Op 18 december 2019 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak met zaaknummer SHE 19/1460. De rechtbank heeft de vergunning die op 11 april 2019 door het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Brabant was verleend voor het exploiteren van een veehouderij, vernietigd. Deze beslissing volgde op beroep van milieuverenigingen en organisaties, die stelden dat de vergunning niet kon worden verleend onder verwijzing naar de passende beoordeling die voor het Programma Aanpak Stikstof (PAS) was gemaakt. De rechtbank oordeelde dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in een eerdere uitspraak op 29 mei 2019 had vastgesteld dat de passende beoordeling niet voldeed aan de eisen van artikel 6 van de Habitatrichtlijn. Hierdoor was het bestreden besluit in strijd met de Wet natuurbescherming (Wnb). De rechtbank verklaarde het beroep kennelijk gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op het betaalde griffierecht van € 345,00 aan eiseres te vergoeden. Tevens veroordeelde de rechtbank verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 512,00. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.