ECLI:NL:RBOBR:2019:6906

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
3 december 2019
Publicatiedatum
2 december 2019
Zaaknummer
01/879450-18
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling met zwaar lichamelijk letsel in Eindhoven

Op 3 december 2019 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling met zwaar lichamelijk letsel. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 20 januari 2018 in Eindhoven, waar de verdachte, samen met anderen, betrokken was bij een confrontatie met slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte [slachtoffer 1] met kracht in het gezicht heeft geslagen, wat resulteerde in zeven breuken in het gezicht van het slachtoffer en zenuwletsel. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de zwaardere aanklachten van zware mishandeling en poging tot zware mishandeling, omdat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte opzettelijk zwaar lichamelijk letsel had willen toebrengen. De rechtbank oordeelde echter dat de verdachte wel degelijk schuldig was aan mishandeling met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg.

De rechtbank legde een gevangenisstraf van drie maanden op, met aftrek van het voorarrest, en veroordeelde de verdachte tot het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer, bestaande uit € 8.000,- aan immateriële schade en € 2.055,25 aan materiële schade. De rechtbank overwoog dat de verdachte geen verantwoordelijkheid nam voor zijn daden en dat zijn gedrag een grote inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer had gemaakt. De uitspraak benadrukt de ernst van het gepleegde feit en de gevolgen voor het slachtoffer, die nog steeds last heeft van de gevolgen van de mishandeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/879450-18
Datum uitspraak: 03 december 2019
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte]

geboren te [geboorteplaats] op [1990] ,
wonende te [postcode] , [adres 1] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 19 november 2019 en 26 november 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 18 oktober 2019.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 19 november 2019 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 20 januari 2018 te Eindhoven tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten 7, althans meerdere breuken in zijn gezicht (rechterkaak, jukbeen, oogkas en/of zenuwletsel), heeft toegebracht, door die [slachtoffer 1] meerdere malen, althans eenmaal - al dan niet met een hard voorwerp - krachtig in het gelaat/gezicht te slaan;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 januari 2018 te Eindhoven ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, althans eenmaal die [slachtoffer 1] - al dan niet met een hard voorwerp- krachtig in het gezicht/gelaat heeft geslagen en/of gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 januari 2018 te Eindhoven,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
[slachtoffer 1] heeft mishandeld
door die [slachtoffer 1] meerdere malen, althans eenmaal- al dan niet met een hard voorwerp-
krachtig in het gelaat/gezicht te slaan,
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten 7, althans een of meer, breuken in het
gezicht en/of zenuwletsel ten gevolge heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 20 januari 2018 te Eindhoven met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, Stratumseind, in elk geval op of aan de openbare weg en/of een voor het publiek toegankelijke plaats, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal - al dan niet met een hard voorwerp - krachtig in gelaat/gezicht slaan/stompen van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ;

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Inleiding.
Op zaterdag 20 januari 2018 tussen 04.15 uur en 04.30 uur heeft er een confrontatie plaatsgevonden ter hoogte van [club] aan het Stratumseind te Eindhoven tussen personen uit een groep waartoe verdachte behoorde en personen uit een groep waartoe [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] behoorden.
Het standpunt van de officier van justitie.
Ten aanzien van feit 1
De officier van justitie acht onvoldoende bewijs aanwezig voor het primair en subsidiair tenlastegelegde, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. Wel acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het slachtoffer [slachtoffer 1] heeft mishandeld, met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg.
Ten aanzien van feit 2
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat sprake is van openlijk geweld in vereniging richting [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] .
Het standpunt van de verdediging.
Ten aanzien van feit 1
Namens verdachte is betoogd dat er nauwelijks bewijsmiddelen voorhanden zijn die verdachte belasten en dat de verdenking slechts op zeer indirecte wijze kan worden geconstrueerd. Verdachte verklaart dat hij weliswaar tot de groep behoorde van waaruit één man aan [slachtoffer 1] een klap heeft gegeven, maar hij ontkent dat hij dat is geweest. Uit de bewijsmiddelen kan volgens de verdediging slechts volgen dat de dader alleen heeft gehandeld, zonder enige hulp of bemoeienis van een derde. Er kan niet blijken van een voorafgaande planvorming door de dader met een ander, niet van een bewuste of nauwe samenwerking, gericht op het mishandelen van [slachtoffer 1] , en niet van het plegen van een uitvoeringshandeling door een ander dan de dader. Ook is er volgens de verdediging geen sprake van een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, omdat het letsel van [slachtoffer 1] te beschouwen is als ingetreden zwaar lichamelijk letsel. Verwezen wordt naar het overzichtsarrest van de Hoge Raad van 3 juli 2018.
Ten aanzien van feit 2
Namens verdachte is vrijspraak bepleit van het hem als feit 2 tenlastegelegde.
Zowel in de wijze van bejegening van [slachtoffer 2] als [slachtoffer 1] kan volgens de raadsman geen vorm van openlijk geweld in vereniging worden ontdekt. [slachtoffer 2] stelt immers dat hij slechts door één persoon vervelend is bejegend en dat verdachte zich niet met hem heeft beziggehouden. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat verdachte zich die vroege ochtend bevond in de nabijheid van [slachtoffer 1] , zodat er hooguit sprake is van een man-tegen-man-situatie, zodat openlijke geweldpleging niet bewezen kan worden.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
De rechtbank bezigt de volgende bewijsmiddelen tot het bewijs.

een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , d.d. 20 januari 2018, p. 92-94, onder meer inhoudende:
Wij waren op voetbalkamp in Mierlo en gingen stappen in Eindhoven Centrum. Ik was met o.a. [slachtoffer 2] . Wij hebben een kroegentocht gehouden vanaf
19 januari 2018 omstreeks 23:30 uur tot en met 4:00 uur op zaterdag 20 januari 2018.
(…)
Ik zag dat een groep onbekende mannen en vrouwen ons passeerde. (…) Een onbekende man met fors postuur zei tegen [slachtoffer 2] met een Brabants accent: “Zing je over mij?”
(…) Ik liep door en keek toen heel even over mijn rechterschouder naar [slachtoffer 2] en die groep. Toen ik mijn hoofd terugdraaide, voelde ik dat ik een harde klap kreeg komende van achteren tegen mijn gezicht pal op mijn rechterjukbeen. Na die klap raakte ik uit balans en kwam ik, naar mijn herinnering, met mijn rug zittend tegen een muur terecht ter hoogte van [club] , gevestigd aan het [adres 2] in Eindhoven. Ik zag niets meer. (…)
Uit onderzoek bleek dat ik door die klap zeven kleine breukjes heb opgelopen in mijn rechterjukbeen. Er kon geen scan gemaakt worden op dat moment van mijn gezwollen rechterkaak. Ook heb ik een hersenschudding door het incident opgelopen. (…)

een schriftelijke verklaring van kaakchirurg [kaakchirurg] van het [ziekenhuis] , ongedateerd, p. 101, onder meer inhoudende:
Bovengenoemde patiënt werd op de polikliniek MKA-chirurgie op 20 januari 2018 gezien in verband met aangezichtsletsel.
(…)
1. Patiënt werd gezien op 20 januari 2018 en hij werd geopereerd op 24 januari 2018 en op 01 februari 2018 vond er opnieuw een ingreep in algehele narcose plaats, omdat er sprake was van een suboptimaal resultaat.
2. Zygoma fractuur rechts met dislocatie. Letsel nervus infra-orbitalis rechts.
3. Operatie waarbij er een repositie van het os zygomaticum complex werd verricht en deze werd gefixeerd met een klein titanium plaatje en schroefjes.
4. Ongecompliceerde genezing tot op heden van de littekens t.p.v. het oog rechts en in de mond bovenkaak rechts. Over drie maanden volledige botgenezing van de fractuur. Ten aanzien van het zenuwletsel, de nervus infra-orbitalis, moeten wij nog een jaar wachten om definitief te kunnen vastleggen in hoeverre dit zich volledig/deels hersteld heeft.

een proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1] , d.d. 12 maart 2018, p. 104, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op de beelden van Opsporing Verzocht herkende ik de groep als de groep waarmee we die avond ruzie kregen. De man, met het grijze shirt, die op zijn rug getoond werd en de man met de zwarte jas en bontkraag waren de twee mannen die agressief op onze groep reageerde. In mijn beleving bleven de andere personen op de achtergrond.

de verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 19 november 2019, zakelijk weergegeven:
Op de vraag van de rechter of verdachte op de meest linker foto van de vijf getoonde foto’s op pagina 107 van het einddossier staat afgebeeld en de man is met het opgeschoren haar en de donkere jas met bontkraag, heeft verdachte bevestigend geantwoord.

een proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] d.d. 1 maart 2018, p. 207-208, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb de beelden van opsporing gezocht gezien. Meerdere keren, maar naar de eerste keer was het al duidelijk. Ik herken die gasten op de beelden als de groep waarmee wij in de clinch lagen. Ik herken de stevige van de groep met de grijze trui als de man die tegenover mij stond en mij een klap in mijn gezicht heeft gegeven. De man met het opgeschoren kapsel en zwarte jas herken ik als de man die [slachtoffer 1] heeft geslagen.
Ik stond tegenover de stevigere man met de grijze trui. Naast mij stond [slachtoffer 1] en daarnaast stond een muur. Tegenover [slachtoffer 1] stond de man met het opgeschoren kapsel en de zwarte jas en daarnaast stond een derde man, die ook bij die groep hoorde. (…)
Ik zag en voelde dat ik een klap in mijn gezicht kreeg van de man met de grijze trui.(…) Op hetzelfde moment krijgt [slachtoffer 1] een klap. Ik heb de klap zelf niet gezien, omdat ik zelf een klap kreeg, maar ik zag dat de man met het opgeschoren kapsel voor de klap in gevechtshouding stond en ik heb gezien dat hij kort na de klap terug stapte en werd tegengehouden door de derde man.

een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 11 juli 2019 (in map 2), betreffende uitlezen Iphone 7, p. 1-10, onder meer inhoudende:
Op 20 januari 2018, heeft op het Stratumseind te Eindhoven een zware mishandeling plaats gevonden.
Op 7 maart 2018 is verdachte [verdachte] aangehouden als verdachte van dit strafbare feit.
Op 7 maart 2018 is onder verdachte [verdachte] een telefoon in beslag genomen. Dit betrof een zwarte Iphone 7. Verdachte [verdachte] heeft geen toegangscode verschaft voor deze telefoon.
Juli 2019 is de code van de telefoon gekraakt.
Op 11 juli 2019, heb ik, [verbalisant] , een onderzoek ingesteld naar de inhoud van de Iphone 7. Ik heb de inhoud bekeken vanaf 12 januari 2018 op relevantie met betrekking tot dit incident en heb het volgende waargenomen:

GEGEVENS IPHONE 7:

Telefoon:
Merk: Apple
Type: IPhone 7 ( [nummer] )
Imei: [code]
Gebruiker gegevens:
Apple ID: [mailadres]
Owner Name: Iphone van [verdachte]
Last used MSISDN: [telefoonnummer 1]
(…)

[verdachte] met UNKOWN:

Mogelijk een groepsgesprek.
Deelnemers:
[telefoonnummer 1] @s.whatsapp.net [verdachte] (owner)

EEN CORRIGEREND TIKJE:

20-1-2018 12:01:36(UTC+0)
Unkown: [verdachte]
20-1-2018 12:01:36(UTC+0)
Unkown: Waarde weer lastig
20-1-2018 12:01:55(UTC+0)
Unkown: Hoi ben kapot
20-1-2018 12:02:47(UTC+0)
Unkown: Nee
20-1-2018 12:02:56(UTC+0)
Unkown: Ik ben nooit lastig
20-1-2018 12:03:01 (UTC+0)
Unkown: Maar die waren zelf vervelend
20-1-2018 12:03:16(UTC+0)
Unkown: Een corrigerend tikje en hij lag lekker te slapen
20-1-2018 12:03:30(UTC+O)
Unkown: Ja jankers eerst na die wijven roepen en daarna ontkennen kut aap
20-1-2018 12:03:43(UTC+0)
Unkown: Die vriend gaf ik Meteen een lel
20-1-2018 12:03:55(UTC+0)
Unkown: [naam 1] zei die half uur op de grond lag
20-1 -2018 12:03:57(UTC+0)
Unkown: Nokkie
20-1-2018 12:04:16CUTC+0)
Unkown: Ja die aap zei ook ik mag niks doen want ik beoefen. Vechtsport
20-1-201 8 12:04:21 (UTC+0)
Unkown: Hahahhahaha
20-1-2018 12:04:25(UTC+0)
Unkown: Nou was weinig van te merken
20-1-2018 12:04:28(UTC+0)
Unkown: ldd

MAAR GELUKKIG DAT IE UIT ZUID HOLLAND KOMT:

(…)
20-1-2018 18:52:38(UTC+O)
Unkown: Gelukkig was t ook maar corrigerend tikje
20-1-2018 18:52:44(UTC+O)
Unkown: Die Jankert kan ook niks hebben
20-1-2018 18:52:49(UTC+O)
Unkown: [naam 2] boksbeugel
20-1-2018 18:53:12(UTC+0)
Unkown: Ja en eerst wijven uitschelden en nu janken
20-1-2018 18:55:17(UTC+0)
Unkown: Hahahaah
20-1-2018 18:57:00(UTC+0)
Unkown: Zal hij ook niet zijn
20-1 -2018 18:57:29(UTC+0)
Unkown: Maat gelukkig dat ie uit zuid Holland komt
(…)

[verdachte] en [naam 1] :

Deelnemers:
[telefoonnummer 2] @s.whatsapp.net [naam 1]
[telefoonnummer 1] @s.whatsapp.net [verdachte] (owner)

OOK ZO NET ALS GISTER:

20-1-2018 10:15:05(UTC+0)
Unkown: Pff sla mij volgende keer aub als ik snuif
20-1-2018 10:18:29(UTC+0)
Unkown: Ook zo net als gister?
20-1-2018 10:19:02(UTC+0)
Unkown: Jij heb mij nie geslage
20-1-2018 10:19:32(UTC+0)
Unkown: Die jongen
20-1-2018 10:19:37(UTC+0)
Unkown: Slome
20-7-2018 10:19:45(UTC+0)
Unkown: Oh hahaha
20-1-2018 10:19:54(UTC+0)
Unkown: Ja germ die lag in de hoek
20-1-2018 10:24:16(UTC+0)
Unkown: Lag die goed
20-1-2018 10:24:22(UTC+0)
Unkown: Die had meteen geen praatjes meer
20-1-2018 10:29:03(UTC+0)
Unkown: Haha

CORRIGEREN TIKJE:

(…)
20-1-2018 18:49:44(UTC+0)
Unkown: Oei
20-1-2018 18:49:47(UTC+0)
Unkown: Meteen heel drama
20-1-2018 18:50:23(UTC+0)
Unkown: Is da gewoon met vuist?
20-1-2018 18:50:37(UTC+O)
Unkown: Ja
20-1-2018 18:50:42(UTC+0)
Unkown: Maar ik heb beton
20-1-2018 18:51 :05(UTC+0)
Unkown: Ik hoef nooit geen klap van jou
20-1-2018 18:52:05(UTC+0)
Unkown: Haha
20-1-2018 18:54:07(UTC+0)
Unkown: Ik luister voort
(…)
20-1-2018 19:16:23(UTC+0)
Unkown: Heb nog voorwaardelijk
20-1-2018 19:17:53(UTC+0)
Unkown: Wat een jankbal ook
20-1-2018 19:18:03(UTC+0)
Unkown: Wie zet nou op fb als ie klappe krijg
20-1-2018 19:18:09(UTC+0)
Unkown: Is toch juist voorschut man
20-1-2018 19:18:26(UTC+0)
Unkown: Ja
20-1-2018 19:1 8:28(UTC+0)
Unkown: Die jankers
20-1.2018 19:18:56(UTC+0)
Ten aanzien van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde:
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair en subsidiair is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van zware mishandeling en poging tot zware mishandeling, nu het wettige en overtuigende bewijs ontbreekt. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Een bewezenverklaring van zware mishandeling vereist dat bewezen is dat verdachte al dan niet voorwaardelijk opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Nu er geen bewijs voorhanden is dat de klap anders dan met een blote vuist is gegeven, en een dergelijke klap niet per definitie zwaar lichamelijk letsel oplevert, kan niet worden gesproken van een aanmerkelijke kans dat het handelen van verdachte zwaar lichamelijk letsel zou veroorzaken bij het slachtoffer.
Voor een poging tot zware mishandeling is vereist dat het misdrijf niet is voltooid. Met de Officier van Justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het letsel van [slachtoffer 1] te kwalificeren is als zwaar lichamelijk letsel. Dit betekent dat van een poging geen sprake kan zijn.
Ten aanzien van het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde:
Op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen acht de rechtbank wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het slachtoffer [slachtoffer 1] met kracht een klap in zijn gezicht heeft gegeven.
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat het verdachte is geweest die op 20 januari 2018 met kracht [slachtoffer 1] een klap in zijn gezicht heeft gegeven. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij de man was met het opgeschoren haar en de donkere jas met bontkraag. [slachtoffer 1] heeft bij de politie verklaard dat verdachte één van de mannen was die agressief op hun groep reageerde. Ook [slachtoffer 2] heeft verklaard dat verdachte de man was die [slachtoffer 1] heeft geslagen. Hoewel [slachtoffer 2] de bewuste klap niet heeft gezien, heeft hij wel gezien dat verdachte in een gevechtshouding stond en door een derde man werd tegengehouden. Bovendien acht de rechtbank de WhatsApp gesprekken op de telefoon van verdachte redengevend om tot bewezenverklaring te komen. De gesprekken dateren van de 20 januari 2018, enkele uren na het bewuste voorval. Uit het WhatsApp gesprek dat verdachte die ochtend rond 10.15 uur voerde met [naam 1] (de rechtbank begrijpt dat dit de vriendin van verdachte, [naam 2] betreft) kan worden opgemaakt dat verdachte [slachtoffer 1] een klap met zijn vuist heeft gegeven. Rond 18:49 uur wordt er tussen verdachte en [naam 1] verder gesproken over de confrontatie waarbij wordt gevraagd “Is dat gewoon met de vuist?”. Hierop wordt bevestigend geantwoord en toegevoegd “Maar ik heb beton”.
De rechtbank acht het meer subsidiair ten laste gelegde, namelijk mishandeling met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank moet in deze zaak de vraag beantwoorden of er sprake is geweest van een geweldspleging in vereniging of van afzonderlijke gewelddadige confrontaties door individuele personen. De rechtbank stelt vast dat in die bewuste ochtend twee afzonderlijke confrontaties hebben plaatsgevonden, enerzijds jegens [slachtoffer 2] en anderzijds jegens [slachtoffer 1] . Nu niet is gebleken van enige samenwerking tussen verdachte en medeverdachte, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden gesproken van openlijk geweld in vereniging gepleegd, zodat verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 20 januari 2018 te Eindhoven, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] eenmaal krachtig in het gelaat/gezicht te slaan, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten 7 breuken in het gezicht en zenuwletsel ten gevolge heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van één (1) jaar met aftrek van voorarrest als bedoeld in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van het voorarrest plus een voorwaardelijk deel en een taakstraf voor de duur van 240 uren zou moeten worden opgelegd.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft het slachtoffer zo hard met zijn vuist in het gezicht gestompt dat het jukbeen van het slachtoffer op zeven (7) plaatsen gebroken was.
Uit de onderbouwing bij de vordering benadeelde partij en de ter zitting voorgelezen slachtofferverklaring blijkt dat het beschreven voorval zeer ernstige gevolgen voor het slachtoffer heeft gehad. Hij heeft verschillende operaties moeten ondergaan, veel pijn ervaren en zijn jukbeen heeft een andere vorm dan voorheen, wat te zien is in zijn gezicht. Ook heeft het slachtoffer psychische klachten aan de mishandeling overgehouden. Hij is door het voorval nog altijd belemmerd in zijn dagelijks leven en ondergaat nog altijd therapie om met de gevolgen om te kunnen gaan.
Verdachte heeft door zijn handelen een grote inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het karakter van het door verdachte gepleegde strafbare feit laat zien dat verdachte er niet voor terugschrikt om zwaar geweld tegen andere mensen te gebruiken. Verdachte heeft zich bovendien na het voorval niet om het slachtoffer bekommerd, maar is weggegaan, terwijl het slachtoffer tegen een muur in elkaar was gezakt. Pas nadat zijn foto op opsporing verzocht was getoond heeft verdachte zich via zijn advocaat bij de politie gemeld. Tijdens het onderzoek door de politie en ter zitting bij de rechtbank heeft verdachte zich van de domme gehouden en gezegd dat hij niets heeft gezien of gedaan. Deze houding acht de rechtbank volkomen respectloos jegens het slachtoffer. Dit temeer nu naar het oordeel van de rechtbank uit de WhatsApp berichten op de telefoon van verdachte niets anders kan worden afgeleid dan dat verdachte degene is geweest die het slachtoffer heeft mishandeld. Uit de inhoud van die WhatsApp berichten blijkt eveneens geen enkel respect voor het slachtoffer. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelen en de rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
De raadsman heeft verzocht aan verdachte een taakstraf en een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De rechtbank is echter van oordeel dat een taakstraf geen recht zou doen aan de ernst van het bewezen verklaarde. In verband met een juiste normhandhaving zal daarom een volledig onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie (3) maanden met aftrek van voorarrest worden opgelegd.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank verdachte vrijspreekt van feit 2 en van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt en meer in lijn is met wat in vergelijkbare zaken wordt opgelegd.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert gehele en hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met wettelijke rente en het opleggen van de maatregel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich ten aanzien van de gevorderde materiële schade gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat een bedrag van € 7.500,- redelijk is.
Beoordeling.De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering te weten:
  • de immateriële schadevergoeding tot een bedrag van € 8.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening, en;
  • de materiële schadevergoeding tot een bedrag van € 2.055,25 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het indienen van de vordering tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren voor de overige onderdelen van de vordering. De rechtbank overweegt dat het causaal verband tussen het bewezen verklaarde feit en de kosten voor de gevorderde armband en de bril niet zonder meer duidelijk is, zodat in zoverre geen sprake is van rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade. Ten aanzien van het gevorderde eigen risico voor de zorgverzekering over het jaar 2019 ontbreekt de onderbouwing.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op € 448,56. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 24c, 36f, 300.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
  • verklaart het onder feit 1 primair, feit 1 subsidiair, feit 2 niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
(t.a.v. feit 1 meer subsidiair:)
mishandeling, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregel:
(t.a.v. feit 1 meer subsidiair:)
* een
gevangenisstraf voor de duur van 3 maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht;
* de maatregel van schadevergoeding van EUR 10.055,25 subsidiair 89 dagen hechtenis
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] van een bedrag van EUR 10.055,25 (zegge: tienduizend vijfenvijftig euro en vijfentwintig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 89 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 8.000 immateriële schadevergoeding en EUR 2.055,25 materiële schadevergoeding.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde
betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag aan immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke
rente vanaf 20 januari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het totale bedrag aan materiële schade te vermeerderen met de wettelijke
rente vanaf de datum van de aanvulling op de vordering, zijnde 17 november
2019.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] , van een bedrag van EUR 10.055,25 (zegge: tienduizend vijfenvijftig euro en vijfentwintig eurocent). Het bedrag bestaat uit immateriële schadevergoeding en materiële schadevergoeding.
Het totale bedrag aan immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
20 januari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het totale bedrag aan materiele schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van de aanvulling op de vordering, zijnde 17 november 2019.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op
€ 448,56.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk is.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R. van den Munckhof, voorzitter,
mr. L.G.J.M. van Ekert en mr. S.C. van Bergen, leden,
in tegenwoordigheid van mrs. A.E. van Langen-Wouda en H.J.G. van der Sluijs, griffiers,
en is uitgesproken op 3 december 2019.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgenomen in het einddossier van de politie Eenheid Oost-Brabant, Districtsrecherche Eindhoven, aantal pagina’s: 264. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen opgenomen in genoemd einddossier.