Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.[verweerder 1] ,
2. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid Politieke beweging DENK,
3. de stichting Stichting Ondersteuning Fractie DENK gemeente Eindhoven,
1.Het procesverloop
- het verzoekschrift van [werkneemster] ;
- het verweerschrift namens alle verweerders;
- de aanvullende producties (15 tot en met 42) van de zijde van [werkneemster] ;
- de aanvullende productie (43) van de zijde van [werkneemster] ;
- de aanvullende productie (44) van de zijde van [werkneemster] ;
- de correctie van productie 4 van de zijde van verweerders;
- de aanvullende productie (23) van de zijde van verweerders;
- de aanvullende producties (24 en 25) van de zijde van verweerders;
- de pleitaantekeningen en de aanvullende productie (45) van mr. Kleeven die zij voor de mondelinge behandeling heeft overgelegd;
- de pleitaantekeningen van mr. Karatas die hij voor de mondelinge behandeling heeft overgelegd;
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van 14 december 2018.
2.De feiten
3.Het verzoek
4.Het verweer
5.De beoordeling
dat overuren zullen worden weggestreept t.o.v. het overschot aan het niet werken in de recesperiodes”. Er is niet opgenomen dat bij het ontbreken van overuren geen loon uitbetaald zal worden zoals DENK Eindhoven stelt. Ook over de recesperiode zal daarom het loon volledig doorbetaald moeten worden.
“Dus je kapt ermee”. Enkel de verklaring van [G.] is onvoldoende om dit aan te nemen. Uit de door DENK Eindhoven overgelegde verklaringen (productie 15, 16, 7, 19 en 20) blijkt duidelijk dat het [werkneemster] was die tijdens het gesprek op 6 september 2018 duidelijk en ondubbelzinnig aangegeven heeft te willen stoppen en niet meer voor DENK Eindhoven te willen werken. Dit kan niet als een emotionele opwelling van [werkneemster] gezien worden nu zij al langer met het idee speelde om weg te gaan bij DENK Eindhoven. Uit het WhatsApp bericht van 27 augustus 2018 van [werkneemster] aan [A.] met de inhoud
“Mag ik mijn ontslag doorgeven”blijkt immers dat zij op 27 augustus 2018 al in feite de beslissing genomen had. Nu [werkneemster] geen andere verklaring voor dit bericht gegeven heeft, kan hieruit niet anders worden afgeleid worden dan dat zij op dat moment al naar buiten kenbaar wilde maken weg te gaan bij DENK Eindhoven. Uit de voornoemde verklaringen volgt verder dat door [B.] aan haar gevraagd is of ze echt weg wil en of ze door wil gaan als coördinator van DENK Eindhoven en met DURF (zie productie 15, 17 en 20 verweerschrift). Er moet daarom vanuit gegaan worden dat er tijdens het bewuste gesprek op 6 september 2018 door verweerders onderzocht is of [werkneemster] wel degelijk weg wilde bij DENK Eindhoven.