Op 18 december 2019 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak met zaaknummer SHE 18/2780. De rechtbank heeft de vergunning die op 1 oktober 2018 door het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Brabant was verleend voor het uitbreiden/wijzigen van een veehouderij, vernietigd. Dit besluit was genomen in het kader van het Programma Aanpak Stikstof (PAS), waarbij de rechtbank zich baseerde op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 mei 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:1603). De rechtbank oordeelde dat de passende beoordeling die aan het PAS ten grondslag ligt, niet voldoet aan de eisen van artikel 6 van de Habitatrichtlijn, waardoor de vergunning niet kon worden verleend.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de vergunning stikstofdepositie veroorzaakt op stikstofgevoelige natuurwaarden in Natura 2000-gebieden. De rechtbank heeft het beroep van de milieuverenigingen gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 338,00 dient te vergoeden. Daarnaast is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 768,00. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.