ECLI:NL:RBOBR:2019:7371

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
19 juli 2019
Publicatiedatum
20 december 2019
Zaaknummer
01/845083-19
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het vervoeren en aanwezig hebben van verdovende middelen, waaronder heroïne, cocaïne en MDMA

Op 19 juli 2019 heeft de Rechtbank Oost-Brabant een vonnis uitgesproken in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het vervoeren en aanwezig hebben van verdovende middelen. De verdachte, geboren in 1990 en thans gedetineerd, werd beschuldigd van het opzettelijk vervoeren van ongeveer 5,4 gram heroïne en 12,4 gram cocaïne op 22 maart 2019 in Helmond, alsook van het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 5 liter MDMA in de periode van 1 augustus 2018 tot en met 30 augustus 2018. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen gronden waren voor schorsing van de vervolging. Tijdens de zitting op 5 juli 2019 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De officier van justitie achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, terwijl de verdediging zich op het standpunt stelde dat niet alle ten laste gelegde feiten bewezen konden worden. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen zorgvuldig gewogen en kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 15 maanden, met aftrek van het voorarrest, en verklaarde de inbeslaggenomen verdovende middelen en het voertuig verbeurd. De rechtbank overwoog dat de verdachte, ondanks zijn jonge leeftijd, al een aanzienlijke justitiële documentatie had en dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend was gezien de ernst van de feiten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar gemaakt op 19 juli 2019.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/845083-19
Datum uitspraak: 19 juli 2019
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [1990] ,
thans gedetineerd te: PI Zuid West - De Dordtse Poorten.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 5 juli 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 3 juni 2019.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 22 maart 2019 te Helmond tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 5,4 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of ongeveer 12,4 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2018 tot en met 30 augustus 2018 te Helmond, opzettelijk heeft vervaardigd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 5 liter, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDA en/of MDEA en/of MDMA en/of 2CB en/of amfetamine, zijnde MDA en/of MDEA en/of MDMA en/of 2CB en/of amfetamine, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Inleiding.
Op 22 maart 2019 wordt de auto waar verdachte in rijdt in Helmond gecontroleerd. De verbalisanten zien daarbij op de vloer achter de bestuurdersstoel een gripzak met bolletjes (vermoedelijk) verdovende middelen liggen. Uit het onderzoek blijkt dat deze bolletjes een hoeveelheid heroïne en cocaïne bevatten. Dit is aan verdachte ten laste gelegd als overtreding van artikel 2 onder B dan wel artikel 2 onder C van de Opiumwet (
feit 1).
Op 30 augustus 2018 gaat de politie naar aanleiding van meldingen dat er een chemische lucht werd geroken ter plaatse op het adres [adres] te [gemeente] . De bewoner van het adres, verdachte, verleent toestemming aan de politie de woning te controleren. In een in werking zijnde diepvries in de schuur van de woning treft de politie vervolgens een kan met een onbekende vloeistof aan, waarvan onderzoek uitwijst dat het een vloeistof bevattende MDMA betrof. Dit is aan verdachte ten laste gelegd als overtreding van artikel 2 onder D dan wel artikel 2 onder C van de Opiumwet (
feit 2).
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het vervoeren en aanwezig hebben van cocaïne en heroïne op 22 maart 2019 (
feit 1) en het aanwezig hebben van 5 liter MDMA-olie in de periode 1 augustus 2018 tot en met 30 augustus 2018 (
feit 2), beide feiten gepleegd te Helmond.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe heeft zich ten aanzien van feit 1 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouwe zich op het standpunt gesteld dat enkel bewezenverklaard kan worden dat verdachte ongeveer 5 liter MDMA-olie aanwezig heeft gehad. Voor het tevens ten laste gelegde vervaardigen ontbreekt het bewijs nu niet vastgesteld kan worden dat er daadwerkelijk een kristallisatieproces gaande was op het moment dat de MDMA-olie werd aangetroffen noch dat verdachte meer heeft gedaan dan de vloeistof voor een ander bewaren.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht de navolgende bewijsmiddelen van belang.
t.a.v. feit 1 [1]
Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en F.G.L [verbalisant 2] van 23 maart 2019 (p. 49-50), voor zover inhoudende:
Op 22 maart 2019 zagen wij het voertuig [kenteken] rijden over de Europaweg rijden. Het voertuig moest gecontroleerd worden omdat deze vermoedelijk zonder geldige verzekering en met een verlopen APK reed. Wij zagen dat het voertuig niet stopte op het stopteken. Wij zagen dat het voertuig ineens rechtsaf de parallelweg op reed en stopte. Wij zagen dat de bestuurder aan het rommelen was in de auto en uitstapte. Ik, [verbalisant 2] , heb de bestuurder goed gezien. Hij had kort opgeschoren haar, een korte groene jas en had een normaal tot breed postuur. De bestuurder rende weg de Stationsstraat op.
Ik, [verbalisant 1] , scheen met een zaklamp in het voertuig en zag dat er achter de bestuurdersstoel op de vloer een gripzak met bolletjes wit en bruin lag. Ik kreeg het vermoeden dat de inhoud van de gripzak stoffen betrof van lijst I van de Opiumwet. Ik nam het voertuig en de gripzak met inhoud in beslag.
Ik, [verbalisant 2] zag dat er een jongen mijn kant op kwam rennen. Ik reed met mijn dienstvoertuig naar deze persoon toe en toen ik hem naderde herkende ik hem direct en voor 100% als de persoon die het voertuig bestuurd had. Ik stopte mijn dienstvoertuig en rende achter hem aan. Na enkele meters haalde ik hem in en drukte hem naar de grond. Ik vorderde inzage van zijn identiteitsbewijs. Toen verdachte zei dat hij dat niet bij zich had hem ik hem aangehouden. Verdachte: [verdachte] , geboren [1990] te [geboorteplaats] , [geboorteland] .

Een kennisgeving van inbeslagneming (p.11-12), voor zover inhoudende:

Goednummer: PL2100-2019059237- 1485850
Aantal: 20 stuks
Bijzonderheden: 20 bolletjes vermoedelijk heroïne.

Een kennisgeving van inbeslagneming (p.13-14), voor zover inhoudende:

Goednummer: PL2100-20l9059237-1485855
Aantal: 50 stuks
Bijzonderheden: 50 bolletjes vermoedelijk cocaïne

Een kennisgeving van inbeslagneming (p. 23-24), voor zover inhoudende:

Goednummer: PL2100-2019059237-1485858
Bijzonderheden: 1 bolletje onbekende stof
Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] d.d. 23 maart 2019 (p. 52-54), voor zover inhoudende:
Op 23 maart 2019 werden diverse stoffen gerapporteerd onder nummer 2019059237, onderzocht. Deze stoffen werden op 23 maart 2019 bij verdachte [verdachte] aangetroffen en inbeslaggenomen.
In het politiebureau te Helmond werden de inbeslaggenomen stoffen getest in een daarvoor aangewezen testruimte, teneinde de stoffen te testen op de aanwezigheid van enige verdovende middelen als genoemd op de lijsten I en II ingevolge de Opiumwet.
Ik, verbalisant [verbalisant 4] , ben ten tijde van de testen, uitgevoerd door verbalisant [verbalisant 3] , getuige geweest van de uitgevoerde testen.
1. Heroïne (PL2100-2019059237- 1485850)
Ik, [verbalisant 3] , zag dat in een doorzichtig plastic zakje o.a. 20 blauwe plastic bolletjes verpakt zaten met daarin een bruine stof, vermoedelijk heroïne. Ik, [verbalisant 3] , zag dat de inhoud van de 20 bolletjes in totaal netto 5,4 gram betrof. 5 gram werd door mij, verbalisant [verbalisant 3] , verpakt als monster en voorzien van SIN AA11G8597NL.
2. Cocaïne ( PL2100-20l9059237-1485855 en PL2100-2019059237-1485858)
Ik, [verbalisant 3] , zag dat in een transparante plastic zak o.a. 50 blauwe plastic bolletjes verpakt zaten met daarin een witte stof, vermoedelijk cocaïne. Verder zag ik dat 1 bolletje verpakt zat in een bruin papiertje. Ik, [verbalisant 3] , zag dat in een bruin papiertje ook een klein blauw plastic bolletjes zat met daarin een witte stof. De totale netto inhoud van de 51 bolletjes betrof in totaal 12,4 gram.
5 gram werd voorzien van de unieke SIN-code AAMG8632NL.

Een rapport NFiDENT d.d. 3 april 2019 (p. 87) voor zover inhoudende:

kenmerk omschrijving FO conclusie
AAMG8597NL 5,0 gram poeder en brokjes, bruin bevat heroïne

Een rapport NFiDENT d.d. 3 april 2019 (p. 88) voor zover inhoudende:

kenmerk omschrijving FO conclusie
AAMG8632NL 5,0 gram brokjes, wit bevat cocaïne
t.a.v. feit 2 [2]
Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] d.d. 30 augustus 2018 (p. 31-32), voor zover inhoudende:
Op donderdag 30 augustus 2018 waren wij, verbalisanten, op het adres [adres] te [gemeente] . Dit in verband met de verdenking dat er op dit adres een mogelijk synthetisch drugslab zou zitten.
Ter plaatse kwam aan de achterzijde van de woning, zoals later bleek de bewoner, naar buiten. Wij verbalisanten deelde het doel van ons bezoek mede, namelijk klachten uit de wijk met betrekking tot een chemische lucht en de mogelijkheid van een drugslab in zijn woning. Door de bewoner werden wij binnengelaten en de woning werd gecontroleerd.
In de tuin staat een afzonderlijk gebouwtje, een schuur. In deze schuur stond een grote diepvrieskist. Ik verbalisant [verbalisant 5] vroeg de bewoner van wie de kist was. Wij verbalisanten hoorden dat de bewoner aan gaf dat dit zijn kist was. Ik verbalisant [verbalisant 5] vroeg hem of hij de kist vrijwillig wilde open maken. Wij verbalisanten zagen dat de bewoner hiermee instemde en de vrieskist opende. In de kist stond een enkele 5 liter kan met een onbekende donkere substantie. De vrieskist was in werking. De bewoner gaf aan dat de kan niet van hem was maar dat hij deze moest bewaren voor iemand. Voor wie wist hij niet te vertellen. Door de adviseur gevaarlijke stoffen van de brandweer werd een voorlopig onderzoek ingesteld naar de stof. De uitslag gaf aan dat het hier vermoedelijk om MDMA ging.
Een proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 7] van de Landelijke Faciliteit Ondersteuning Ontmantelen (LFO) d.d. 31 augustus 2018 (p. 35-58, inclusief fotomap), voor zover inhoudende:
Op donderdag 30 augustus 2018 heb ik op verzoek van de politie Helmond een onderzoek ingesteld in de woning met bijbehorende schuur aan de [adres] in [gemeente] .
In de schuur zagen wij een in werking zijnde vriezer staan met daarin een 5L maatkan met bruine olieachtige vloeistof.
Wij hebben met behulp van schoon en ongebruikt monstername materiaal monsters genomen van diverse goederen. Deze monsters worden ter analyse overgebracht naar het NFI afdeling verdovende middelen te Den Haag.
Sin sticker
LFO code
omschrijving
AAIY5792NL
H-1
Jerrycan, inhoudsmaat 5 liter, met daarin een restant bruine olieachtige vloeistof met zwart bezinksel. Geur Methylamine.
AAIY5793NL
H-2
In werking zijnde vriezer met daarin een maatbeker met daarin 5 liter bruine stroperige vloeistof met de geur van methylamine. Indicatief MDMA
Een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, drugsonderzoek aan materialen aangetroffen op de locatie [adres] te [gemeente] , 30 augustus 2018 (p. 59-63)
Resultaten
Kenmerk
Omschrijving
Resultaat
AAIY5792NL/H-1
Monster donkerbruine viskeuze vloeistof met zwart bezinksel
Bevat MDMA en een lage concentratie PMK (vloeistof) en platina (bezinksel)
AAIY5793NL/H-2
Monster bruine olieachtige vloeistof
Bevat MDMA en een lage concentratie PMK

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
op 22 maart 2019 te Helmond opzettelijk heeft vervoerd, ongeveer 5,4 gram van een materiaal bevattende heroïne en ongeveer 12,4 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
2.
op 30 augustus 2018 te Helmond, opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 5 liter, van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden gevorderd met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De officier van justitie heeft zich hierbij op het standpunt gesteld dat er ten aanzien van feit 1 een dealerindicatie aanwezig is. Wat betreft de strafwaardigheid van feit 2 is de officier van justitie van mening dat de hoeveelheid MDMA-olie eerst omgerekend dient te worden naar de hoeveelheid MDMA-pillen die hieruit zou kunnen worden vervaardigd. De officier van justitie zoekt vervolgens op basis van deze omrekening aansluiting bij de richtlijnen die gelden voor 16,5 kilo MDMA-pillen.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe heeft bepleit een taakstraf op te leggen met daarnaast een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest. Om verdachte er van te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen zou hierbij ook nog een voorwaardelijke gevangenisstraf kunnen worden opgelegd. Naar het oordeel van de raadsvrouwe dient de eis van de officier van justitie in ieder geval te worden gematigd nu in diverse zaken waar, in tegenstelling tot onderhavige zaak, wel sprake was van een drugslaboratorium als uitgangspunt wordt genomen een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in 2019 schuldig gemaakt aan het vervoeren van een hoeveelheid cocaïne en heroïne en in 2018 had hij een grote hoeveelheid MDMA-olie aanwezig. Het is algemeen bekend dat dergelijke verdovende middelen schade toebrengen aan de gezondheid van de gebruikers van deze middelen. Bovendien bekostigen gebruikers hun drugsgebruik vaak door diefstal of ander crimineel gedrag, waardoor schade en overlast wordt toegebracht aan anderen.
Hoewel verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het vervoeren van harddrugs, bevat het dossier ook aanwijzingen die naar het oordeel van de rechtbank tezamen een zogenaamde dealerindicatie opleveren. De heroïne en cocaïne waren immers verpakt in zogeheten verbruikershoeveelheden, het grote aantal bolletjes dat hij bij zich had en het feit dat verdachte in het bezit was van een mobiele telefoon waarvan de inhoud op zijn minst duidt op het reclame maken ten behoeve van de verkoop van deze verdovende middelen aan potentiële kopers. Ten aanzien van de MDMA-olie neemt de rechtbank als uitgangspunt dat uit het dossier blijkt dat de 5 liter MDMA-olie ongeveer 5 kilo MDMA HCL (vaste stof) oplevert. Dit betreft nog geen eindproduct. Het feit dat verdachte in augustus 2018 was gepakt met 5 liter mdma-olie, weerhield hem er kennelijk niet van om in maart 2019 met aanzienlijke hoeveelheden cocaïne en heroïne te gaan rondrijden.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. Deze oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte, hoewel hij niet eerder voor een overtreding van de Opiumwet werd veroordeeld, ondanks zijn relatief jonge leeftijd al forse justitiële documentatie heeft en de eerder aan hem opgelegde straffen zijn gedrag klaarblijkelijk niet ten goede hebben doen veranderen. Een andere straf dan een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf acht de rechtbank, mede gelet op de ernst van de feiten, dan ook niet passend. De rechtbank is dan ook van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden.

Beslag.Het standpunt van de officier van justitie.

De officier van justitie heeft verzocht het voertuig waar verdachte in reed en waar de verdovende middelen in zijn aangetroffen, verbeurd te verklaren. De verdovende middelen dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Ten aanzien van de beide telefoons heeft de officier van justitie zich primair op het standpunt gesteld dat deze gelet op de daarop aangetroffen inhoud onttrokken dienen te worden aan het verkeer, subsidiair dat deze verbeurd dienen te worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de personenauto en de iPhone 5. Ten aanzien van de iPhone 7 heeft de raadsvrouwe om teruggave aan verdachte verzocht.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen telefoons vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting - dit voorwerpen zijn met behulp van welke de feiten zijn begaan of voorbereid en deze voorwerpen ten tijde van het begaan van de feiten aan verdachte toebehoorden.
De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen verdovende middelen vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, omdat dit - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – voorwerpen zijn van zodanige aard zijndat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen personenauto Suzuki Splash aan de redelijkerwijs rechthebbende nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave. Hierbij merkt de rechtbank op dat uit het dossier blijkt dat voornoemde personenauto op naam staat van een ander en niet aan verdachte toebehoort terwijl niet kan worden vastgesteld dat deze andere persoon enige wetenschap omtrent de aanwezigheid van de verdovende middelen in het voertuig heeft gehad.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 27, 33, 33a, 36b, 36d, 57, 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 van de Opiumwet.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:

t.a.v. feit 1:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 aanhef en onder B, van deOpiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd t.a.v. feit 2:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 aanhef en onder C, van deOpiumwet gegeven verbodVerklaart verdachte hiervoor strafbaar.

Legt op de volgende straf en maatregelen.
t.a.v. feit 1, feit 2:Gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht
Verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen goederen, te weten: 1 stuk Apple iPhone, goednummer 1485860
1. stuk Apple iPhone, goednummer 1485861 Onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen goederen, te weten de onder verdachte in beslag genomen hoeveelheden verdovende middelen (heroïne, cocaïne en ongeveer 5 liter van een vloeistof bevattende MDMA). Teruggave inbeslaggenomen goederen, te weten:
1. personenauto, Suzuki Splash met kenteken [kenteken] aan de redelijkerwijs rechthebbende.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H.L.M. Snijders, voorzitter,
mr. S.J.W. Hermans en mr. J.O.Y. Elagab, leden,
in tegenwoordigheid van S.A. Nuyens, griffier,
en is uitgesproken op 19 juli 2019.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgenomen in het einddossier van de politie Oost-Brabant, genummerd PL2100-2019059237, aantal pagina’s: 291. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen opgenomen in genoemd einddossier.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgenomen in het einddossier van de politie Oost-Brabant, districtsrecherche Helmond, genummerd PL2100-2018158761, aantal pagina’s: 78. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen opgenomen in genoemd einddossier