ECLI:NL:RBOBR:2019:7250

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
18 december 2019
Publicatiedatum
13 december 2019
Zaaknummer
19/1751
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van vergunning voor veehouderij op basis van PAS en Habitatrichtlijn

Op 18 december 2019 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak met zaaknummer SHE 19/1751. De rechtbank heeft de vergunning die op 21 mei 2019 door het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Brabant was verleend aan een derde-partij voor het uitbreiden/wijzigen van een veehouderij, vernietigd. Deze beslissing is genomen naar aanleiding van een beroep dat was ingesteld door milieuverenigingen en organisaties, die zich verzetten tegen de verleende vergunning. De rechtbank oordeelde dat de vergunning niet kon worden verleend onder verwijzing naar de passende beoordeling die voor het Programma Aanpak Stikstof (PAS) was gemaakt, omdat deze beoordeling niet voldeed aan de eisen van artikel 6 van de Habitatrichtlijn. De rechtbank baseerde haar uitspraak op een eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 mei 2019, waarin werd geoordeeld dat de passende beoordeling niet voldeed aan de wettelijke eisen. De rechtbank verklaarde het beroep kennelijk gegrond en vernietigde het bestreden besluit, waarbij zij verweerder opdroeg het door eiseres betaalde griffierecht van € 345,00 te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om verzet in te stellen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 19/1751

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 december 2019 in de zaak tussen

[eiseres] , te [vestigingsplaats] , eiseres,

en

het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Brabant, verweerder

De rechtbank heeft
[naam] BV,te [vestigingsplaats] , aangemerkt als derde-partij in deze procedure.

Procesverloop

Bij besluit van 21 mei 2019 heeft verweerder aan de derde-partij een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming (Wnb) verleend voor het uitbreiden/wijzigen van een veehouderij aan de [adres] .
Tegen dit besluit heeft eiseres beroep ingesteld.

Overwegingen

1. De rechtbank doet na vereenvoudigde behandeling op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Verweerder heeft bij het bestreden besluit vergunning verleend voor een activiteit die stikstofdepositie veroorzaakt op stikstofgevoelige natuurwaarden in Natura 2000-gebieden. Verweerder heeft daarbij toepassing gegeven aan het Programma Aanpak Stikstof 2015-2021 (het PAS) en de daarbij behorende regelgeving die vanaf 1 juli 2015 van kracht is. De vergunning kan volgens verweerder worden verleend onder verwijzing naar de passende beoordeling die voor het PAS is opgesteld. Met toepassing en uitvoering van het PAS is volgens verweerder gewaarborgd dat de stikstofdepositie die het uitbreiden/wijzigen van de veehouderij zal veroorzaken, niet zal leiden tot een aantasting van de natuurwaarden in Natura 2000-gebieden.
3. De strekking van het beroep is - kort gezegd - dat de vergunning niet kon worden verleend onder verwijzing naar de passende beoordeling die voor het PAS is gemaakt, omdat de passende beoordeling en het PAS niet voldoen aan artikel 6 van de Habitatrichtlijn.
4. De rechtbank overweegt dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) in de uitspraak van 29 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1603, heeft geoordeeld dat de passende beoordeling die aan het PAS ten grondslag ligt niet voldoet aan de eisen die uit artikel 6 van de Habitatrichtlijn voortvloeien.
5. Het voorgaande betekent dat verweerder de vergunning voor het exploiteren van de veehouderij niet kon verlenen onder verwijzing naar de passende beoordeling die voor het PAS is gemaakt. Het bestreden besluit is genomen in strijd met artikel 2.8 van de Wnb.
6. Het beroep is kennelijk gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd.
7. Zoals de Afdeling heeft overwogen in de uitspraak van 29 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1603, kan verweerder voor het alsnog te nemen besluit op de aanvraag niet terugvallen op de eerder gevoerde procedure. Verweerder dient eerst een ontwerpbesluit op te stellen en ter inzage te leggen.
8. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten gemaakt.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep kennelijk gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 345,00 aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.H.M. Verhoeven, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.P.C. Moers-Anssems, griffier. De uitspraak is in het openbaar geschied op
18 december 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord. De werking van deze uitspraak wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van verzet is verstreken of, indien verzet wordt ingesteld, op dat verzet is beslist.