Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[naam verdachte] ,
De tenlastelegging.
De formele voorvragen.
Het bewijs.
, bevinden zich geen bewijsmiddelen waar dit uit blijkt. Dat betekent dat voldoende steunbewijs ontbreekt.
[naam getuige] , die op 15 april 2019 ter plaatse was, niet heeft gehoord dat verdachte bedreigingen heeft geuit. Verder wijst de verdediging op de omstandigheid dat de verbalisant op de geluidsopnamen van het telefoongesprek van 14 april 2019 tussen verdachte en aangever [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) weliswaar heeft gehoord dat bedreigingen zijn geuit, maar dat hij daar verdachte kennelijk niet op heeft herkend. De verbalisant merkt namelijk slechts op dat hij hoorde dat een jongeman bedreigingen uitte.
voornoemde [naam slachtoffer 1] gericht bleef en vervolgens
die [naam slachtoffer 1] aan de kant moest springen;
De strafbaarheid van het feit.
De strafbaarheid van verdachte.
Oplegging van straf.
[slachtoffer 2] en de rechtbank acht niet aannemelijk dat verdachte opnieuw met die
een confrontatie zal aangaan, nu hem een forse voorwaardelijke straf wordt opgelegd. Verdachte heeft zich ter terechtzitting bereid verklaard het contact met de reclassering voort te zetten en zich te houden aan het hem te stellen reclasseringstoezicht. Ook neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte reeds sinds 24 september 2019 onder elektronisch huisarrest heeft gestaan en een verder locatiegebod verdachte kan hinderen in het zoeken naar een zinvolle dagbesteding en werk.
De vordering van de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] .De benadeelde partij [naam slachtoffer 1] vordert een € 550,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
2 maart 2019, tot de dag der algehele voldoening.
Toepasselijke wetsartikelen.
DE UITSPRAAK
T.a.v. feit 1:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.T.a.v. feit 2:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.T.a.v. feit 3:diefstal, meermalen gepleegd.Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
gevangenisstrafvoor de duur van 270 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het