Op 18 december 2019 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak met zaaknummer SHE 19/1751. De rechtbank heeft de vergunning die op 21 mei 2019 door het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Brabant was verleend aan een derde-partij voor het uitbreiden/wijzigen van een veehouderij, vernietigd. Deze beslissing is genomen naar aanleiding van een beroep dat was ingesteld door milieuverenigingen en organisaties, die zich verzetten tegen de verleende vergunning. De rechtbank oordeelde dat de vergunning niet kon worden verleend onder verwijzing naar de passende beoordeling die voor het Programma Aanpak Stikstof (PAS) was gemaakt, omdat deze beoordeling niet voldeed aan de eisen van artikel 6 van de Habitatrichtlijn. De rechtbank baseerde haar uitspraak op een eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 mei 2019, waarin werd geoordeeld dat de passende beoordeling niet voldeed aan de wettelijke eisen. De rechtbank verklaarde het beroep kennelijk gegrond en vernietigde het bestreden besluit, waarbij zij verweerder opdroeg het door eiseres betaalde griffierecht van € 345,00 te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om verzet in te stellen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.