20/000057-15.

De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bijzondere omstandigheden die aan de tenuitvoerlegging in de weg staan zijn niet aanwezig. De rechtbank zal dan ook de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f en 242 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.

het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:verkrachtingverklaart verdachte hiervoor strafbaar.

legt op de volgende straf en maatregel.
Gevangenisstraf voor de duur van
36 maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27
van het Wetboek van Strafrecht, waarvan
6 (zes) maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door de reclassering;
- zich binnen drie dagen na het onherroepelijk worden van het vonnis meldt bij de reclassering van Novadic-Kentron op het adres Dr. Poletlaan 74-76 te Eindhoven. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te oefenen;
- actief deelneemt aan de gedragsinterventie BORG. Veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
- zich laat behandelen door Forensische polikliniek De Omslag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- gedurende de proeftijd geen contact zal opnemen, zoeken of hebben - in welke vorm dan ook, ook niet via derden - met de in deze strafzaak genoemde en aan verdachte bekende bij een algeheel contactverbod belang hebbende persoon [slachtoffer] , een en ander met dien verstande dat onder dit contactverbod niet vallen contacten van of door tussenkomst van de advocaat van verdachte met genoemd persoon;
- zich gedurende de proeftijd niet zal ophouden op of in de directe nabijheid van de [adres 2] , [woonplaats 2] ;
waarbij de reclassering van Novadic-Kentron, Dr. Poletlaan 74-76, 5626 ND te Eindhoven, opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

Maatregel van schadevergoeding van EUR 3090,43 subsidiair 40 dagen hechtenis

Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] van een bedrag van EUR 3.090,43 (zegge: drieduizendnegentig euro en drieënveertig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 40 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 3.000,00 immateriële schadevergoeding en EUR 90,43 materiële schadevergoeding (post: reiskosten en medische kosten).
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag wat betreft de immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict, 16 oktober 2018, tot aan de
dag der algehele voldoening.
Het totale bedrag wat betreft de materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van indiening van de vordering, 17 januari
2019, tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] ,
van een bedrag van EUR 3.090,43 (zegge: drieduizendnegentig euro en drieënveertig cent), te weten EUR 3.000,00 immateriële schadevergoeding en EUR 90,43 materiële schadevergoeding (post: reiskosten en medische kosten).
Het totale toegewezen bedrag wat betreft de materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict, 16 oktober 2018, tot
aan de dag der algehele voldoening en het toegewezen bedrag wat betreft de
immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van
indiening van de vordering, 17 januari 2019 tot aan de dag der algehele
voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling:
Last tot tenuitvoerlegging van (het resterende gedeelte van) de voorwaardelijk opgelegde straf bij vonnis van de politierechter te 's-Hertogenbosch d.d. 4 januari 2017, gewezen onder parketnummer 01/237230-16, te weten:
een gevangenisstraf voor de duur van drie weken.
Bij vonnis van de politierechter te 's-Hertogenbosch d.d. 22 februari 2018 is een gedeelte van de straf (één week gevangenisstraf) reeds ten uitvoer gelegd en omgezet in een werkstraf voor de duur van 20 uren subsidiair 7 dagen hechtenis en is de duur van de proeftijd met één jaar verlengd.
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling:
Last tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf bij arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch d.d. 28 oktober 2016, gewezen onder parketnummer 20/000057-15, te weten:
een gevangenisstraf voor de duur van drie weken.
Bij vonnis van de politierechter te 's-Hertogenbosch d.d. 22 februari 2018 is de proeftijd met één jaar verlengd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.E.L. Hendriks, voorzitter,
mr. E. Boersma en mr. B. Poelert, leden,
in tegenwoordigheid van mr. N.J.S. Doornbosch, griffier,
en is uitgesproken op 12 februari 2019.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgenomen in het einddossier van de politie Oost-Brabant, Dienst Regionale Recherche - Zeden, proces-verbaalnummer PL2100-2018208992 (onderzoek KJELLER), aantal (doorgenummerde) pagina’s: 264. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen opgenomen in genoemd einddossier.
2.Proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden verbalisanten [verbalisant 1] en W.J.J.M. Damen d.d. 17 oktober 2018, p. 33-40 van voornoemd proces-verbaal.
3.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer] d.d. 18 oktober 2018, p. 41-49 van voornoemd proces-verbaal.
4.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer] d.d. 22 oktober 2018, p. 50-54 van voornoemd proces-verbaal.
5.Proces-verbaal van bevindingen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] d.d. 22 oktober 2018, p. 77 van voornoemd proces-verbaal.
6.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 3] d.d. 18 oktober 2018, p. 84-87 van voornoemd proces-verbaal.
7.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 1] d.d. 27 oktober 2018, p. 238-245 van voornoemd proces-verbaal.
8.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 1] d.d. 27 oktober 2018, p. 247 van voornoemd proces-verbaal.
9.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 1] d.d. 3 december 2018, p. 248 van voornoemd proces-verbaal.