ECLI:NL:RBOBR:2019:7102

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
13 december 2019
Publicatiedatum
12 december 2019
Zaaknummer
01/845061-19
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreigingen met misdrijf tegen het leven gericht en diefstal van brandstof

Op 13 december 2019 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en diefstal van brandstof. De zaak kwam aanhangig na een dagvaarding op 20 augustus 2019, en de rechtbank heeft de feiten onderzocht tijdens zittingen op 23 september en 29 november 2019. De verdachte heeft twee slachtoffers bedreigd, waaronder een politieambtenaar, met een gasdrukpistool en heeft een leeftijdsgenoot bedreigd met zware mishandeling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 270 dagen, waarvan 159 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder behandeling bij een forensische instelling en een meldplicht bij de reclassering. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de politieambtenaar. De rechtbank overwoog dat de verdachte een groot gevaar voor anderen had gecreëerd door met een wapen te dreigen en dat zijn gedrag onacceptabel was, vooral gezien het feit dat hij onder invloed van alcohol en drugs handelde. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de ernst van de feiten bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/845061-19
Datum uitspraak: 13 december 2019
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[naam verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adres verdachte] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 23 september 2019 en 29 november 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 20 augustus 2019.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 02 maart 2019 te Sint-Oedenrode, gemeente Meierijstad, [naam slachtoffer 1] (brigadier politie Oost-Brabant) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, althans met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen en/of goederen ontstaat, immers heeft/ is verdachte toen daar opzettelijk dreigend
- een vuurwapen tussen zijn benen uitgepakt en/of (vervolgens) - dit vuurwapen met de loop naar voornoemde [naam slachtoffer 1] gericht en/of (vervolgens) - dit vuurwapen gekanteld en/of ter onderzijde van het stuur gehouden, terwijl
het wapen op voornoemde [naam slachtoffer 1] gericht bleef en/of (vervolgens) - onverhoeds en/of snel weggereden als bestuurder van een auto (waardoor die [naam slachtoffer 1]
aan de kant moest springen);
2. hij in of omstreeks de periode van 14 april 2019 tot en met 15 april 2019 te Sint-Oedenrode, gemeente Meierijstad, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, althans met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen ontstaat,
- immers heeft verdachte die [slachtoffer 2] (telkens) dreigend de woorden toegevoegd:
* "Ik ga je kankerkapot slaan en ik zoek je op" en/of
* "Meekomen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- immers is/ heeft verdachte toen daar opzettelijk dreigend * op die [slachtoffer 2] afgelopen en/of (vervolgens)
* getuige [naam getuige] bevolen bij die [slachtoffer 2] weg te gaan en/of (voorafgaand/
vervolgens/ daarbij) * die [slachtoffer 2] direct, stevig bij zijn nek en/of kleren vastgepakt en/of (vervolgens) met
kracht naar zich toegetrokken en/of (vervolgens) verder weggetrokken;
3. hij in of omstreeks de periode van 29 januari 2019 tot en met 11 februari 2019 te Liempde, gemeente Boxtel, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, benzine/ brandstof, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Het bewijs.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de aan verdachte ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging is van mening dat verdachte van het hem onder 1 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken, omdat voldoende wettig en overtuigend bewijs ontbreekt. Verdachte had weliswaar een wapen, maar ontkent dat hij daarmee op [naam slachtoffer 1] (hierna te noemen: [naam slachtoffer 1] ) heeft gericht. Verdachte betwist verder dat [naam slachtoffer 1] aan de kant moest springen toen hij wegreed. Naast de aangifte en het proces-verbaal van bevindingen van
, bevinden zich geen bewijsmiddelen waar dit uit blijkt. Dat betekent dat voldoende steunbewijs ontbreekt.
Ook ten aanzien van feit 2 ontbreekt in de visie van de verdediging wettig en overtuigend bewijs en moet verdachte worden vrijgesproken. De verdediging merkt op dat getuige
[naam getuige] , die op 15 april 2019 ter plaatse was, niet heeft gehoord dat verdachte bedreigingen heeft geuit. Verder wijst de verdediging op de omstandigheid dat de verbalisant op de geluidsopnamen van het telefoongesprek van 14 april 2019 tussen verdachte en aangever [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) weliswaar heeft gehoord dat bedreigingen zijn geuit, maar dat hij daar verdachte kennelijk niet op heeft herkend. De verbalisant merkt namelijk slechts op dat hij hoorde dat een jongeman bedreigingen uitte.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, het aan verdachte ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Het verweer van de verdediging ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde leidt niet tot een ander oordeel en wordt weerlegd door de bewijsmiddelen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1. op 2 maart 2019 te Sint-Oedenrode, gemeente Meierijstad, [naam slachtoffer 1] (brigadier politie Oost-Brabant) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte toen daar opzettelijk dreigend:
- een wapen tussen zijn benen uitgepakt en vervolgens - dit wapen met de loop naar voornoemde [naam slachtoffer 1] gericht en vervolgens - dit wapen gekanteld en ter onderzijde van het stuur gehouden, terwijl het wapen op

voornoemde [naam slachtoffer 1] gericht bleef en vervolgens

- is hij, verdachte, onverhoeds en snel weggereden als bestuurder van een auto waardoor

die [naam slachtoffer 1] aan de kant moest springen;

2.
in de periode van 14 april 2019 tot en met 15 april 2019 te Sint-Oedenrode, gemeente Meierijstad, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, - immers heeft verdachte die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd:
* "Ik ga je kankerkapot slaan en ik zoek je op" en
* "Meekomen", en
- immers is verdachte toen daar opzettelijk dreigend
* op die [slachtoffer 2] afgelopen en heeft hij, verdachte vervolgens
* getuige [naam getuige] bevolen bij die [slachtoffer 2] weg te gaan en vervolgens * die [slachtoffer 2] stevig bij zijn nek en kleren vastgepakt en met kracht naar zich
toegetrokken en verder weggetrokken;
3. in de periode van 29 januari 2019 tot en met 11 februari 2019 te Liempde, gemeente Boxtel, benzine, toebehorende aan [bedrijf 1] of [bedrijf 2] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om die benzine zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen.
Indien tegen dit verkort vonnis beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert een gevangenisstraf voor de duur van 200 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 89 dagen voorwaardelijk met twee jaar proeftijd met algemene en bijzondere voorwaarden, namelijk:
- een meldplicht bij de reclassering;
- het verlenen van medewerking aan diagnostiek en daaruit voortvloeiende (ambulante)
behandeling bij de Forensisch Psychiatrische Polikliniek Reinier van Arkel of een
soortgelijke forensische zorginstelling, te bepalen door de reclassering;
- het verlenen van medewerking aan urinecontroles;
- een contactverbod met de in de tenlastelegging genoemde [slachtoffer 2] ;
- een locatiegebod, inhoudende dat verdachte verblijft op het adres [adres]
op tijdstippen door de reclassering vast te stellen, voor de duur van twee
jaar, dan wel zolang de reclassering dat nodig vindt.
Daarnaast vordert hij een taakstraf voor de duur van 100 uur subsidiair 50 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging.
Indien verdachte zal worden veroordeeld stelt de verdediging zich subsidiair op het standpunt dat kan worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, die gelijk is aan de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft een politieambtenaar, die werkzaam was in de rechtmatige uitoefening van haar bediening, bedreigd door via het geopend portierraam van zijn auto een wapen (te weten een op een vuurwapen gelijkend gasdrukpistool) aan haar te tonen en op haar te richten. Op het moment dat zij nog dichtbij het portierraam van de auto stond, is verdachte plotseling met hoge snelheid weggereden. De politieambtenaar moest weg springen om niet door de auto geraakt te worden.
Verdachte heeft door zijn gedragingen welbewust een potentieel gevaar voor anderen en zichzelf in het leven geroepen. Het handelen van verdachte had, omdat hij met een wapen dreigde, tot escalaties met de politie met mogelijk ernstige gevolgen kunnen leiden. Ook had een aanrijding met die politieambtenaar kunnen ontstaan toen hij snel wegreed.
Uit het gedrag van verdachte komt het beeld naar voren dat hij geen respect had of heeft voor politieambtenaren en het gezag dat zij vertegenwoordigen. Ook heeft de verdachte de betreffende ambtenaar belemmerd in de uitoefening van haar werk.
Verdachte heeft een grote inbreuk gemaakt op het gevoel van veiligheid van de politieambtenaar, die in de toelichting op de door haar ingediende vordering benadeelde partij en in een proces-verbaal van bevindingen heeft verklaard dat zij na het bewezenverklaarde handelen van verdachte onrust heeft ervaren en dat de herinnering eraan haar heeft gehinderd in de uitoefening van haar werk en het dagelijkse bestaan.
De rechtbank acht het gedrag van verdachte verwerpelijk en rekent hem dat zwaar aan.
Verdachte verkeerde tijdens het plegen van het eerste feiten onder invloed van alcohol en hennep waarvan hij de negatieve werking op zijn gedrag kende of in elk geval moest begrijpen. Desondanks heeft hij deze middelen toch gebruikt en is hij gaan rond rijden in zijn auto.
Daarnaast heeft verdachte een leeftijdgenoot, [slachtoffer 2] , bedreigd. Hij heeft hem intimiderende en bedreigende berichten gestuurd en, toen hij hem later tegenkwam, vastgepakt, gezegd dat hij moest meekomen en gedreigd dat hij hem kapot zou slaan.
Door de aan [slachtoffer 2] geuite bedreigingen en de wijze waarop deze zijn geuit heeft verdachte hem veel angst aangejaagd. Er was, zoals blijkt uit de aangifte en uit de verklaring van verdachte, sprake van een conflict tussen verdachte en [slachtoffer 2] en verdachte wilde naar aanleiding daarvan verhaal halen. Dat verdachte ervoor heeft gekozen om een conflict met [slachtoffer 2] op deze manier op te lossen, rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Ook heeft verdachte meermalen benzine getankt zonder daarvoor te betalen.
Diefstallen veroorzaken overlast en schade. Uit het ogenschijnlijke gemak waarmee verdachte in een korte periode telkens heeft getankt zonder te betalen, waarvan blijkt uit de aangiftes, spreekt minachting voor andermans eigendom. Verdachte heeft bij het plegen van de diefstallen gehandeld uit puur eigenbelang.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten.
De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij eerder met politie en justitie in aanraking is geweest, maar niet voor soortgelijke feiten.
Ook houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat de schade die door hem berokkend is aan de benzinemaatschappij, inmiddels is vergoed.
Verder houdt de rechtbank rekening met de rapporten die door het Leger des Heils, Jeugdbescherming & Reclassering (hierna te noemen: de reclassering) over verdachte zijn opgemaakt. De reclassering schat het gevaar op herhaling hoog in en ziet problemen op diverse leefgebieden. De reclassering adviseert de rechtbank bij een veroordeling aan verdachte een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, meewerken aan diagnostiek en daaruit voortvloeiende behandelingen, meewerken aan urinecontroles, een locatiegebod en een contactverbod met [slachtoffer 2] .
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 270 dagen.
De rechtbank zal deze straf voor een gedeelte voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan deze voorwaardelijke straf zullen na te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld. De rechtbank ziet geen aanleiding om als bijzondere voorwaarden een locatiegebod en een contactverbod op te leggen, zoals is gevorderd door de officier van justitie.
Verdachte heeft spijt betuigd van de door hem gepleegde bedreiging aan het adres van
[slachtoffer 2] en de rechtbank acht niet aannemelijk dat verdachte opnieuw met die
een confrontatie zal aangaan, nu hem een forse voorwaardelijke straf wordt opgelegd. Verdachte heeft zich ter terechtzitting bereid verklaard het contact met de reclassering voort te zetten en zich te houden aan het hem te stellen reclasseringstoezicht. Ook neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte reeds sinds 24 september 2019 onder elektronisch huisarrest heeft gestaan en een verder locatiegebod verdachte kan hinderen in het zoeken naar een zinvolle dagbesteding en werk.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 270 dagen, waarvan 159 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en algemene en bijzondere voorwaarden zoals hierna vermeld passend en geboden.

De vordering van de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] .De benadeelde partij [naam slachtoffer 1] vordert een € 550,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie vindt dat de vordering kan worden toegewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging stelt zich primair op het standpunt dat de benadeelde partij in verband met de bepleite vrijspraak niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Subsidiair meent zij dat de vordering moet worden gematigd.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict, 2 maart 2019 tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van delict,
2 maart 2019, tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 57, 63, 285 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert de misdrijven:

T.a.v. feit 1:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.T.a.v. feit 2:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.T.a.v. feit 3:diefstal, meermalen gepleegd.Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

Legt op de volgende straf en maatregel.
T.a.v. feit 1, feit 2, feit 3:
-
gevangenisstrafvoor de duur van 270 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het
Wetboek van Strafrecht waarvan 159 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen die worden
gegeven door de reclassering;
- zich binnen twee werkdagen na het onherroepelijk worden van de uitspraak meldt bij
Reclassering Nederland, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG 's-Hertogenbosch (tel. 088-
8041504). Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de
reclassering het nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
- gedurende de proeftijd medewerking verleent aan diagnostiek en daaruit voortvloeiende
(ambulante) behandeling bij de Forensisch Psychiatrische Polikliniek Reinier van Arkel of
een soortgelijke forensische zorginstelling, te bepalen door de reclassering;
- gedurende de proeftijd medewerking verleent aan urinecontroles om inzicht in het
middelengebruik te krijgen;
- gedurende de proeftijd medewerking verleent aan een eventueel aanbod binnen de
verslavingszorg.
Indien dit tot een behandelaanbod leidt, dient verdachte zich te laten behandelen bij deze
instelling. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering
nodig vindt.
Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor
de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
waarbij de Reclassering Nederland, Regio Zuid, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te
's-Hertogenbosch, opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden, waarbij heeft te gelden dat veroordeelde:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen
van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de
Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid van
het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.

Beslissing met betrekking tot de voorlopige hechtenis.Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden. Deze voorlopige hechtenis is op 24 september 2019 reeds geschorst.

T.a.v. feit 1:- maatregel van schadevergoeding van € 550,00 subsidiair 11 dagen hechtenis.

Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [naam slachtoffer 1] van een bedrag van € 550,00 (zegge: vijfhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 11 dagen hechtenis.
Het bedrag betreft een vergoeding voor immateriële schade.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict
(2 maart 2019) tot aan de dag der algehele voldoening.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] , van een bedrag van € 550,00 (zegge: vijfhonderdvijftig euro), als immateriële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict (2 maart 2019) tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N. Flikkenschild, voorzitter,
mr. J.H.L.M. Snijders en mr. W. Heijninck, leden,
in tegenwoordigheid van J.F.A. Verhagen, griffier,
en is uitgesproken op 13 december 2019.