ECLI:NL:RBOBR:2019:6929

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
4 december 2019
Publicatiedatum
3 december 2019
Zaaknummer
01-845558-18
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor bedreiging, mishandeling en belediging van een politieagent

Op 4 december 2019 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging, mishandeling en belediging van een politieagent. De feiten vonden plaats op 7 oktober 2018 in Veghel, waar de verdachte herhaaldelijk bedreigende woorden richtte aan de agent, die op dat moment niet in functie was. De verdachte zou onder andere hebben gezegd: 'ik ga je vermoorden' en 'ik steek je neer'. Daarnaast heeft hij de agent fysiek mishandeld door hem tegen de hals te trappen en beledigende woorden geuit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte schuldig is aan de ten laste gelegde feiten en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, met aftrek van het voorarrest. Tevens is de verdachte verplicht om een schadevergoeding van € 605,-- aan de benadeelde partij te betalen, als vergoeding voor immateriële schade. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende gronden waren voor het opleggen van een tbs-maatregel, ondanks de eisen van de officier van justitie. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een autisme spectrum stoornis en een posttraumatische stress stoornis, maar concludeerde dat de algemene veiligheid niet in het geding was, waardoor een tbs-maatregel niet noodzakelijk was. De uitspraak is gedaan na meerdere zittingen en op basis van de bewijsvoering die tijdens het proces is gepresenteerd.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Strafrecht
Parketnummer: 01/845558-18
Datum uitspraak: 04 december 2019
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]
verblijvende te [adres verblijfplaats] Eindhoven, [adres verblijfplaats] (FPK De Woenselse Poort).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 22 januari 2019, 26 maart 2019, 11 juni 2019, 5 september 2019 en 20 november 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 20 december 2018.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 07 oktober 2018 te Veghel, gemeente Meierijstad, meermaals, althans eenmaal, [naam slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [naam slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen "ik ga je vermoorden", "ik ga je nek doorsnijden" "als je me niet met rust laat, vermoord ik je", "je gaat er aan", "als je in de buurt komt dan vermoord ik jou", "ik steek je neer" en/of "ik snijd je nek door en laat je doodbloeden" althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of (daarbij) met zijn vingers langs zijn keel is gegaan;
2.
hij op of omstreeks 07 oktober 2018 te Veghel, gemeente Meierijstad,,
een ambtenaar, [naam slachtoffer] ,terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn
bediening heeft mishandeld door tegen de hals/nek te trappen/schoppen;
3.
hij op of omstreeks 07 oktober 2018 te Veghel, gemeente Meierijstad, opzettelijk
een ambtenaar,te weten [naam slachtoffer] (hoofdagent politie Veghel), ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening,
in zijn/haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar de woorden toe te voegen: "je bent een kut wout, je ben een kankerlijer", "teringhond", "kanker wout", "hoerenjong" en/of "kankergek", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijs.
Inleiding.
Op 7 oktober 2018 ontvangt de politie een melding van [naam slachtoffer] , een politieagent die op dat moment niet in dienst was, dat verdachte op de [straat] te Veghel helemaal uit zijn plaat aan het gaan was. Door verdachte werden daarbij bedreigingen richting melder [naam slachtoffer] geuit en door verdachte werd meerdere malen ‘kanker’ en ‘kankerlijer’ geroepen. De ter plaatse gekomen verbalisanten houden verdachte aan. Verdachte weet tijdens de aanhouding eenmaal een trapbeweging naar melder [naam slachtoffer] te maken, die daardoor wordt geraakt. Verdachte dient zich thans te verantwoorden voor de bedreiging, de mishandeling en belediging van melder [naam slachtoffer] .
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle drie de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de bewezenverklaring.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
De rechtbank acht de navolgende bewijsmiddelen van belang.

Een proces-verbaal van aangifte door [naam slachtoffer] (p. 7-10)

Ik doe aangifte van bedreiging met de dood. Bij mij bestond de overtuiging, dat de verdachte zijn bedreiging werkelijk ten uitvoer zou leggen.
Tevens doe ik aangifte van belediging. Ik zag en hoorde dat de woorden die de verdachte
sprak en die ik hieronder zal verklaren, kennelijk opzettelijk in mijn richting en voor mij bestemd, in het openbaar werden gesproken. Ik voel mij hierdoor beledigd.
Tevens doe ik aangifte van mishandeling. Het geweld dat op mij werd uitgeoefend veroorzaakte pijn en/of letsel.
Op zondagavond 07 oktober 2018, omstreeks 20:58 uur, was ik thuis toen ik een bericht kreeg van een buurtbewoner dat er een verdacht persoon in mijn straat stond. Ik ben naar buiten gelopen en zag op dat moment geen personen in de straat.
Ik liep op de [straatnaam] en ik zag in de verte een silhouet van een persoon met donkere kleding en een rugzak.
Ik ben als hoofdagent werkzaam bij de politie Veghel van de Eenheid Oost-Brabant. Ik was op dat moment in burger, in vrije tijd dus niet in uniform en niet in dienst.
Ik zag toen dat deze persoon [naam verdachte] was. Ik ken deze persoon ambtshalve vanuit mijn rol als hoofdagent van politie.
Ik zag dat [naam verdachte] na onze confrontatie agressief was en aan het schreeuwen was. Ik zag dat [naam verdachte] opgefokt en zichtbaar boos was.
Ik hoorde hem roepen: “Jij was die kut politie agent, je bent een kut wout, je bent een kankerlijer”.
Op een gegeven moment stond hij op nog geen meter afstand van mij vandaan en hoorde ik hem roepen dat hij mij zou gaan vermoorden, dat hij mijn nek zou doorsnijden en mij zou laten doodbloeden. Hij bleef mij ook steeds doorgaan met beledigende woorden steeds voorzien van het woord kanker.
Hij bedreigde mij meerdere malen om mij te vermoorden, mijn keel door te snijden. Ik zag
dat hij met zijn hand en vingers langs zijn keel gebaarde als zijnde dat hij mijn keel zou doorsnijden. Op dat moment hoorde ik van de centralist van de meldkamer dat zij deze bedreigingen ook had gehoord en deze moeten dus op band staan. Hij bleef mij steeds beledigen met de woorden: kankerlijer, teringhond, kanker wout, hoerenjong en meer van dat soort woorden.
Ik werd wederom door hem bedreigd met de woorden: “ik snij je keel door, ik laat je doodbloeden op straat als een hond”.
Ik zag dat mijn collega’s hem direct aanhielden en zag dat ze [naam verdachte] in de boeien sloegen. Op het moment dat hij geboeid was, wilde ik zijn rugzak en zijn iPod van de grond pakken zodat deze spullen mee konden met de aangehouden verdachte voor transport. Op het moment dat ik deze spullen van de grond raapte en daarbij een stukje naar voren boog, voelde ik een hele harde klap in mijn hals, in mijn nek aan de linkerkant. Ik voelde een stekende pijn in mijn hals en stond echt te tollen op mijn benen.
Ik heb nu nog steeds pijn aan mijn keel en moeite met slikken. Er is geen zichtbaar letsel.
Bijkomstig de pijn in mijn hals is dit tevens een emotioneel zwaar incident voor mij. Ik ben namelijk in 2014 behandeld geweest voor halskanker op die plek. Ik ben geopereerd, bestraald en heb chemotherapie gehad. Deze plek is daarom extreem gevoelig.

Een proces-verbaal van verhoor aangever (p. 11-12)

Ik voelde me echt beledigd en gekrenkt door zijn uitlatingen. De uitlatingen waardoor ik me beledigd voelde, zijn als volgt: ‘Jij was die kut politie agent, je bent een kutwout, je bent een kankerlijer’.
[naam verdachte] weet dat ik werkzaam ben bij de politie. Daarbij riep hij dat mij zou gaan
vermoorden, mijn nek zou doorsnijden en mij dood zou laten bloeden.
Gezien zijn gedragingen in het al dan niet recente verleden acht ik hem ertoe in staat dat hij zijn dreigementen ten uitvoer brengt en ik voel me dan ook echt bedreigd door hem, wat mij angstig heeft gemaakt.

Een proces-verbaal van verhoor getuige [naam getuige] (p. 15-16)

Ik hoorde dat de man [naam slachtoffer] bedreigde en uitschold. Hij zei heel veel scheldwoorden met kanker er in. Ik hoorde de man dingen roepen als: “Als je me aanraakt dan vermoord ik je. “ en “Als je me niet met rust laat vermoord ik je. Ik steek je neer.”
Ik zag dat [naam slachtoffer] de rugtas van de man oppakte van straat en vervolgens een schop in zijn gezicht kreeg van de man die was aangehouden. Ik dacht althans dat de trap van de man in zijn gezicht terecht kwam, maar hij had de trap iets lager, in zijn hals, gekregen.
Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [naam getuige 2] en [naam getuige 3] (p.17-18)
Wij hoorden verdachte meerdere malen schreeuwen dat hij niets gedaan had en hoorden hem onder andere de woorden ‘kanker” en “kankerlijer’ roepen in de richting van collega [naam slachtoffer] . Wij zagen dat verdachte [naam verdachte] weg draaide van ons. Wij bemerkten dat verdachte zich verzette tegen zijn aanhouding. Middels verzet kon verdachte door ons aangehouden worden en de handboeien worden aangelegd. Door collega [naam slachtoffer] werden er spullen van verdachte bijeen geraapt. Op het moment dat wij verdachte vanuit een zittende houding naar een staande houding brachten, wist verdachte met een plotselinge zeer krachtige voorwaartse trapbeweging collega [naam slachtoffer] te schoppen ter hoogte van zijn hoofd. Wij zagen dat dit gepaard ging met de nodige kracht.

Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [naam getuige 4] (p. 19-22)

Ik, verbalisant, heb twee gesprekken uitgewerkt die op 7 oktober 2018 bij de meldkamer in Eindhoven zijn binnengekomen.
Gesprek 1, getuige/melder [naam getuige]
T(elefonist): Tegen wie is die nu bezig?
M(elder): Tegen mijn man.
T: Wat zegt hij?
M: Als je in de buurt komt dan vermoord ik jou.
Gesprek 2, getuige/melder [naam slachtoffer]
V(erdachte): Wat loop je achter mij aan jongen als een kankergek jongen, wat moet je wel niet denken als je zo voor me ziet staan.
(…)
V: Je bent een verrekte lafbek.
(…)
V: je eigen gore kanker.
(…)
V: Als je in de buurt komt dan vermoord ik jou.
De verklaring van verdachte zoals ter terechtzitting van 20 november 2019 afgelegd, voor zover inhoudende:
Ik ken agent [naam slachtoffer] . Ik heb hem geschopt en daarbij geraakt op het bovenlichaam.
Ik heb vast een keer kankerlijer gezegd.
Ik heb gezegd: “Als je mij niet met rust laat, vermoord ik je.”
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
op 07 oktober 2018 te Veghel, gemeente Meierijstad, [naam slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [naam slachtoffer] dreigend de woorden toe
te voegen "ik ga je vermoorden", "ik ga je nek doorsnijden" "als je me niet met rust laat, vermoord ik je", "je gaat er aan", "als je in de buurt komt dan vermoord ik jou", "ik steek je neer" en "ik snijd je nek door en laat je doodbloeden" en met zijn vingers langs zijn keel is gegaan.
2.
op 07 oktober 2018 te Veghel, gemeente Meierijstad, een ambtenaar, [naam slachtoffer] , ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door hem tegen de hals te trappen.
3.
op 07 oktober 2018 te Veghel, gemeente Meierijstad, opzettelijk een ambtenaar,
te weten [naam slachtoffer] (hoofdagent politie Veghel), ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd,
door hem de woorden toe te voegen: "je bent een kutwout, je ben een kankerlijer", "teringhond", "kanker wout", "hoerenjong" en "kankergek".
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
Door de officier van justitie is een gevangenisstraf gevorderd voor de duur van 409 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Tevens heeft de officier van justitie gevorderd de oplegging van een maatregel tot terbeschikkingstelling met voorwaarden zoals genoemd in het reclasseringsadvies van 7 november 2019. Ten aanzien van deze maatregel heeft de officier van justitie dadelijke uitvoerbaarheid als bedoeld in artikel 38, zevende lid, van het Wetboek van Strafrecht gevorderd.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft de rechtbank verzocht bij strafoplegging het advies van de Woenselse Poort te volgen. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat oplegging van een TBS-maatregel ex artikel 37a of 37b van het Wetboek van Strafrecht niet aan de orde is, nu verdachte niet voldoet aan de aldaar gestelde voorwaarden. Daarnaast acht de raadsman een dergelijke maatregel buitenproportioneel gelet op de ernst van de feiten.
In strafmatigende zin heeft de raadsman de rechtbank verzocht rekening te houden met de hardhandige aanhouding van verdachte.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging, mishandeling en belediging van een politieambtenaar. Deze politieambtenaar was op het moment van de confrontatie niet in functie, maar de feiten hadden wel te maken met eerder (politie)contact dat tussen verdachte en aangever had plaatsgevonden. Dit rekent de rechtbank verdachte zeer aan.
Kijkend naar de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op de diverse rapporten die betreffende verdachte zijn opgemaakt.
Uit het rapport van de Woenselse Poort d.d. 24 oktober 2019 blijkt dat bij verdachte sprake is van een autisme spectrum stoornis (ASS) en een posttraumatische stress stoornis (PTSS). Daarnaast heeft verdachte een benedengemiddeld IQ en ontbreken bij verdachte voldoende uitgerijpte emotie-regulatiemechanismen. De Woenselse Poort heeft geen persoonlijkheidsstoornis vastgesteld en adviseert begeleiding op het gebied van de ASS, psycho-educatie en mogelijk cognitieve gedragstherapie. Ten aanzien van de PTSS zou EMDR aangewezen zijn. De Woenselse Poort heeft zich in het rapport niet uitgelaten over het recidivegevaar of het afdoeningskader. Uit het rapport blijkt verder dat de afgelopen vijf maanden dat verdachte in de Woenselse Poort verbleef een positieve ontwikkeling waarneembaar was bij verdachte. In een aanvulling op dit rapport adviseert de Woenselse Poort een geleidelijke afbouw van een beschermd wonen oefentraject naar begeleid wonen met een ambulante begeleiding, afhankelijk van het verloop van het klinische traject.
Psychiater Van Os heeft in zijn rapport van 21 januari 2019 eveneens de diagnose ASS gesteld en daarnaast stoornissen in het gebruik van middelen (cannabis, amfetamine en alcohol), een psychotische kwetsbaarheid, kenmerken van PTSS en een anti-sociale coping. Psychiater Van Os acht verdachte verminderd toerekeningsvatbaar en ziet een hoog recidivegevaar. Hij adviseert de oplegging van een TBS-maatregel met voorwaarden waaronder een klinische behandeling, omdat hij een ambulant kader onvoldoende acht.
Psycholoog Gommans stelt in zijn rapport van 9 januari 2019 dat sprake is van een ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale en borderline trekken. De stoornis heeft evenwel niet doorgewerkt in de delictpleging, zodat de feiten verdachte volledig toe te rekenen zijn en een TBS-maatregel daarom niet aan de orde is. Een aanbeveling voor een interventie is door de psycholoog niet gegeven en hij acht een gemiddelde recidivekans aanwezig. Ter zitting heeft de psycholoog nader toegelicht dat hij niet tot een diagnose PTSS is gekomen wegens het ontbreken van voldoende collaterale informatie. De deskundige meent op basis van de verklaring ter terechtzitting van verdachte te kunnen constateren dat bij verdachte sprake is van een veranderde houding ten aanzien van behandeling. Eerder zou verdachte zich tegenover de deskundige verzet hebben tegen een eventuele TBS-maatregel.
De reclassering heeft in haar maatregelrapport van 7 november 2019 de voorwaarden geformuleerd die aan een eventuele TBS-maatregel zouden moeten worden gekoppeld. De reclassering heeft evenwel geen vertrouwen in de haalbaarheid van een dergelijk kader. Verdachte is ambivalent gebleken in zijn bereidheid mee te werken en eerdere behandel-, begeleidings- en hulpverleningspogingen hebben geen blijvend resultaat bewerkstelligd. In aanvulling op het rapport heeft de ter zitting verschenen deskundige, [deskundige van de reclassering] , verklaard dat er thans, gelet op de houding van verdachte en de mogelijkheden voor behandeling die door de Woenselse Poort gezien worden, ondanks het verleden, toch weer meer perspectief lijkt te zijn. De deskundige acht het de moeite waard verdachte op de door de Woenselse Poort voorgestelde wijze een kans te geven.
De rechtbank stelt op grond van vorengaande vast dat bij verdachte sprake is van een ASS en PTSS en neemt in zoverre de inhoud van voornoemde rapportages van de Woenselse Poort en psychiater Van Os over. De rechtbank gaat uit van een verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Op grond van artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht is het geven van een last tot terbeschikkingstelling, ongeacht of dit gepaard gaat met een bevel tot dwangverpleging als bedoeld in artikel 37b of met het stellen van voorwaarden als bedoeld in artikel 38, slechts mogelijk indien de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel eist. Ten aanzien van dit gevaarscriterium constateert de rechtbank dat de deskundigen een wisselend gevaar op herhaling aanwezig achten, terwijl uit het uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte voorts blijkt dat verdachte weliswaar meerdere malen in het verleden werd veroordeeld voor soortgelijke feiten als de onderhavige, maar dat verdachte ook periodes van enkele jaren heeft gekend dat hij niet met politie en justitie in aanraking is gekomen. Zo werd aan verdachte op 3 september 2018 een strafbeschikking opgelegd wegens het beledigen van een ambtenaar in functie en dateren de daaraan voorafgaande veroordelingen voor soortgelijke feiten uit 2014 (2 mei 2014: mishandeling van een ambtenaar in functie en 29 juli 2014: belediging van een ambtenaar in functie). Tevens acht de rechtbank bij de beoordeling van het gevaarscriterium van belang dat het in deze zaak draait om feiten die zich aan de lichtere kant van het geweldsspectrum bevinden. Dit alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende wordt voldaan aan het vereiste dat de algemene veiligheid van personen of goederen oplegging van de maatregel vereist.
Aan verdachte in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel een behandeling opleggen acht de rechtbank niet aangewezen. Verdachte verblijft reeds sinds 8 oktober 2018 (en daarmee een periode van 409 dagen tot aan de zitting) in voorlopige hechtenis, terwijl voor feiten als de onderhavige blijkens de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten, zonder recidive, geldboetes en eventueel taakstraffen kunnen worden opgelegd. Bij verdachte is weliswaar sprake van enige recidive, doch deze is naar het oordeel van de rechtbank niet van dien aard dat daardoor, naast de reeds ondergane voorlopige hechtenis, ruimte overblijft voor het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel.
Al met al is de rechtbank, kijkend naar de aard en de ernst van de feiten en de daarvoor ontwikkelde oriëntatiepunten en rekening houdend met de verminderde toerekenbaarheid van verdachte, van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf , nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Voorlopige hechtenis.
Gelet op de straf die door de rechtbank wordt opgelegd, is het bepaalde in artikel 67a, derde lid, van het Wetboek aan Strafvordering aan de orde. De voorlopige hechtenis van verdachte is daarom per 21 november 2019 opgeheven. Deze beslissing is apart geminuteerd.
De vordering van de benadeelde partij [naam slachtoffer] .
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de vordering toewijsbaar, met oplegging van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen, subsidiair dat deze niet-ontvankelijk dient te worden verklaard nu deze onvoldoende is onderbouwd. De verdachte heeft zich ter terechtzitting evenwel bereid verklaard de gevraagde schadevergoeding te betalen.
Beoordeling.De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening. Dit betreft een vergoeding voor immateriële schade.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 24c, 36f, 57, 267, 285 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
T.a.v. feit 2:mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
T.a.v. feit 3:eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregel:
T.a.v. feit 1, feit 2, feit 3:Gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
T.a.v. feit 2:Maatregel van schadevergoeding van € 605,00 subsidiair 12 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [naam slachtoffer] van een bedrag van € 605,00 (zegge: zeshonderdenvijf euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 12 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een vergoeding van immateriële schade.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij :
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [naam slachtoffer] van een bedrag van € 605,00 (zegge: zeshonderdenvijf euro), te weten een vergoeding voor immateriële schade.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R.J. Bokhorst, voorzitter,
mr. C.J. Sangers- de Jong en mr. A.M.R. van Ginneken, leden,
in tegenwoordigheid van S. Nuyens, griffier,
en is uitgesproken op 4 december 2019.
mr. A.M.R. van Ginneken is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie eenheid Oost-Brabant, district ‘s-Hertogenbosch, genummerd PL2100-2018203733.