ECLI:NL:RBOBR:2019:7130

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
4 december 2019
Publicatiedatum
12 december 2019
Zaaknummer
C-01-276020 - HA ZA 14-200
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bij medeverantwoordelijkheid in brandincident op dakwerkzaamheden

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, is op 4 december 2019 vonnis gewezen in een geschil tussen INTERNATION FLAVORS & FRAGRANCES I.F.F. B.V. en ZURICH INSURANCE PUBLIC LIMITED COMPANY als eiseressen in conventie, en een aantal gedaagden, waaronder een besloten vennootschap, in een zaak die draait om aansprakelijkheid na een brandincident tijdens dakwerkzaamheden. De rechtbank heeft zich gebogen over de vraag of de gedaagden een contractuele of buitencontractuele norm hebben geschonden, wat zou kunnen leiden tot aansprakelijkheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen specifieke onverantwoorde handelingen zijn verricht door de dakdekkers, en dat de gedaagden mochten aannemen dat er voldoende voorzorgsmaatregelen waren getroffen. De rechtbank concludeert dat de gedaagden geen verwijt kan worden gemaakt en wijst de vorderingen van de eisers af, met veroordeling van de eisers in de proceskosten.

De zaak omvat ook een reconventionele vordering, waarbij de rechtbank heeft geoordeeld dat de kosten van de procedure in reconventie door de eisers moeten worden gedragen. De rechtbank heeft de kosten van de procedure vastgesteld en de eisers veroordeeld tot betaling van deze kosten. De beslissing van de rechtbank is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de veroordelingen onmiddellijk moeten worden nageleefd, ongeacht eventuele hoger beroep procedures. Dit vonnis is een belangrijke uitspraak in het kader van aansprakelijkheid en de omkeringsregel in het civiele recht, vooral in situaties waar meerdere partijen betrokken zijn bij een incident.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Vonnis in hoofdzaak en vrijwaring van 4 december 2019
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: C/01/276020 / HA ZA 14-200 van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
INTERNATION FLAVORS & FRAGRANCES I.F.F. B.V.,
gevestigd te Hilversum,
2. rechtspersoon naar buitenlands recht
ZURICH INSURANCE PUBLIC LIMITED COMPANY,
gevestigd te Dublin, Ierland,
eiseressen in conventie,
verweersters in reconventie,
advocaat mr. H.P.A.J. Kamp te Tilburg,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde in conventie sub 1 eiseres in reconventie tevens eiser in de vrijwaring],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. B.M. Stroetinga te Eindhoven,
2.
[gedaagde in conventie sub 2 eiser in reconventie tevens gedaagde sub 1 in de vrijwaring],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. P.J. van der Putt te Haarlem,
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer C/01/282944 / HA ZA 14-621 van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde in conventie sub 1 eiseres in reconventie tevens eiser in de vrijwaring],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. B.M. Stroetinga te Eindhoven,
tegen

1.[gedaagde in conventie sub 2 eiser in reconventie tevens gedaagde sub 1 in de vrijwaring] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. P.J. van der Putt te Haarlem,
2.
[gedaagde sub 2 in de vrijwaring],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
niet verschenen,
3.
[gedaagde sub 3 in de vrijwaring],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna IFF (eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 1 in de zaak met rolnummer 14-200), Zürich (eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2 in de zaak met rolnummer 14-200), [gedaagde in conventie sub 1 eiseres in reconventie tevens eiser in de vrijwaring] (gedaagde in conventie sub 1, eiseres in reconventie in de zaak met rolnummer 14-200 tevens eiseres in de zaak met rolnummer 14-621), [gedaagde in conventie sub 2 eiser in reconventie tevens gedaagde sub 1 in de vrijwaring] (gedaagde in conventie sub 2, eiser in reconventie in de zaak met rolnummer 14-200, gedaagde sub 1 in de zaak met rolnummer 14-621), [gedaagde sub 2 in de vrijwaring] (gedaagde sub 2 in de zaak met rolnummer 14-621) en [gedaagde sub 2 in de vrijwaring] (gedaagde sub 3 in de zaak met rolnummer 14-621) genoemd worden.

1.De procedure

a. in de hoofdzaak
1.1
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit
- het tussenvonnis van 6 juni 2018
- het deskundigenrapport d.d. 17 januari 2019
- de conclusie na deskundigenbericht zijdens IFF en Zürich
- de conclusie na deskundigenbericht zijdens [gedaagde in conventie sub 1 eiseres in reconventie tevens eiser in de vrijwaring]
b. in de vrijwaring
1.2.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 6 juni 2018.
c. in de hoofdzaak en in de vrijwaring
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.a In de (hoofd)zaak met rolnummer 14-200
2.a.1 In conventie
2.a.1.1 De primaire vraag in dit geschil is of een of meer van de gedaagden in de hoofdzaak en/of de vrijwaring een contractuele of buitencontractuele norm geschonden hebben, voor de gevolgen waarvan zij aansprakelijk zouden kunnen zijn.
2.a.1.2 Op basis van de getuigenverhoren of anderszins is niet gebleken dat er door de dakdekkers bij de uitvoering van het werk specifieke onverantwoorde handelingen zijn verricht, bijvoorbeeld door een vlam voor of te dichtbij de inlaat van de installatie te houden.
2.a.1.3 Dan resteert als mogelijke bron van aansprakelijkheid het vaststaande feit dat op het dak “gewoon” met open vuur gewerkt is, terwijl daar een al dan niet werkende installatie als de onderhavige aanwezig was. Indien dat aangemerkt zou moeten worden als een normschending, zou dat immers alsnog tot aansprakelijkheid kunnen leiden.
2.a.1.4 In het kader van het beroep van eisers op de “omkeringsregel” is van belang dat de deskundige ook zijn visie heeft gegeven op de in casu relevante normen en de mate van schending daarvan.
2.a.1.5 Blijkens het rapport van de deskundige is de NEN-norm niet geschonden, maar zijn de aanwijzingen van het BDA Dakboek dat wel. Toch komt de rechtbank niet tot het oordeel dat daarop aansprakelijkheid gebaseerd zou kunnen worden, dit op grond van het volgende.
2.a.1.6 Het BDA Dakboek bevat, naast door de dakdekkers te treffen maatregelen, ook, sub 6.2.1, de opmerking dat “Om (brand)risico’s bij het werken op daken te voorkomen … er tussen partijen die bij de werkzaamheden betrokken zijn goede en eenduidige afspraken (
dienen) te worden gemaakt. Het is van belang dat er geen zaken over het hoofd worden gezien….” en sub 6.2.3, “Aanvullingen (
op de door de dakdekkers in acht te nemen feiten) ten gevolge van bijzondere omstandigheden dienen per project te worden behandeld”. Een en ander wijst op minimaal medeverantwoordelijkheid van IFF voor het veilig uitvoeren van de werkzaamheden.
2.a.1.7 Voorts wijst de deskundige in zijn rapport op het “Besluit risico’s zware ongevallen” dat op IFF van toepassing zou zijn en haar gebiedt maatregelen te treffen ter voorkoming van zware ongevallen en haar verbiedt haar inrichting of een deel daarvan in werking te hebben wanneer de maatregelen niet zijn getroffen. Omtrent dit betoog van de deskundige hebben IFF en Zürich in hun conclusie na deskundigenbericht geen verweer gevoerd, zodat de rechtbank dit als juist zal aannemen.
2.a.1.8 IFF heeft zich ook daadwerkelijk kenbaar voor gedaagden het belang van de veiligheid bij de onderhavige werkzaamheden aangetrokken en dagelijks, althans in ieder geval aan het begin van de dag van de brand, een vergunning, in casu een “Veiligheidsvergunning Heet werk” afgegeven, waarin sprake is van gevaar voor “brand/explosie”. Volgens het ten deze onbestreden rapport Gorissen ging dit aldus, dat “voor dat zij” (het personeel van Verhoeven Renovatie’s) “met de werkzaamheden konden beginnen, eerst door een medewerker van verzekeringneemster de werkvergunning voor die dag afgegeven” werd, die vervolgens ook nog door de voorman van de fabriek van het desbetreffende gebouw afgetekend werd. Volgens de deskundige had IFF in de “Veiligheidsvergunning heet werk” het filtermateriaal van de luchtbehandelingskast over het hoofd gezien toen zij, kenbaar voor de dakdekkers, verklaarde dat binnen een straal van 10 meter de omgeving vrij gemaakt was van brandbare materialen.
2.a.1.9 Deze gang van zaken tussen de professionele opdrachtgever en de uitvoerders van het werk impliceert dat de dakdekkers mochten aannemen dat er geen brandbare materialen rond de werklocatie en dus ook niet in de luchtbehandelingskast aanwezig waren en mochten aannemen dat voldoende voorzorgsmaatregelen getroffen waren en/althans dat de uit te voeren branderwerkzaamheden het uitschakelen van de installatie niet noodzakelijk maakten.
2.a.1.10 Onder deze omstandigheden kan gedaagden in de hoofdzaak en in de vrijwaring geen verwijt gemaakt worden dat tot aansprakelijkheid zou kunnen leiden.
2.a.1.11 In de hoofdzaak zullen de vorderingen van IFF en Zürich dus afgewezen worden met veroordeling van IFF en Zürich in de kosten van het geding.
2.a.2 In reconventie
2.a.2.1 Ten aanzien van [gedaagde in conventie sub 1 eiseres in reconventie tevens eiser in de vrijwaring]
2.a.2.1.1 In reconventie dient ingevolge het tussenvonnis van 12 augustus 2015 nog beslist te worden omtrent de proceskosten. Nu het buiten rechte niet betalen van het gevorderde bedrag gezien de afwijzing in conventie geen goede grond had, dient IFF alsnog in de kosten van de procedure in reconventie veroordeeld te worden.
2.a.2.2 Ten aanzien van [gedaagde in conventie sub 2 eiser in reconventie tevens gedaagde sub 1 in de vrijwaring]
2.a.2.2.1 Nu in conventie geen relevante veroordeling wordt uitgesproken, is de voorwaarde waaronder de vordering is ingesteld niet ingetreden en behoeft de voorwaardelijke reconventie geen behandeling.
2.a.2.2.2 Gezien de geringe omvang van het debat uitsluitend te dezer zake en de vergaande verwevenheid met de conventie, waarin wel een kostenveroordeling aan de orde is, acht de rechtbank het redelijk de kosten te compenseren.
2.b In de (vrijwarings)zaak met rolnummer 14-621
2.b.1 Nu in de hoofdzaak geen relevante veroordeling wordt uitgesproken, leidt het in de vrijwaringszaak gevorderde ook tot niets.
2.b.2 Als in het ongelijk gestelde partij zullen eisers in deze zaak in de kosten van het geding in de vrijwaringszaak worden veroordeeld.

3.De beslissing

De rechtbank
3.a In de (hoofd)zaak met rolnummer 14-200
3.a.1 In conventie
3.a.1.1 wijst het gevorderde af;
3.a.1.2 veroordeelt IFF en Zürich in de kosten van het geding, daaronder begrepen de kosten van de deskundige, tot op heden aan de zijde van gedaagden begroot op
i. ten aanzien van [gedaagde in conventie sub 1 eiseres in reconventie tevens eiser in de vrijwaring] : € 3.829 voor griffierecht en € 21.693 voor salaris advocaat, een en ander te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van het ten deze te wijzen vonnis en -voor het geval voldoening van deze kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt- tot betaling van de wettelijke rente over voormelde bedragen, te rekenen vanaf de vijftiende dag na dagtekening van het ten deze te wijzen vonnis;
ten aanzien van [gedaagde in conventie sub 1 eiseres in reconventie tevens eiser in de vrijwaring] verder: op € 131,00 nakosten -deze nakosten te vermeerderen met € 68,00 onder de voorwaarde dat niet binnen 14 dagen na dagtekening aan deze proceskosten veroordeling is voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden- vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening;
en verklaart deze proceskosten veroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
ii. ten aanzien van [gedaagde in conventie sub 2 eiser in reconventie tevens gedaagde sub 1 in de vrijwaring] : € 77,00 voor griffierecht, € 10.846,50 voor salaris advocaat, een en ander te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van het ten deze te wijzen vonnis en – voor het geval voldoening van deze kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – tot betaling van de wettelijke rente over voormelde bedragen, te rekenen vanaf de vijftiende dag na dagtekening van het ten deze te wijzen vonnis;
ten aanzien van [gedaagde in conventie sub 2 eiser in reconventie tevens gedaagde sub 1 in de vrijwaring] verder: op € 131,00 nakosten -deze nakosten te vermeerderen met € 68,00 onder de voorwaarde dat niet binnen 14 dagen na dagtekening aan deze proceskosten veroordeling is voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden- vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening;
en verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
iii. ten aanzien van de niet-verschenen gedaagden op nihil;
3.a.2 In reconventie
3.a.2.1 Ten aanzien van [gedaagde in conventie sub 1 eiseres in reconventie tevens eiser in de vrijwaring]
veroordeelt IFF in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [gedaagde in conventie sub 1 eiseres in reconventie tevens eiser in de vrijwaring] begroot op € 3.414,= voor salaris advocaat, te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van het ten deze te wijzen vonnis en – voor het geval voldoening van deze kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – tot betaling van de wettelijke rente over voormelde bedragen, te rekenen vanaf de vijftiende dag na dagtekening van het ten deze te wijzen vonnis;
en verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
3.a.2.2 Ten aanzien van [gedaagde in conventie sub 2 eiser in reconventie tevens gedaagde sub 1 in de vrijwaring]
compenseert de kosten, des dat iedere partij de eigen kosten draagt;
3.b In de (vrijwarings)zaak met rolnummer 14-621
veroordeelt [gedaagde in conventie sub 1 eiseres in reconventie tevens eiser in de vrijwaring] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van gedaagden begroot op
i. ten aanzien van [gedaagde in conventie sub 2 eiser in reconventie tevens gedaagde sub 1 in de vrijwaring] op € 3.099,00,= voor salaris advocaat, te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van het ten deze te wijzen vonnis en – voor het geval voldoening van deze kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – tot betaling van de wettelijke rente over voormelde bedragen, te rekenen vanaf de vijftiende dag na dagtekening van het ten deze te wijzen vonnis;
ten aanzien van [gedaagde in conventie sub 2 eiser in reconventie tevens gedaagde sub 1 in de vrijwaring] verder: op € 131,00 nakosten -deze nakosten te vermeerderen met € 68,00 onder de voorwaarde dat niet binnen 14 dagen na dagtekening aan deze proceskosten veroordeling is voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden- vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening;
en verklaart deze proceskosten veroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
ii. ten aanzien van de niet-verschenen gedaagden op nihil;
3.c In alle zaken
wijst af het anders of meer gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Dekker en in het openbaar uitgesproken op 4 december 2019.