ECLI:NL:RBOBR:2019:7277

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
17 december 2019
Publicatiedatum
16 december 2019
Zaaknummer
19/2989
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van de intrekking van een jachtakte op basis van de e-screener

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 17 december 2019 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker wiens jachtakte door de korpschef was ingetrokken. De intrekking was gebaseerd op de uitslag van de e-screener, die aangaf dat de verzoeker onder sterke psychische druk stond. De verzoeker had administratief beroep ingesteld tegen deze intrekking en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter overwoog dat de hoofdregel is dat een besluit van kracht blijft, ook als er beroep tegen is ingesteld, maar dat deze regel kan worden doorbroken door een voorlopige voorziening indien onverwijlde spoed dat vereist.

De voorzieningenrechter beoordeelde of er sprake was van onverwijlde spoed en of het besluit tot intrekking rechtmatig was. De verzoeker stelde dat hij de enige jachthouder op een jachtveld was en dat de intrekking van zijn jachtakte de schadebestrijding op dat terrein zou stilleggen. De voorzieningenrechter oordeelde dat het spoedeisend belang voldoende was aangetoond. Vervolgens werd de rechtmatigheid van de intrekking beoordeeld. De voorzieningenrechter concludeerde dat de korpschef niet voldoende had aangetoond dat de negatieve uitslag van de e-screener een objectieve basis vormde voor de intrekking van de jachtakte. Bovendien was er geen wettelijke grondslag om de jachtakte enkel op basis van de e-screener in te trekken.

De voorzieningenrechter besloot het primaire besluit te schorsen tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op het administratief beroep, waardoor de jachtakte weer geldig werd. Tevens werd de korpschef veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van de verzoeker. De uitspraak werd gedaan door mr. S.D.M. Michael, in aanwezigheid van griffier mr. I. van der Wijngaart, en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 19/2989
uitspraak van de voorzieningenrechter van 17 december 2019 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker] , in [plaats 1] , verzoeker

(gemachtigde: mr. drs. P.M. Timmer-Arends),
en

de minister van Justitie van Veiligheid, de minister

en

de korpschef van politie, de korpschef

(gemachtigden: mr. M. van de Vall en A.A.P.L.M. Strous).

Procesverloop

Bij besluit van 24 oktober 2019 (het primaire besluit) heeft de korpschef de jachtakte van verzoeker ingetrokken.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit administratief beroep ingesteld bij de minister. Ook heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Bij brief van 5 december 2019 heeft verzoeker de gronden van zijn verzoek aangevuld.
Bij brief van 6 december 2019 heeft de minister aan de rechtbank laten weten niet te zullen deelnemen aan de verzoekschriftprocedure.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 december 2019. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Voor de korpschef zijn zijn gemachtigden verschenen.

Overwegingen

1. Uitgangspunt van de wet is dat het instellen van de werking van een besluit niet opschort. Met andere woorden: het besluit blijft van kracht, ook als er administratief beroep tegen is ingesteld. Die hoofdregel kan worden doorbroken door het treffen van een voorlopige voorziening. De mogelijkheid daartoe is geregeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In dat artikel staat dat als tegen een besluit administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter op verzoek een voorlopige voorziening kan treffen als onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. De verzoeker moet dus goede redenen hebben die maken dat hij de beslissing op zijn administratief beroep niet kan afwachten en die een uitzondering op de hoofdregel dat het bezwaar de uitvoering van het besluit niet schorst, rechtvaardigen. Een voorlopige voorziening heeft – zoals de term al zegt – het karakter van een tussenmaatregel, in afwachting van de beslissing op het bezwaar. De beoordeling die de voorzieningenrechter maakt, is dus voorlopig van aard en de rechtbank die in een later stadium op het eventuele beroep beslist, is niet aan het oordeel van de voorzieningenrechter gebonden.
2. Als sprake is van onverwijlde spoed, zal de voorzieningenrechter kijken of een – zoals gezegd voorlopig – oordeel is te geven over de vraag of het besluit rechtmatig is. Vervolgens maakt de voorzieningenrechter aan de hand daarvan een belangenafweging, waarbij verschillende elementen worden betrokken, met name:
- in hoeverre duidelijk is dat (en in hoeverre valt te beoordelen of) aan het besluit een gebrek kleeft;
- in hoeverre dat gebrek naar verwachting te herstellen valt in de beslissing op bezwaar;
- of er een onomkeerbare situatie ontstaat als de gevraagde voorlopige voorziening wel of niet getroffen wordt;
- hoe groot de mate van spoedeisendheid is.
Bij zo'n belangenafweging moeten alle belangen pro en contra worden afgewogen; als de belangen aan de ene kant groot zijn, moeten de belangen aan de andere kant ook groot zijn om daar tegen op te kunnen wegen.
3. Over het spoedeisend belang overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Verzoeker heeft onder meer naar voren gebracht dat hij de enige jachthouder op een jachtveld in [plaats 2] is, dat hij voor de eigenaar van dat terrein aan schadebestrijding doet en dat door de intrekking van de jachtakte de schadebestrijding op dat terrein stil komen te liggen. De korpschef heeft deze toelichting niet weersproken. Daarmee is naar het oordeel van de voorzieningenrechter het spoedeisend belang bij dit verzoek voldoende komen vast te staan.
4. Over de rechtmatigheid van het besluit, de intrekking van de jachtakte, overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
5. De korpschef heeft aan verzoeker laatstelijk een jachtakte verleend, die geldig was van 30 maart 2019 tot en met 31 maart 2020. Hij heeft op 22 oktober 2019 op het politiebureau de zogeheten e-screener ingevuld/gemaakt. De uitslag van deze test heeft als advies: ‘geen uitgifte wapenverlof’. In deze uitslag staat verder dat ‘rood’ is gescoord op de schalen krenking en medicijnen. Bij krenking staat vermeld dat deze persoon veel krenking heeft ervaren in het leven. Bij medicijnen staat vermeld dat deze persoon in de afgelopen 12 maanden medicijnen gebruikte die het reactievermogen verminderen.
6. De korpschef heeft vervolgens de jachtakte ingetrokken. Volgens de korpschef betekent de uitslag van de e-screener dat verzoeker onder sterke psychische druk staat. Het is niet langer verantwoord om wapens en munitie aan verzoeker toe te vertrouwen, aldus de korpschef.
7. Verzoeker heeft verschillende gronden aangevoerd tegen dit besluit tot intrekking. Over de uitslag van de e-screener schrijft hij (zelf):
"Medicijnen: Op de vraag gebruikt u slaapmiddelen, kalmeringsmiddelen of vergelijkbaar met een gele sticker, heb ik geantwoord: minder dan één keer per maand.
Ik gebruik soms één soms twee keer per jaar een spierverslapper in verband met rugklachten. Op het doosje staat inderdaad een gele sticker met een waarschuwing dat het de rijvaardigheid kan beïnvloeden. Ik houd hier rekening mee in mijn activiteiten. Ik rijd dan tijdelijk geen auto en ik maak dan geen gebruik van mij wapens. Dat wil toch niet zeggen dat ik geen jachtakte zou mogen hebben of geen geweren voor handen mag hebben. Dan zou ik ook mijn rijbewijs en auto’s in moeten leveren lijkt mij.
Krengking: De test zou aangeven dat ik veel krenking in mijn leven ervaren heb. Ik herken mezelf daar totaal niet in! Ik kom uit een groot harmonieus hecht gezin, ik ben een succesvol ondernemer en we hebben zelf ook weet een hecht harmonieus gezin. Ik sta zeker niet onder sterke psychische druk. Het is tijdens de test meerdere keren gebeurd dat ik twijfelde of mijn keuze wel geaccepteerd was door de computer en ik nogmaals dezelfde keuze in heb gevoerd. Pas later realiseerde ik me dat de computer de volgende vraag dan alweer klaar had gezet en ik dus, per abuis, diverse vragen ongelezen beantwoord heb. Terug gaan naar de eerdere vragen was niet mogelijk. Dit zou de mogelijke oorzaak zou kunnen zijn dat ik bij de test op dit punt rood scoor."
8. De korpschef heeft ter zitting verklaard dat hij uitvoering heeft gegeven aan het beleid van de minister dat bij een negatieve uitslag van de e-screener de jachtakte wordt ingetrokken. Verder heeft de korpschef verklaard dat hij alle (onmiddellijke) intrekkingen heeft heroverwogen door te onderzoeken of er contra-indicaties zijn tegen de negatieve uitslag. Dat heeft voor dit geval niet geleid tot een ander oordeel. Verzoeker had tegen de negatieve score op krenking een medische verklaring kunnen inbrengen. Dat heeft hij tot op heden niet gedaan.
9. De voorzieningenrechter stelt vast dat de minister en de korpschef menen dat de uitslag van de e-screener een objectief vastgestelde waarde is en een doorslaggevende factor kan zijn om tot intrekking van het verlof over te gaan. Ook menen zij dat het aan de verlofhouder is om in administratief beroep te gaan tegen die intrekking en om in die procedure ontlastende documenten, zoals een verklaring van een arts, in te dienen (zie – onder meer – de brief van de minister van 14 november 2019 aan de Tweede Kamer ( [nummer] , antwoord op vraag 8).
10. Deze uitgangspunten van de minister en de korpschef zijn problematisch om – in ieder geval – twee redenen.
10.1
Allereerst is van belang dat de minister en de korpschef de uitslag van de e-screener kennelijk zien als een digitaal advies. Als een advies aan een intrekking van de jachtakte ten grondslag wordt gelegd, dan zullen de korpschef en, in administratief beroep, de minister zich op de voet van artikel 3:2 van de Awb op z’n minst ervan moeten vergewissen dat dat advies zorgvuldig tot stand is gekomen en of de inhoud van het advies concludent is. Naar ook ter zitting is gebleken is de korpschef niet in staat om aan die verplichting te voldoen. Hij beschikt alleen over de resultaten van de e-screener en heeft, naar ook ter zitting is gebleken, geen inhoudelijke kennis over deze digitale test. Zo weet hij niet welke vragen worden gesteld en kan hij niet zien hoe de desbetreffende aanvrager de vragen heeft beantwoord. Dit gebrek aan controle aan de zijde van de korpschef wringt temeer nu bij een negatieve uitslag van de e-screener het voor de hand ligt te veronderstellen dat de desbetreffende verlofhouder daartegen bedenkingen zal hebben. Bij een negatieve uitslag gaat de korpschef rauwelijks, aldus zonder de verlofhouder in een voornemenprocedure in de gelegenheid te stellen zijn bedenkingen naar voren te brengen, over tot intrekking van de jachtakte.
10.2
In de tweede plaats bestaat er geen wettelijke grondslag om de jachtakte in te trekken enkel op grond van een negatieve uitslag van de e-screener. De voorzieningenrechter wijst in dat verband naar de volgende passage over de e-screener in de memorie van toelichting inzake de Wijziging van de Wet wapens en munitie, de Flora- en faunawet en de Wet natuurbescherming in verband met de versterking van het stelsel ter beheersing van het legaal wapenbezit ( [nummer] , nr. 3):
"2.3 De e-screener
(…)
Er wordt niet voorgesteld dat een (…) een negatieve uitslag van de e-screener onvermijdelijk leidt tot afwijzing van de aanvraag voor het bevoegdheidsdocument. Of het bevoegdheidsdocument wordt verleend, blijft afhangen van het oordeel van de korpschef over de geschiktheid van de betrokkene, waarbij alle informatie wordt gewogen."
11. Nu de korpschef in het geval van verzoeker enkel op grond van de negatieve uitslag van de e-screener diens jachtakte (meteen) heeft ingetrokken, moet worden geoordeeld dat dat besluit tot intrekking op grond van artikel 3:2 van de Awb onrechtmatig is.
12. De voorzieningenrechter beschikt thans niet over aanwijzingen dat de minister –
anders dan de korpschef – wel kan controleren of een uitslag van de e-screener zorgvuldig tot stand is gekomen en naar inhoud concludent is. Omdat het ervoor moet worden gehouden dat (ook) de minister in zoverre niet aan zijn eigen onderzoeksverplichtingen kan voldoen, kan hij niet van verzoeker verlangen dat deze ontlastende documenten, zoals een verklaring van een arts, overlegt als tegenbewijs tegen de negatieve uitslag van de e-screener. Verder verwacht de voorzieningenrechter niet dat de intrekking van de jachtakte in administratief beroep in stand blijft. Indien alle informatie wordt meegewogen dat kan de minister er niet aan voorbij gaan dat verzoeker tot aan deze intrekking elf jaar in het bezit is geweest van een geldige jachtakte. Bovendien blijkt thans, de uitslag van de e-screener buiten beschouwing gelaten, nergens uit dat aan hem het voorhanden hebben van wapens of munitie niet langer kan worden toevertrouwd.
13. Ook is de voorzieningenrechter op grond van het gelijkheidsbeginsel van oordeel dat het besluit tot intrekking niet in stand kan blijven. De huidige gedragslijn van de minister en de korpschef is dat screening van bestaande verlofhouders niet meer plaatsvindt aan de hand van de e-screener, maar aan de hand van het – oude – WM 32-formulier. Vast staat dat de e-screener een kritischere screening is. Indien verzoeker gescreend zou zijn aan de hand van het WM 32-formulier, dan zou zijn jachtakte niet zijn ingetrokken, zo bevestigt de korpschef ter zitting. Als redenen voor de gewijzigde gedragslijn zijn slechts bekend dat meer aanvragers dan verwacht negatieve adviezen (van de e-screener) hebben gekregen en een niet nader toegelichte ‘problematiek in de uitvoeringspraktijk’ (zie de brief van de minister van 29 oktober 2019 aan de Tweede Kamer ( [nummer] , nr. 24)). Dit kan geen rechtvaardiging zijn om verzoeker anders te blijven behandelen dan bestaande verlofhouders die thans aan een minder kritische screening worden onderworpen.
14. Uit het voorgaande volgt dat het primaire besluit moeten worden geschorst.
15. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom toe en treft de voorlopige voorziening dat het bestreden besluit is geschorst tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op het administratief beroep. De schorsing van het primaire besluit betekent dat de jachtakte weer geldig is, dat verzoeker de jachtakte en de wapens, die hij in bewaring heeft gegeven bij de korpschef, moet terugkrijgen.
16. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat de korpschef aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
17. De voorzieningenrechter veroordeelt de korpschef in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.024,-- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van 512,- en een wegingsfactor 1).Van andere voor vergoeding in aanmerking komende kosten is de voorzieningenrechter niet gebleken.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- schorst het primaire besluit tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op het administratief beroep;
- draagt de korpschef op het betaalde griffierecht van € 174,-- aan verzoeker te vergoeden;
- veroordeelt de korpschef in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.024,--.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.D.M. Michael, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. I. van der Wijngaart, griffier. De uitspraak is in het openbaar geschied op uiterlijk 17 december 2019.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.