Op 17 december 2019 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het overschrijden van het op de bedrijven rustende pluimveerecht in de periode van 2016 tot en met 2018. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, handelend onder de namen van verschillende bedrijven, gedurende deze periode een aanzienlijk aantal opfokhennen, leghennen en kippen heeft gehouden, ver boven het toegestane aantal volgens het pluimveerecht. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 200.000, waarvan € 100.000 voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De uitspraak volgde na een onderzoek op de terechtzitting van 3 december 2019, waar de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging heeft gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen gronden waren voor schorsing van de vervolging. De rechtbank heeft de bewijsvoering beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte in meerdere jaren het pluimveerecht heeft overschreden, wat leidde tot oneerlijke concurrentie en een overtreding van de Meststoffenwet. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd en de impact op het milieu. De verdachte is niet eerder veroordeeld, wat in haar voordeel heeft gewerkt, maar de ernst van de overtredingen rechtvaardigde een substantiële geldboete.