ECLI:NL:RBOBR:2019:6736

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
22 november 2019
Publicatiedatum
22 november 2019
Zaaknummer
01/997523-16
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Fraude en valsheid in geschrift door verdachte met betrekking tot meerdere vennootschappen en belastingaangiften

Op 22 november 2019 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan een reeks fraudegerelateerde feiten. De verdachte werd beschuldigd van valsheid in geschrift, het niet voldoen aan de administratieplicht in geval van faillissement, bedrieglijke bankbreuk, en het opzettelijk indienen van onjuiste aangiften omzetbelasting. De rechtbank oordeelde dat de verdachte valse publicatiestukken had opgemaakt en ingediend bij de Kamer van Koophandel, met als doel om de schijn van kredietwaardigheid te wekken voor verschillende vennootschappen. Dit leidde tot het verkrijgen van leverancierskredieten en het bestellen van goederen zonder betaling. De verdachte werd ook verweten dat hij in het geval van faillissement niet voldeed aan de verplichtingen om de administratie aan de curator te overhandigen, wat de curator belemmerde in zijn werkzaamheden. De rechtbank sprak de verdachte vrij van twee van de ten laste gelegde feiten, maar achtte de overige feiten wettig en overtuigend bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden en ontzet uit het recht om als bestuurder van een rechtspersoon op te treden voor de duur van drie jaar. Tevens werd gelast dat het vonnis openbaar gemaakt zou worden na onherroepelijkheid.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/997523-16
Datum uitspraak: 22 november 2019
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte ] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1969] ,
wonende te [woonplaats] , [adres 1] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 29 oktober 2019, 30 oktober 2019 en 8 november 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 5 februari 2019.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 18 november 2013 en/of 16 december 2013, althans op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 18 november 2013 tot en met 16 december 2013, in de gemeente(n) Oisterwijk en/of Schijndel en/of Boxtel en/of elders in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, één of meer publicatiestuk(ken)/jaarrekening(en) over 2010 (02-DOC-0028, 02-DOC-0031 en 02-DOC-0035) en/of 2011 (02-DOC-0029, 02-DOC-0032 en 02-DOC-0036) en/of 2012 (02-DOC-0030, 02-DOC-0033, 02-DOC-0037 en 02-DOC-0038) ten name van [bedrijf 1] (hierna te noemen de "B.V."), zijnde (elk) een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn medeverdachte(n) toen aldaar valselijk en/of in strijd met de waarheid -zakelijk weergegeven-
in voornoemd(e) publicatiestuk(ken)/jaarrekening(en) vermeld dat er gedurende het/de boekja(a)r(en) 2010 en/of 2011 en/of 2012 gemiddeld (respectievelijk) 4 en/of 5 en/of 5,5, althans één of meer werknemer(s) in dienst was/waren bij [bedrijf 1] , waardoor de schijn van bedrijvigheid werd gewekt, terwijl er blijkens de nihil-loonheffingsaangiften van de B.V. over 2010 en/of 2011 en/of 2012 in werkelijkheid geen werknemers bij [bedrijf 1] in dienst waren en/of voornoemd(e) publicatiestuk(ken)/jaarrekening(en) voorzien van (een) te ho(o)g(e) en/of onjuist(e) bedrag(en) bij één of meer balanspost(en) en/of het balanstotaal en/of de omzet en/of het resultaat, waardoor de schijn werd gewekt van een financieel gezond bedrijf, terwijl er in werkelijkheid blijkens de nihil-aangifte(n) vennootschapsbelasting van de B.V. over 2010 en/of 2011 geen voorraden en/of activa en/of omzet en/of belastbare winst waren (02-AMB-0010) en/of terwijl de B.V. volgens de eigenaar/bestuurder van de B.V. in werkelijkheid sinds augustus 2009 leeg was (02-G010-01 blz 2),
zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door (een) ander(en) te doen gebruiken;
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 11 december 2013 tot en met 18 januari 2014 te Nieuw-Amsterdam en/of te Nieuw-Amsterdam - Veenoord in de gemeente Emmen en/of in de gemeente(n) Oisterwijk en/of Almere en/of elders in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich en/of (een) ander(en) de beschikking over die goederen te verzekeren,
hebbende hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn medeverdachte(n), toen aldaar, telkens met voormeld oogmerk, de navolgende goederen gekocht op naam van [bedrijf 1] zonder deze (volledig) te betalen:
- één of meer goederen, als vermeld in de factu(u)r(en) van [bedrijf 2] aan [bedrijf 1] , d.d. 16 december 2013 t/m 23 januari 2014 (02-DOC-0011 1 t/m 13) en/of d.d. 26 maart 2014 (02-DOC-0015), waaronder één of meer bureaustoel(en) en/of ladeblok(ken) en/of kast(en) en/of bureau(s) en/of computer(s) en/of toetsenbord(en), op of omstreeks één of meer datum/data als in de factu(u)r(en) voornoemd vermeld, bij [bedrijf 2] voor in totaal 18.174 euro of daaromtrent en/of
- één of meer goederen, als genoemd in de factu(u)r(en) van [bedrijf 3] aan [bedrijf 1] d.d. 23 december 2013 t/m 18 januari 2014 (02-DOC-0014 1 t/m 4), waaronder acht, althans één of meer verwarmingsketel(s) en/of een stofzuiger en/of een badmengkraan, op of omstreeks één of meer datum/data als in de factu(u)r(en) voornoemd vermeld, bij [bedrijf 3] voor in totaal 10.234 euro of daaromtrent;
3.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 augustus 2013 tot en met 3 juni 2014 te Nieuw-Amsterdam in de gemeente Emmen en/of in de gemeente(n) Oisterwijk en/of Boxtel en/of Schijndel en/of elders in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met [bedrijf 1] (hierna te noemen de "B.V.") en/of een ander of anderen, terwijl de B.V. bij vonnis van de rechtbank Den Haag van [datum] in staat van faillissement is verklaard, (telkens) ter bedrieglijke verkorting van de rechten van haar schuldeiser(s) niet voldaan heeft of niet voldoet aan de op haar rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 15i van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, en het bewaren en te voorschijn brengen van boeken, bescheiden en gegevensdragers in dat artikel bedoeld,
immers hebben hij, verdachte, en [bedrijf 1] en/of (één of meer van) hun medeverdachte(n) toen aldaar -zakelijk weergegeven- (telkens)
geen volledige en/of deugdelijke administratie gevoerd en/of niet (geheel) bewaard en/of ondanks (herhaalde) verzoek(en) daartoe van de (benoemde) curator (Mr. [curator] ) op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 8 april 2014 tot en met 3 juni 2014, geen, althans geen volledige en/of deugdelijke administratie aan voornoemde curator overgelegd/uitgeleverd en/of doen overleggen/uitleveren, althans ter beschikking gesteld en/of doen stellen,
ten gevolge waarvan de rechten en verplichtingen van de B.V. niet te allen tijde juist en/of volledig konden worden gekend;
4.
[bedrijf 4] , hierna te noemen "de B.V.", op of omstreeks 25 juni 2013 en/of 13 augustus 2013, in de gemeente(n) Eindhoven en/of Oisterwijk en/of Boxtel en/of Schijndel en/of elders in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk gebruik heeft/hebben gemaakt van:
één of meer valse en/of vervalste Publicatiestuk(ken) over 2010 (03-DOC-0028) en/of 2011 (03-DOC-0029) van de B.V. en/of een valse en/of vervalste Aangifte vennootschapsbelasting ten name van [bedrijf 4] over het aangiftetijdvak 2012, (03-DOC-0048)
-(elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen- als ware(n) dat/die geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst,
bestaande die valsheid of vervalsing -zakelijk weergegeven- hierin dat:
in de Toelichting op de balans over 2010 was vermeld dat in dat boekjaar een bedrag van 177.444 euro als resultaat was toegevoegd aan de balanspost overige reserves en/of in de Toelichting op de balans over 2011 was vermeld dat in dat boekjaar een bedrag van 266.529 euro was toegevoegd aan de balanspost overige reserves, terwijl de B.V. in werkelijkheid blijkens de bij de Belastingdienst ingediende Aangifte(n) vennootschapsbelasting ten name van [bedrijf 4] over het aangiftetijdvak 2010 (03-DOC-0081) een verlies had geleden van 26.368 euro en/of over 2011 (03-DOC-0082) een verlies van 89.600 euro en/of in de Aangifte vennootschapsbelasting ten name van [bedrijf 4] over het aangiftetijdvak 2012 was vermeld dat de winstreserves van de B.V. 142.554 euro positief waren (03-DOC-048 blz. 19), terwijl de winstreserves van de B.V. in werkelijkheid 232.600 euro negatief waren (03-DOC-0076 en 03-DOC-0077)
en bestaande dat gebruikmaken -zakelijk weergegeven- hierin dat:
de B.V. en/of (één of meer van) haar medeverdachte(n) toen aldaar (telkens) voornoemde valse en/of vervalste Publicatiestuk(ken) over 2010 en/of 2011 van de B.V. en/of de Aangifte vennootschapsbelasting ten name van [bedrijf 4] over het aangiftetijdvak 2012 (per mail) heeft/hebben verzonden en/of verstrekt en/of overgelegd en/of laten verzenden en/of verstrekken en/of overleggen aan de ABN-AMRO-bank ter verkrijging van een financiering voor een graafmachine en/of een tractor en/of een Volkswagen Transporter, waarna na ontvangst van de facturen van voornoemde goederen de ABN-AMRO-bank op 17 oktober 2013 een geldbedrag van 203.573 euro heeft overgemaakt naar [bankrekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 4] (03-AMB-0039),
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte (telkens) opdracht heeft gegeven en/of aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven;
5.
[bedrijf 4] , hierna te noemen "de B.V.", op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 17 oktober 2013 tot en met 21 oktober 2013, in de gemeente(n) Oisterwijk en/of Boxtel en/of Schijndel en/of elders in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, terwijl de B.V. bij vonnis van de rechtbank Noord-Nederland te Leeuwarden van [datum] in staat van faillissement is verklaard, (telkens) ter bedrieglijke verkorting van de rechten van zijn schuldeiser(s) enig goed aan de boedel onttrokken heeft of onttrekt,
immers heeft/hebben de B.V. en/of (één of meer van) haar medeverdachte(n) toen aldaar -zakelijk weergegeven-
na ontvangst op 17 oktober 2013 op basis van valse en/of vervalste Publicatiestukken van de B.V. over 2010 en/of 2011 en/of een valse en/of vervalste Aangifte vennootschapsbelasting 2012 ten name van [bedrijf 4] , van een geldbedrag van 203.573 euro van de ABN-AMRO-bank op [bankrekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 4] voor de financiering van een graafmachine en/of een tractor en/of een Volkswagen Transporter, hiervan de Volkswagen Transporter, met [kenteken] op of omstreeks 17 oktober 2013 voor een bedrag van 56.269,63 euro (03-AMB-0006 en 03-DOC-0025 blz. 5) of daaromtrent aangekocht en deze vervolgens op of omstreeks 18 oktober 2013 op naam gesteld van de aan [verdachte ] gelieerde onderneming [bedrijf 5] en/of één of meer geldbedrag(en) hiervan overgemaakt naar:
- [bankrekeningnummer 2] t.n.v. [betrokkene 1] , waarover haar dochter, [medeverdachte 1] de beschikkingsmacht had, te weten 39.500 euro (03-AMB-0005 blz. 8 en 03-AMB-0006) en/of
-Eén of meer bankrekening(en), waarover [verdachte ] beschikkingsmacht had, te weten: [bankrekeningnummer 3] t.n.v. [bedrijf 6] en/of [bankrekeningnummer 4] t.n.v. [bedrijf 7] en/of [bankrekeningnummer 5] t.n.v. [bedrijf 8] en/of [bankrekeningnummer 6] t.n.v. [bedrijf 9] , te weten een totaalbedrag van 90.752 euro en/of (03-AMB-0006)
-De ABNAMRO-bank, [bankrekeningnummer 7] t.n.v. [bedrijf 10] , te weten 12.500 euro (03-AMB-0005 blz. 8 en 03-AMB-0006),
althans naar (een) andere (bank)rekening(en), zonder dat daar een betalingsverplichting, althans een zakelijke verplichting en/of een zakelijke verantwoording voor bestond/tegenover stond en aldus buiten het bereik en beheer van de curator gesteld en/of gehouden (onttrek(t)ken/onttrokken),
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte (telkens) opdracht heeft gegeven en/of aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven;
6.
hij op of omstreeks 25 februari 2014 in de gemeente(n) Schijndel en/of Boxtel en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, één of meer Publicatiestuk(ken)/Balans(en) over 2009 (04-DOC-0092) en/of 2010 (04-DOC-0093) en/of 2011 (04-DOC-0094) en/of 2012 (04-DOC-0095) ten name van [bedrijf 11] , zijnde (elk) een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn medeverdachte(n) toen aldaar valselijk en/of in strijd met de waarheid -zakelijk weergegeven-
voornoemd(e) Publicatiestuk(ken)/Balans(en) (telkens) voorzien van (een) te ho(o)g(e) en/of onjuist(e) bedrag(en) bij één of meer balanspost(en), waaronder de balanspost(en) vorderingen en/of voorraden en/of liquide middelen en/of overige reserve en/of voorzien van een te hoog en/of onjuist bedrag bij het balanstotaal, waardoor de schijn werd gewekt van een financieel gezond bedrijf, terwijl in werkelijkheid de cijfers blijkens de Aangifte(n) vennootschapsbelasting ten name van [bedrijf 11] over de aangiftetijdvakken 2009 (04-DOC-0098), 2010 (04-DOC-0099) en 2011 (4-DOC-0100) en/of de Saldibalans tot en met december 2012 en/of het Winst & Verlies overzicht tot en met december 2012 van [bedrijf 11] (04-DOC-0104) en/of het Meerjarenoverzicht [bedrijf 11] over de jaren 2010, 2011 en 2012 (04-DOC-0105) en/of de Jaarrekening [bedrijf 11] over 2012 (04-DOC-0106) lager waren (04-AMB-0021) en/of terwijl het volgens de (voormalig) eigenaar/bestuurder van [bedrijf 11] in werkelijkheid steeds slechter ging met het bouwbedrijf,
zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door (een) ander(en) te doen gebruiken;
7.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 27 februari 2014 tot en met 22 juli 2014, te Nijkerk en/of Leiden en/of Amsterdam en/of Den Haag en/of Amersfoort en/of Harderwijk en/of Uitgeest en/of Ermelo en/of Roosendaal en/of Uithoorn en/of Zwolle en/of elders in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich en/of (een) ander(en) de beschikking over die goederen te verzekeren,
hebbende hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn medeverdachte(n), telkens met voormeld oogmerk, -zakelijk weergegeven-
op naam van [bedrijf 11] één of meer van de in het Excel overzicht 04-DOC-0127 genoemde goed(eren), (met uitzondering van het vervangend vervoer/huurauto (04-DOC-0041) en de autolease (04-DOC-0042, 04-DOC-0044 en 04-DOC-0054)), bij de in voornoemd overzicht genoemde leverancier(s) en/of in de aldaar vermelde plaats(en) en/of op of omstreeks de in voornoemd overzicht vermelde datum/data gekocht, zonder deze (volledig) te betalen (04-AMB-0030);
8.
hij, op één of meer tijdstip(pen) in/of omstreeks de periode van 30 januari 2014 tot en met 31 oktober 2016 in de gemeente(n) Schijndel en/of Boxtel en/of Apeldoorn en/of elders in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met [bedrijf 5] en/of [bedrijf 8] en/of [bedrijf 12] en/of [bedrijf 13] en/of [bedrijf 4] en/of [bedrijf 14] en/of [bedrijf 15] en/of [bedrijf 9] en/of één of meer andere (rechts)perso(o)n(en), meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) aangifte(n) voor de omzetbelasting ten name van nagenoemde vennootschap(pen) en over het/de nagenoemde aangiftetijdvak(ken):
1. [bedrijf 5] over het 4e kwartaal 2013 (07-DOC-0044a en 07-AMB-0012) en/of 2. [bedrijf 8] over het 1e kwartaal 2014 (07-DOC-0039 blz. 9 en 07-AMB-0010) en/of
3. [bedrijf 12] over het 2e kwartaal 2014 (07-DOC-0029 blz. 8) en/of
4. [bedrijf 13] . over het 2e kwartaal 2014 (07-DOC-0027 blz. 9 en 07-AMB-0002) en/of
5. [bedrijf 4] over juni 2014 (07-DOC-0054 en 07-AMB-0017) en/of
6. [bedrijf 14] over het 4e kwartaal 2015 (07-DOC-0037a en 07-AMB-0009) en/of 7. [bedrijf 15] over januari 2016 (07-DOC-0048 blz. 65 t/m 67 en 07-AMB-0014) en/of
8. [bedrijf 9] over 3e kwartaal 2016 (07-DOC-0119 en 07-AMB-0034)
onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, althans laten doen,
immers hebben hij, verdachte, en [bedrijf 5] en/of [bedrijf 8] en/of [bedrijf 12] en/of [bedrijf 13] en/of [bedrijf 4] en/of [bedrijf 14] en/of [bedrijf 15] en/of [bedrijf 9] en/of één of meer (van hun) medeverdachte(en) toen aldaar -zakelijk weergegeven- (telkens) opzettelijk op het/de bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Apeldoorn, in elk geval in Nederland, ingeleverde aangiftebiljet(ten) omzetbelasting over genoemd(e) aangiftetijdvak(ken), in elk geval één of meer tijdvak(ken), (telkens) valselijk en/of in strijd met de waarheid een te hoog en/of onjuist bedrag aan voorbelasting en/of een te laag en/of onjuist bedrag aan totaal verschuldigde/te betalen omzetbelasting opgegeven en/of laten opgeven, terwijl dat/die feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven;
9.
hij op of omstreeks 3 december 2013 en/of 7 november 2014 en/of 2 oktober 2015, in de gemeente(n) Woerden en/of Hilvarenbeek en/of Leiden en/of Schijndel en/of Boxtel en/of elders in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk gebruik heeft/hebben gemaakt van:
één of meer valse en/of vervalste Publicatiestuk(ken) over 2009 (08-DOC-0090) en/of 2010 (08-DOC-0091) en/of 2011 (08-DOC-0092) en/of 2012 (08-DOC-0093) en/of 2013 (08-DOC-0094) en/of 2014 (08-DOC-0047) ten name van [bedrijf 14] , -(elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen- als ware(n) dat/die geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst,
bestaande die valsheid of vervalsing -zakelijk weergegeven- hierin dat:
voornoemd(e) Publicatiestuk(ken) (telkens) was/waren voorzien van (een) te ho(o)g(e) en/of onjuist(e) bedrag(en) bij één of meer balanspost(en) en/of het balanstotaal en/of het resultaat, waardoor de schijn werd gewekt van een snel groeiend en financieel gezond bedrijf met veel bezittingen en reserves, terwijl [bedrijf 14] volgens de aangiften vennootschapsbelasting over 2009 tot en met 2014 geen winst maakte en/of verlies draaide. (08-AMB-0006)
en bestaande dat gebruikmaken -zakelijk weergegeven- hierin dat:
hij en/of (één of meer van) zijn medeverdachte(n), toen aldaar (telkens) voornoemde valse en/of vervalste Publicatiestuk(ken) over 2009 en/of 2010 en/of 2011 en/of 2012 en/of 2013 en/of 2014 ten name van [bedrijf 14] , heeft/hebben verzonden en/of verstrekt en/of overgelegd en/of laten verzenden en/of verstrekken en/of overleggen aan de Kamer van Koophandel (08-DOC-0090 t/m 08-DOC-0094, 08-DOC-0047 en 08-AMB-0006);
10.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 18 december 2015 tot en met 10 maart 2016 in de gemeente(n) Boxtel en/of Schijndel en/of te 's-Heerenberg en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [bedrijf 16] , gevestigd te 's-Heerenberg heeft bewogen tot de afgifte van één of meer goed(eren), te weten één of meer van de in de factuur van [bedrijf 16] aan [bedrijf 14] d.d. 29 december 2015 (08-DOC-0003) en/of d.d. 2 februari 2016 (08-DOC-0004) vermelde goed(eren), waaronder (Rodeo) gereedschap(pen) en/of tuinartikelen en/of verlichting en/of boren en/of kwasten, voor een totaalbedrag van 151.250 euro of daaromtrent, in elk geval van enig goed, hebbende hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn medeverdachte(n) toen aldaar (telkens) met voren omschreven oogmerk -zakelijk weergegeven- valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
-met valse bij de Kamer van Koophandel gedeponeerde Publicatiestukken ten name van [bedrijf 14] over 2009 tot en met 2014 de schijn gewekt van een snel groeiend en financieel gezond bedrijf met veel bezittingen en reserves (08-DOC-0090 t/m 08-DOC-0094 en 08-DOC-0047) en/of
-(een) andere en/of valse na(a)m(en) gebruikt, te weten [naam 1] en/of [naam 2] (08-DOC-0056, 08-DOC-0057 en 08-DOC-0064) en/of -zich voorgedaan als directeur van [bedrijf 14] en/of [bedrijf 17] (08-DOC-0056) en/of -het schrijven van [bedrijf 16] d.d. 23 december 2015 inzake het overdragen van de vorderingen van [bedrijf 16] aan factoringmaatschappij, [bedrijf 18] , in verband met de betaling van de door [bedrijf 14] te kopen goederen, zogenaamd als directeur van [bedrijf 14] op 28 december 2015 ondertekend en aan [bedrijf 16] retour gezonden (08-DOC-0056 blz. 1 en 4) en/of
-zich voordoende als directeur van [bedrijf 14] en/of [bedrijf 17] telefonische contacten gehad en/of mailverkeer en/of correspondentie met [bedrijf 16] gevoerd met betrekking tot de koop, de levering en leveringscondities van diverse goederen, waaronder gereedschappen, tuinartikelen, verlichting en boren (08-DOC-0056 t/m 08-DOC-0058 en 08-DOC-0064)
(en zich (aldus) voorgedaan als bonafide koper), waardoor [bedrijf 16] voornoemd (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte(n);
11.
hij op of omstreeks 26 oktober 2015 en/of 31 december 2015 en/of 31 januari 2016 en/of 23 maart 2016, althans op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2015 tot en met 31 maart 2016, in de gemeente(n) Schijndel en/of Boxtel en/of elders in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, de Publicatiejaarrekening 2014 van [bedrijf 19] (09-DOC-0037) en/of de Jaarrekening 2015 van [bedrijf 19] (09-DOC-0038) en/of de salarisspecificatie d.d. 26 oktober 2015 van [bedrijf 15] voor [betrokkene 2] betreffende de periode van 1 t/m 25 oktober 2015 (09-DOC-0002) en/of de salarisspecificatie d.d. 31 december 2015 van [bedrijf 20] voor [betrokkene 3] betreffende de maand december 2015 (09-DOC-0010) en/of de salarisspecificatie d.d. 23 maart 2016 van [bedrijf 15] voor [betrokkene 4] betreffende de maand maart 2016 (09-DOC-0009), zijnde (elk) een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst,
immers heeft/hebben hij en/of (één of meer van) zijn medeverdachte(n) toen aldaar valselijk en/of in strijd met de waarheid -zakelijk weergegeven-
voornoemde Publicatiejaarrekening 2014 en/of Jaarrekening 2015 voorzien van te hoge en/of onjuiste bedragen voor materiële vaste activa en/of voorraden, terwijl de B.V. in werkelijkheid niets, in elk geval minder bezat en/of op de salarisspecificatie van [bedrijf 15] voor [betrokkene 2] voornoemd vermeld dat deze zag op het loon betreffende de periode van 1 t/m 25 oktober 2015, terwijl [betrokkene 2] in werkelijkheid in die periode geen werkzaamheden heeft verricht voor [bedrijf 15] en/of op de salarisspecificatie van [bedrijf 20] voor [betrokkene 3] voornoemd vermeld dat het hier zou gaan over het salaris betreffende de maand december 2015, terwijl [betrokkene 3] in werkelijkheid in december 2015 geen werkzaamheden heeft verricht voor [bedrijf 20] en/of op de salarisspecificatie van [bedrijf 15] voor [betrokkene 4] voornoemd vermeld dat het hier zou gaan over het loon van [betrokkene 4] betreffende de maand maart 2016, terwijl [betrokkene 4] in werkelijkheid in maart 2016 geen werkzaamheden heeft verricht voor [bedrijf 15] ,
zulks (telkens) met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken en/of door (een) ander(en) te doen gebruiken;
12.
hij op of omstreeks 22 februari 2016, in de gemeente(n) Schijndel en/of Boxtel en/of elders in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk gebruik heeft/hebben gemaakt van:
-De Salarisspecificatie d.d. 31 december 2015 van [bedrijf 21] voor [betrokkene 5] betreffende de maand december 2015 (09-DOC-0039 blz. 8) en/of
-Het Rapport jaarrekening 2013 ten name van [betrokkene 6] / [betrokkene 5] (09-DOC-0039 blz. 4 t/m 7) en/of -Het Voorlopige Aangifte Biljet 2015 ten name van [betrokkene 5] (09-DOC-0039 blz. 9 en 10)
-(elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen- als ware(n) dat/die geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst,
bestaande die valsheid of vervalsing -zakelijk weergegeven- hierin dat:
op de Salarisspecificatie voornoemd (een) te ho(o)g(e) en/of onjuist(e) bedrag(en) (aan loon) was/waren vermeld, althans onjuiste gegevens waren vermeld en/of in het Rapport jaarrekening 2013 voornoemd (een) te ho(o)g(e) en/of onjuist(e) bedrag(en) aan netto omzet en/of winst was/waren vermeld en/of op het Voorlopige Aangifte Biljet 2015 voornoemd een te hoog en/of onjuist bedrag aan banksaldo was vermeld en/of was vermeld dat [betrokkene 5] aandelen en/of obligaties bezat, zulks terwijl [betrokkene 5] in werkelijkheid een lager salaris ontving en/of een lager bedrag aan netto omzet en/of winst had gegenereerd en/of een lager banksaldo bezat en/of geen aandelen en/of obligaties had
en bestaande dat gebruikmaken -zakelijk weergegeven- hierin dat:
hij en/of (één of meer van) zijn medeverdachte(n), toen aldaar voornoemde valse en/of vervalste Salarisspecificatie en/of Rapport jaarrekening 2013 en/of Voorlopige Aangifte Biljet 2015 (per mail) heeft/hebben verzonden en/of verstrekt en/of laten verzenden en/of verstrekken aan [betrokkene 7] ( [bedrijf 22] ), ter verkrijging van een hypotheek van de ING bank voor [betrokkene 5] ;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Inleiding.

Verdachte wordt onder meer verweten dat hij ten aanzien van de vennootschappen [bedrijf 1] , [bedrijf 4] , [bedrijf 11] en [bedrijf 14] publicatiestukken met onjuiste jaarcijfers valselijk heeft opgemaakt en heeft ingediend of laten indienen bij de Kamer van Koophandel (feit 1, 6 en 9), met de bedoeling dat [bedrijf 1] en [bedrijf 11] bij leveranciers een kredietfaciliteit konden verkrijgen om op rekening goederen te bestellen (feit 2 en 7) en dat [bedrijf 4] financiering voor leasecontracten bij ABN AMRO Bank kon verkrijgen (feit 4).
Tevens wordt verdachte verweten dat hij betrokken is geweest bij het in geval van faillissement niet voldoen aan de administratie- en afgifteplicht met betrekking tot [bedrijf 1] (feit 3) en het onttrekken van geldbedragen aan de boedel van [bedrijf 4] (feit 5).
Ook wordt verdachte verweten dat hij voor zijn eigen vennootschappen, diverse overgenomen vennootschappen en diverse vennootschappen waarvoor hij als boekhouder werkzaam was, onjuiste aangiften omzetbelasting heeft ingediend (feit 8).
Ten slotte wordt verdachte verweten dat hij valse publicatiestukken en valse salarisspecificaties voor derden heeft opgemaakt die onder meer werden gebruikt om een hypotheek te kunnen aanvragen (feit 11 en 12) .

Vrijspraak (t.a.v. feit 2 en feit 7).

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft, kort gezegd, op gronden zoals in het requisitoir aangevoerd een bewezenverklaring gevorderd voor de onder 2 en 7 ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van de onder 2 en 7 ten laste gelegde feiten, kort en zakelijk weergegeven omdat uit het dossier niet is gebleken dat verdachte betrokken is geweest bij het plaatsen van bestellingen bij leveranciers of het onder zich krijgen van goederen, terwijl evenmin is gebleken dat het oogmerk van verdachte erop was gericht dat de bestelde goederen niet zouden worden betaald.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank spreekt de verdachte vrij van het onder 2 en 7 ten laste gelegde feit en overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat voor het bewijs van het (medeplegen van) flessentrekkerij, zoals onder feiten 2 en 7 ten laste gelegd, is vereist dat verdachte in de ten laste gelegde periode alleen of in bewuste en nauwe samenwerking met een (of meer) ander(en) betrokken is geweest bij het (al dan niet op bestelling) kopen van goederen bij leveranciers en dat het oogmerk van verdachte was gericht op het niet-betalen van die goederen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit.
Verdachte heeft ontkend dat hij op enigerlei wijze betrokken is geweest bij het op naam van [bedrijf 1] bestellen van goederen bij diverse leveranciers.
De rechtbank stelt vast dat in de periode van 1 maart 2013 tot en met 7 april 2015 sprake is geweest van veelvuldig telefonisch contact tussen de telefoon op naam van [bedrijf 1] en een telefoon die in gebruik was bij [medeverdachte 2] . Betrokkenheid van verdachte bij deze gesprekken kan echter niet worden vastgesteld. Overigens is ook niets vastgesteld omtrent de inhoud van de gesprekken tussen [medeverdachte 2] en [bedrijf 1] .
De rechtbank heeft ook vastgesteld dat [medeverdachte 2] in de ochtend van 8 januari 2014 twee keer telefonisch contact heeft gehad met de kredietbeoordelaar [bedrijf 23] en dat [bedrijf 23] diezelfde ochtend een rapportage heeft opgemaakt over de kredietwaardigheid van [bedrijf 1] . In die rapportage wordt verwezen naar de rooskleurige cijfers uit de door verdachte valselijk opgemaakte publicatiestukken over 2010 en 2011, die op 22 november 2013 bij de Kamer van Koophandel zijn gedeponeerd. Dat is weliswaar opmerkelijk, maar het rechtvaardigt nog niet de conclusie dat verdachte betrokken is geweest bij het (vervolgens) bestellen van goederen op naam van [bedrijf 1] en evenmin dat zijn opzet erop was gericht dat er niet betaald zou worden.
De rechtbank is van oordeel dat de voornoemde aanwijzingen, ook in onderling verband en samenhang bezien, ontoereikend zijn voor het oordeel dat verdachte in de ten laste gelegde periode betrokken is geweest bij, kort gezegd, de flessentrekkerij via [bedrijf 1]
Dit betekent dat verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van het onder 7 ten laste gelegde feit.
Verdachte heeft verklaard dat hij wist dat de door hem valselijk opgemaakte, rooskleurige publicatiestukken en jaarrekeningen voor [bedrijf 11] zouden worden gedeponeerd, zodat hoge kredietplafonds bij leveranciers konden worden verkregen. Hij realiseerde zich ook dat daar misbruik van gemaakt zou kunnen worden. Verdachtes betrokkenheid bij het plaatsen van de bestellingen met het oogmerk om de bestelde goederen niet te betalen, kan daar echter niet uit worden afgeleid.
Verder is gebleken dat verdachte op 24 februari 2014 van [medeverdachte 3] per sms-bericht drie keer een TAN-code heeft ontvangen, die telkens gebruikt kon worden voor het verrichten van betalingen ter hoogte van € 1.500,00. Mogelijk waren die bedragen bestemd voor de huur van een bedrijfsruimte in Nijkerk waar ook onbetaald gebleven goederen zijn afgeleverd, maar dat is niet komen vast te staan. Van enig ander verband tussen het ontvangen van de TAN-codes enerzijds en het bestellen van goederen met het oogmerk die onbetaald te laten, is niet gebleken.
De betrokkenheid van verdachte bij flessentrekkerij via [bedrijf 11] kan evenmin met voldoende zekerheid worden afgeleid uit sms-berichten van [medeverdachte 2] aan verdachte over de winst- en verliesrekening van [bedrijf 11] en met contactgegevens van een aantal gedupeerde leveranciers.
De rechtbank is van oordeel dat de voornoemde aanwijzingen, ook in onderling verband en samenhang bezien, ontoereikend zijn voor het oordeel dat verdachte in de ten laste gelegde periode betrokken is geweest bij, kort gezegd, de flessentrekkerij via [bedrijf 11]
Dit betekent dat verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 7 ten laste gelegde feit.

Bewijs (t.a.v. feit 1).

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht dit feit wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging acht dit feit eveneens wettig en overtuigend bewezen.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht dit feit bewezen en volstaat in de bewijsbijlage met een opgave van de bewijsmiddelen, gelet op het bepaalde in artikel 359, lid 3, van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte dit feit samen met een (of meer) ander(en) heeft gepleegd, zodat verdachte van het onderdeel medeplegen zal worden vrijgesproken.

Bewijs (t.a.v. feit 3).

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht dit feit wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder 3 ten laste gelegde feit. De administratieplicht als bedoeld in artikel 3:15i van het Burgerlijk Wetboek was in de ten laste gelegde periode niet van toepassing op verdachte, omdat hij geen feitelijk bestuurder van [bedrijf 1] was. Bovendien heeft het niet voeren of tevoorschijn brengen van de administratie in dit geval niet geleid tot een bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht dit feit bewezen en verwijst naar de bewijsmiddelen die zijn uitgewerkt in de aan dit vonnis gehechte bewijsbijlage. De inhoud daarvan dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd. In aanvulling daarop overweegt de rechtbank het volgende.
De rol van verdachte bij [bedrijf 1]
[bedrijf 9] was vanaf 1 januari 2014 volledig gevolmachtigd om namens [bedrijf 24] op te treden. Verdachte was (indirect) bestuurder van [bedrijf 9] en [bedrijf 24] was indirect bestuurder van [bedrijf 1] . Gelet op deze constructie representeerde verdachte [bedrijf 1] in elk geval in 2014.
Uit het bij de Kamer van Koophandel ingediende wijzigingsformulier van 13 augustus 2013, blijkt voorts dat het vestigingsadres van [bedrijf 1] al per 1 augustus 2013 is gewijzigd naar het adres [adres 2] te Oisterwijk, zijnde het adres van [bedrijf 9] . Als tweede telefoonnummer van [bedrijf 1] staat vanaf dat moment [telefoonnummer] vermeld, zijnde het telefoonnummer dat in de periode van 1 maart 2013 tot en met 7 april 2015 in gebruik was bij verdachte.
Uit de verklaring van [getuige] volgt verder dat [verdachte ] bij [bedrijf 1] is binnengehaald om van alles te regelen toen het bedrijf er financieel slecht voor stond.
Ten slotte heeft de curator van [bedrijf 1] geconstateerd dat [getuige] feitelijk geen rol meer vervulde binnen het bedrijf en dat de contacten verliepen via verdachte. De curator heeft verdachte persoonlijk gevraagd om de administratie uit te leveren, omdat verdachte als representant van [bedrijf 1] geacht werd over de administratie te beschikken.
Gelet op het voorgaande heeft verdachte zich samen met [bedrijf 1] schuldig gemaakt aan het niet voldoen aan de administratie en afgifteplicht.
Wetenschap van verdachte van het aanstaande faillissement van [bedrijf 1]
Vaststaat dat verdachte in verband met de eerder door hem op 18 november 2013 valselijk opgemaakte publicatiestukken over 2010 tot en met 2012 (feit 1) wist dat de financiële cijfers van [bedrijf 1] rooskleurig werden voorgesteld en dat [bedrijf 1] in werkelijkheid niet over financiële middelen beschikte.
De rechtbank leidt hieruit af dat de slechte financiële situatie waarin [bedrijf 1] verkeerde in de periode van 1 augustus 2013 tot en met 3 juni 2014 kenbaar was voor verdachte en dat verdachte aldus wist dat het faillissement van [bedrijf 1] aanstaande zou zijn.
Opzet op verkorting van de rechten van de schuldeisers van [bedrijf 1]
De rechtbank stelt voorop dat het een feit van algemene bekendheid is dat het niet voldoen aan de afgifteplicht van de administratie in geval van een faillissement leidt tot tenminste een aanmerkelijke kans op benadeling van de schuldeisers in het faillissement. Daardoor immers kan de curator niet controleren of er (meer) baten in het faillissement zouden moeten zijn en ook niet op een eenvoudige wijze uit de administratie de rechten en verplichtingen per datum faillissement vaststellen.
Zoals hiervoor vastgesteld, heeft verdachte ondanks verzoek daartoe van de curator, niet alle fysieke administratie aan de curator verstrekt, zodat verdachte en [bedrijf 1] niet hebben voldaan aan de verplichting tot het
tevoorschijn brengenvan boeken en bescheiden en gegevensdragers van [bedrijf 1]
Derhalve acht de rechtbank, anders dan de raadsman, bewezen dat verdachte als feitelijk bestuurder van [bedrijf 1] minst genomen in voorwaardelijke zin zijn opzet gericht had op de bedrieglijke verkorting van de rechten (benadeling) van zijn schuldeisers, waarmee zij het onder 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen acht.

Bewijs (t.a.v. feit 4).

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht dit feit wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit.
In de eerste plaats is in de ten laste gelegde periode geen sprake geweest van een formele zeggenschapsrelatie tussen verdachte en [bedrijf 4] , zodat verdachte niet aangemerkt kan worden als feitelijk leidinggever van het door [bedrijf 4] begaan van opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift.
In de tweede plaats is het niet verdachte geweest die de e-mail met als bijlage de aangifte vennootschapsbelasting voor [bedrijf 4] over 2012 door aan ABN AMRO Bank heeft verstuurd. Evenmin is verdachte hierbij als feitelijk leidinggever betrokken geweest.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht dit feit bewezen en verwijst naar de bewijsmiddelen die zijn uitgewerkt in de aan dit vonnis gehechte bewijsbijlage. De inhoud daarvan dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd. In aanvulling daarop overweegt de rechtbank het volgende.
Uit het dossier en de verklaring van verdachte ter zitting van 29 oktober 2019 blijkt dat verdachte als boekhouder werkzaamheden verrichtte voor [bedrijf 4] en, samen met [medeverdachte 4] , feitelijke zeggenschap had over het financieel beleid binnen [bedrijf 4] .
Verdachte heeft verklaard dat hij de publicatiestukken 2010, 2011 en 2012 en de aangifte vennootschapsbelasting over 2012 voor [bedrijf 4] valselijk heeft opgemaakt.
Op 25 juni 2013 is vanaf de Gmail-account van [naam 1] een e-mailbericht verstuurd aan ABN AMRO Bank met als bijlage de publicatiestukken 2010 en 2011.
Dit bericht is ondertekend door verdachte en tevens cc gestuurd aan het e-mailadres [emailadres 1] , zijnde een e-mailaccount waarvan verdachte heeft verklaard dat hij de gebruiker daarvan is. Verdachte heeft ook erkend dat hij deze stukken heeft gemaild.
Op 13 augustus 2013 is vanaf het e-mailadres
[emailadres 2]een e-mail aan ABN AMRO Bank verzonden. De rechtbank stelt vast dat het e-mailbericht dat vanaf [emailadres 2] aan [emailadres 3] is verzonden zich niet in het dossier bevindt. Gebleken is echter dat de reactie van [betrokkene 8] van ABN AMRO Bank was gericht aan zowel
[emailadres 2]als aan het e-mailadres
[emailadres 4], van welk e-mailadres verdachte heeft verklaard de gebruiker te zijn. Ook is gebleken dat de reactie van [betrokkene 8] door de gebruiker van
[emailadres 2]is doorgestuurd aan het e-mailadres
[emailadres 5] ,waarvan uit het dossier is gebleken dat het in gebruik is bij [medeverdachte 4] . Op geen enkele wijze is gebleken dat het e-mailadres
[emailadres 2]ook door een (of meer) ander(en) dan verdachte werd gebruikt.
Door namens [bedrijf 4] zowel de publicatiestukken als de aangifte valselijk op te maken en in te dienen bij de ABN AMRO ter verkrijging van een krediet ten behoeve van [bedrijf 4] , heeft verdachte feitelijk leidinggegeven aan het gebruikmaken van valse stukken door [bedrijf 4] .
Publicatiestukken 2012
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan het door [bedrijf 4] medeplegen van opzettelijk gebruikmaken van de publicatiestukken van [bedrijf 4] over 2012 [03-DOC-0048], omdat de tenlastelegging, anders dan ten aanzien van de publicatiestukken 2010 en 2011 en de aangifte vennootschapsbelasting over 2012, geen nadere feitelijke omschrijving van de valsheid van dit document bevat. Daarom kan niet worden bewezen dat ten aanzien van dit document sprake is van opzettelijk gebruikmaken van een vals geschrift. Dit betekent dat verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.

Bewijs (t.a.v. feit 5).

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht dit feit wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
Door de verdediging is vrijspraak bepleit.
Hoewel verdachte betrokkenheid heeft gehad bij het onttrekken van gelden, kan niet worden gezegd dat hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging. Hij had geen materiële beslissingsbevoegdheid ten aanzien van de bestemming van het krediet dat ABN AMRO aan [bedrijf 4] ter beschikking had gesteld.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht dit feit bewezen en verwijst naar de bewijsmiddelen die zijn uitgewerkt in de aan dit vonnis gehechte bewijsbijlage. De inhoud daarvan dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd. In aanvulling daarop overweegt de rechtbank het volgende.
Bewijsoverweging.
Verdachte heeft erkend dat hij op 16 mei 2013 [naam 1] als bestuurder van [bedrijf 4] heeft aangesteld, terwijl verdachte feitelijk de leiding had en [naam 1] niet besefte dat hij directeur van [bedrijf 4] was. Hij heeft voorts verklaard dat hij op 23 september 2013, ter verkrijging van de financiering van ABN AMRO Bank ten behoeve van de door [bedrijf 4] aangegane leasecontracten vanaf het e-mailadres [emailadres 2] een e-mailbericht aan [emailadres 6] heeft verstuurd, met als bijlage onder meer een leaseaanvraag die [naam 1] op verzoek van verdachte heeft ondertekend.
Verdachte heeft op 16 en 17 oktober 2013 de TAN-codes van de betalingsopdrachten voor de overboekingen van de bankrekening van [bedrijf 4] aan [betrokkene 9] ,
(de moeder van [medeverdachte 4] ), [bedrijf 10] (de eenmanszaak van [betrokkene 10] ), [bedrijf 7] , [bedrijf 8] en [bedrijf 9] (eigen vennootschappen van verdachte) doorgestuurd aan [medeverdachte 4] , waarna deze overboekingen zijn uitgevoerd. Ook is gebleken dat er tussen verdachte en [medeverdachte 4] , een dag nadat verdachte de TAN-codes had doorgestuurd, sms-contact heeft plaatsgevonden.
Verder is door verdachte verklaard dat hij de Volkswagen Transporter met [kenteken] een dag na de ontvangst van de door ABN AMRO Bank verstrekte financiering (16 oktober 2013) ten behoeve van de lease van dit voertuig op 17 oktober 2013 heeft overgeschreven op naam van [bedrijf 5] , zijnde een van de eigen vennootschappen van verdachte.
Gelet op het prominente rol die verdachte heeft gespeeld bij het verkrijgen van het krediet en vervolgens bij de onttrekking van geld en goed aan de boedel, acht de rechtbank bewezen dat verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de bedrieglijke bankbreuk gepleegd door [bedrijf 4] . Het verweer wordt derhalve verworpen.
Wetenschap van het aanstaande faillissement van [bedrijf 4]
Vaststaat dat verdachte in verband met de eerder door hem valselijk opgemaakte publicatiestukken over 2010 en 2011 en de valse aangifte vennootschapsbelasting over 2012 wist dat de financiële cijfers van [bedrijf 4] rooskleurig werden voorgesteld en dat [bedrijf 4] in werkelijkheid over weinig financiële middelen beschikte en de aangegane financiële verplichtingen bij ABN AMRO Bank niet zou kunnen voldoen.
De rechtbank leidt hieruit af dat de slechte financiële situatie waarin [bedrijf 4] verkeerde omstreeks 16 en 17 oktober 2013 kenbaar was voor verdachte en dat verdachte aldus wist dat het faillissement van [bedrijf 4] aanstaande was.

Bewijs (t.a.v. feit 6).

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht dit feit wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging acht dit feit eveneens wettig en overtuigend bewezen.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht dit feit bewezen en volstaat in de bewijsbijlage met een opgave van de bewijsmiddelen, gelet op het bepaalde in artikel 359, lid 3, van het Wetboek van Strafvordering.

Bewijs (t.a.v. feit 8).

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht dit feit wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft op onderdelen van het ten laste gelegde onder 8 vrijspraak bepleit. Voor zover de verweren niet door de bewijsmiddelen worden weerlegd, bespreekt de rechtbank de verweren hierna.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht dit feit bewezen en verwijst naar de bewijsmiddelen die zijn uitgewerkt in de aan dit vonnis gehechte bewijsbijlage. De inhoud daarvan dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd. In aanvulling daarop overweegt de rechtbank het volgende.

Bewijsoverweging.

De aangifte omzetbelasting voor [bedrijf 5] over het derde kwartaal 2014.
De rechtbank is, met de verdediging, van oordeel dat het standpunt van het Openbaar Ministerie dat [bedrijf 5] de omzetbelasting over de factuur van [bedrijf 4] met betrekking tot de levering van de VW Transporter met [kenteken] [07-DOC-0079, p. 3] niet had mogen opvoeren omdat deze factuur door [bedrijf 5] nog niet was betaald, geen steun vindt in het recht.
Artikel 15 van de Wet op de Omzetbelasting 1968 bepaalt dat voorbelasting onmiddellijk aftrekbaar is nadat de ondernemer de factuur heeft ontvangen. De aftrekbaarheid van voorbelasting staat los van de betaling van de factuur door de afnemer.
Dit betekent dat verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging, namelijk de aangifte omzetbelasting over het derde kwartaal 2014 door [bedrijf 5] , zal worden vrijgesproken.
De aangifte omzetbelasting voor [bedrijf 8] over het eerste kwartaal 2014.
De rechtbank acht, anders dan de raadsman, bewezen dat verdachte de aangifte omzetbelasting voor [bedrijf 8] over het eerste kwartaal 2014 opzettelijk onjuist heeft ingediend. De rechtbank stelt vast dat de stelling van de raadsman dat aan de factuur van [betrokkene 11] , een financial leaseovereenkomst ten grondslag ligt, niet aannemelijk is geworden, omdat door de raadsman ter onderbouwing van die stelling geen schriftelijke stukken zijn overgelegd.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte de aangifte omzetbelasting voor [bedrijf 8] over het eerste kwartaal 2014 met voornoemd bedrijf opzettelijk onjuist heeft ingediend.
De aangifte omzetbelasting voor [bedrijf 20] over het tweede kwartaal 2014.
Ter terechtzitting heeft verdachte erkend dat hoewel zijn neef voornoemde aangifte heeft ingediend, hij deze aangifte wel heeft voorbereid.
De belastingdienst heeft een boekenonderzoek ingesteld om onder meer deze aangifte te beoordelen, maar trof geen facturen aan in de administratie. Desgevraagd heeft verdachte ter onderbouwing van de aangifte twee facturen van [bedrijf 4] aan de belastingdienst verstrekt. Over die facturen heeft verdachte verklaard dat de facturen die betrekking hadden op stelconplaten door hem waren opgesteld, terwijl de bestuurder van [bedrijf 20] heeft verklaard dat hij niet bekend is met deze facturen en dat [bedrijf 20] nooit stelconplaten heeft gekocht.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte samen met zijn neef een onjuiste omzetbelastingaangifte heeft ingediend voor [bedrijf 20] over het tweede kwartaal van 2014. Het tot vrijspraak strekkende verweer wordt verworpen.
De aangifte omzetbelasting voor [bedrijf 13] . over het tweede kwartaal 2014.
De rechtbank verwerpt het tot vrijspraak strekkende verweer van de raadsman. Verdachte heeft tijdens het vierde politieverhoor verklaard dat hij wist dat de facturen van [bedrijf 11] eigenlijk in de aangifte omzetbelasting voor [bedrijf 11] moesten worden verwerkt en niet in de aangifte omzetbelasting voor [bedrijf 13] . Toch heeft verdachte de aangifte omzetbelasting ingediend.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte de aangifte omzetbelasting over het tweede kwartaal 2014 voor [bedrijf 13] tezamen en in vereniging met [bedrijf 13] opzettelijk onjuist heeft ingediend.
De rechtbank beperkt de bewezenverklaring van het onderdeel medeplegen tot [bedrijf 13] . De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte dit feit samen met [medeverdachte 3] en/of een (of meer) ander(en) heeft gepleegd.
De aangifte omzetbelasting voor [bedrijf 4] over juni 2014.
De rechtbank verwerpt het tot vrijspraak strekkende verweer van de raadsman. Verdachte heeft tijdens het tiende politieverhoor verklaard dat hij niet wist waarop de voorbelasting in de aangifte omzetbelasting over juni 2014 voor [bedrijf 4] was gebaseerd. Desondanks heeft verdachte de aangifte omzetbelasting ingediend.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte de aangifte omzetbelasting over juni 2014 voor [bedrijf 4] tezamen en in vereniging met [bedrijf 4] opzettelijk onjuist heeft ingediend.
De aangifte omzetbelasting voor [bedrijf 14] over het vierde kwartaal 2014.
De rechtbank is, met de verdediging, van oordeel dat het standpunt dat [bedrijf 14] de omzetbelasting over de facturen van [bedrijf 16] niet had mogen opvoeren, omdat die facturen niet door [bedrijf 14] zijn betaald, onjuist is.
Artikel 15 van de Wet op de Omzetbelasting 1968 bepaalt dat voorbelasting onmiddellijk aftrekbaar is nadat de ondernemer de factuur heeft ontvangen. De aftrekbaarheid van voorbelasting staat los van de betaling van de factuur door de afnemer. Voor de beantwoording van de vraag of opzettelijk onjuist aangifte omzetbelasting is gedaan, is dus niet relevant of de onderliggende facturen (uiteindelijk) zijn betaald.
Dit betekent dat verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging, namelijk de aangifte omzetbelasting over het vierde kwartaal 2014 van [bedrijf 14] , zal worden vrijgesproken.

Bewijs (t.a.v. feit 9).

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht dit feit wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft bepleit dat niet kan worden bewezen dat verdachte de valse publicatiestukken daadwerkelijk heeft gebruikt ter misleiding van derden. Uit de enkele omstandigheid dat verdachte de valse publicatiestukken bij de Kamer van Koophandel heeft gedeponeerd, kan nog niet worden afgeleid dat het opzet van verdachte was gericht op misleiding van de Kamer van Koophandel. Niet gebleken is dat de Kamer van Koophandel door het indienen van de valse publicatiestukken ook daadwerkelijk is misleid.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht dit feit bewezen en verwijst naar de bewijsmiddelen die zijn uitgewerkt in de aan dit vonnis gehechte bewijsbijlage. De inhoud daarvan dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd. In aanvulling daarop overweegt de rechtbank het volgende.
Volgens vaste rechtspraak is van opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift sprake zodra het vervalst geschrift tegenover derden wordt gebruikt en de verdachte zich daarbij gedraagt alsof het geschrift echt en onvervalst is (vgl. HR 15 okt 1985,
NJ1986/295, m.nt. [betrokkene 12] ). Daarvan is reeds sprake op het moment dat valse publicatiestukken bij de Kamer van Koophandel worden gedeponeerd. Met deponering van de publicatiestukken wordt ten aanzien van de Kamer van Koophandel en anderen die ervan kennis nemen ten onrechte gedaan alsof de inhoud van deze stukken de waarheid behelzen.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte op 3 december 2013 en 7 november 2014 en 2 oktober 2015 in Nederland telkens opzettelijk gebruik heeft gemaakt van vervalste publicatiestukken over 2009, 2010, 2011 en 2012 ten name van [bedrijf 14] .
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte dit feit samen met een (of meer) ander(en) heeft gepleegd, zodat verdachte ten aanzien van het onderdeel medeplegen zal worden vrijgesproken.

Bewijs (t.a.v. feit 10).

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht dit feit wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich ten aanzien van dit feit gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Wel is door de raadsman benadrukt dat verdachte bij de oplichting van [bedrijf 16] slechts een ondersteunende rol heeft gehad.
Het oordeel van de rechtbank.
Bewijsbijlage.
De door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen zijn uitgewerkt in de aan dit vonnis gehechte bewijsbijlage. De inhoud daarvan dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
In aanvulling hierop overweegt de rechtbank dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat de rol van verdachte niet slechts ondersteunend, maar juist substantieel en cruciaal was.

Bewijs (t.a.v. feit 11 en 12).

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht deze feiten wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging acht deze feiten eveneens wettig en overtuigend bewezen.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht dit feit bewezen en volstaat in de bewijsbijlage met een opgave van de bewijsmiddelen, gelet op het bepaalde in artikel 359, lid 3, van het Wetboek van Strafvordering.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat
1.
Hij op 18 november 2013 en 16 december 2013, in Nederland, publicatiestukken/jaarrekeningen over 2010 (02-DOC-0028, 02-DOC-0031 en 02-DOC-0035) en 2011 (02-DOC-0029, 02-DOC-0032 en 02-DOC-0036) en 2012 (02-DOC-0030, 02-DOC-0033, 02-DOC-0037 en 02-DOC-0038) ten name van [bedrijf 1] , zijnde elk een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst,
immers heeft hij, verdachte, toen aldaar valselijk en in strijd met de waarheid
–zakelijk weergegeven–
in voornoemde publicatiestukken/jaarrekeningen vermeld dat er gedurende de boekjaren 2010 en 2011 en 2012 werknemers in dienst waren bij [bedrijf 1] , waardoor de schijn van bedrijvigheid werd gewekt, terwijl er blijkens de nihil-loonheffingsaangiften van de B.V. over 2010 en 2011 en 2012 in werkelijkheid geen werknemers bij [bedrijf 1] in dienst waren en voornoemde publicatiestukken/jaarrekeningen voorzien van een te hoge en/of onjuiste bedragen bij het balanstotaal en de omzet en het resultaat, waardoor de schijn werd gewekt van een financieel gezond bedrijf, terwijl er in werkelijkheid blijkens de nihil-aangiften vennootschapsbelasting over 2010 en 2011 geen voorraden en activa en omzet en belastbare winst waren (02-AMB-0010) en terwijl de B.V. volgens de eigenaar/bestuurder van de B.V. in werkelijkheid sinds augustus 2009 leeg was (02-G010-01 blz. 2),
zulks telkens met het oogmerk om die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door (een) (ander(en) te laten gebruiken;
3.
hij in de periode van 1 augustus 2013 tot en met 3 juni 2014 te Nieuw-Amsterdam in de gemeente Emmen en in de gemeente Oisterwijk, tezamen en in vereniging met [bedrijf 1] , terwijl de B.V. bij vonnis van de rechtbank Den Haag van [datum] in staat van faillissement is verklaard, telkens ter bedrieglijke verkorting van de rechten van haar schuldeisers niet voldaan heeft aan de op haar rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 15i van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, en het bewaren en tevoorschijn brengen van boeken, bescheiden en gegevensdragers in dat artikel bedoeld,
immers hebben hij, verdachte, en [bedrijf 1] toen aldaar –zakelijk weergegeven–
geen volledige en deugdelijke administratie gevoerd en niet geheel bewaard en ondanks verzoek daartoe van de curator mr. [curator] omstreeks de periode van [datum] geen volledige en deugdelijke administratie aan voornoemde curator overgelegd en/of doen overleggen, althans ter beschikking gesteld en/of doen stellen,
ten gevolge waarvan de rechten en de verplichtingen van de B.V. niet te allen tijde juist en volledig konden worden gekend;
4.
[bedrijf 4] op 25 juni 2013 en 13 augustus 2013 in Nederland telkens opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse publicatiestukken over 2010 (03-DOC-0028) en 2011 (03-DOC-0029) van de B.V. en een valse aangifte vennootschapsbelasting ten name van [bedrijf 4] over het aangiftetijdvak 2012 (03-DOC-0048)
- elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen – als waren die geschriften telkens echt en onvervalst,
bestaande die valsheid -zakelijk weergegeven- hierin dat:
in de toelichting op de balans over 2010 was vermeld dat in dat boekjaar een bedrag van 177.444 euro als resultaat was toegevoegd aan de balanspost overige reserves en in de toelichting op de balans over 2011 was vermeld dat in dat boekjaar een bedrag van 266.529 euro was toegevoegd aan de balanspost overige reserves, terwijl de BV in werkelijkheid de bij de Belastingdienst ingediende aangiften vpb ten name van [bedrijf 4] over het tijdvak 2010 (03-DOC-0081) een verlies had geleden van 26.368 euro en over 2011 (03-DOC-0082) een verlies van 89.600 euro en in de aangifte vpb ten name van [bedrijf 4] over het tijdvak 2012 was vermeld dat de winstreserves van de BV 142.554 euro positief waren (03-DOC-048, p. 19), terwijl de winstreserves van de BV in werkelijkheid 232.600 euro negatief waren (03-DOC-0076) en 03-DOC-0077)
en bestaande dat gebruikmaken hierin dat:
de BV telkens voornoemde valse publicatiestukken over 2010 en 2011 van de BV en de aangifte vpb ten name van [bedrijf 4] over het tijdvak 2012 per mail hebben verzonden en/of verstrekt aan de ABN-AMRO bank ter verkrijging van een financiering voor een graafmachine en een tractor en een Volkswagen Transporter,
waarna
na ontvangst van de facturen van voornoemde goederen de ABN-AMRO bank op 17 oktober 2013 een geldbedrag van 203.573 euro heeft overgemaakt naar [bankrekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 4] (03-AMB-0006),
aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte telkens feitelijke leiding heeft gegeven;
5.
[bedrijf 4] in de periode van 17 oktober 2013 tot en met 21 oktober 2013 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen, terwijl de B.V. bij vonnis van de rechtbank Noord-Nederland te Leeuwarden van [datum] in staat van faillissement is verklaard, telkens ter bedrieglijke verkorting van de rechten van zijn schuldeisers enig goed aan de boedel onttrokken heeft,
immers heeft de B.V. toen aldaar -zakelijk weergegeven-
na ontvangst op 17 oktober 2013 op basis van valse publicatiestukken van de B.V. over 2010 en 2011 en een valse aangifte vennootschapsbelasting 2012 ten name van [bedrijf 4] , van een geldbedrag van 203.573 euro van de ABN-AMRO-bank op [bankrekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 4] voor de financiering van een graafmachine en een tractor en een Volkswagen Transporter met [kenteken] op 17 oktober 2013 voor een bedrag van 56.269,63 euro (03-AMB-0006 en 03-DOC-0025, p. 5) aangekocht en deze vervolgens op 18 oktober 2013 op naam gesteld van de aan [verdachte ] gelieerde onderneming [bedrijf 5] en geldbedragen hiervan overgemaakt naar:
- [bankrekeningnummer 2] t.n.v. [betrokkene 1] , waarover haar dochter, [medeverdachte 1] de beschikkingsmacht had, te weten 39.500 euro (03-AMB-0005 blz. 8 en 03-AMB-0006) en
- Een of meer bankrekeningen, waarover [verdachte ] beschikkingsmacht had, te weten: [bankrekeningnummer 3] t.n.v. [bedrijf 6] en [bankrekeningnummer 4] t.n.v. [bedrijf 7] en [bankrekeningnummer 5] t.n.v. [bedrijf 8] en [bankrekeningnummer 6] t.n.v. [bedrijf 9] , te weten een totaalbedrag van 90.752 euro (03-AMB-0006) en
- De ABN-AMRO-bank, [bankrekeningnummer 7] t.n.v. [bedrijf 10] , te weten 12.500 euro (03-AMB-0005 blz. 8 en 03-AMB-0006),
zonder dat daar een betalingsverplichting, althans een zakelijke verplichting en/of zakelijke verantwoording voor bestond en aldus buiten het bereik en beheer van de curator gesteld en gehouden (onttrokken),
aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte telkens feitelijke leiding heeft gegeven;
6.
hij op 25 februari 2014 in Nederland, publicatiestukken/balansen over 2009 (04-DOC-0092) en 2010 (04-DOC-0093) en 2011 (04-DOC-0094) en 2012 (04-DOC-0095) ten name van [bedrijf 11] , zijnde elk een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt,
immers heeft hij, verdachte, toen aldaar valselijk -zakelijk weergegeven-
voornoemde publicatiestukken/balansen telkens voorzien van onjuiste bedragen bij balansposten, waaronder balansposten vorderingen en voorraden en liquide middelen en overige reserve en voorzien van een onjuist bedrag bij het balanstotaal, waardoor de schijn werd gewerkt van een financieel gezond bedrijf, terwijl in werkelijkheid de cijfers blijkens de Aangifte(n) vennootschapsbelasting ten name van [bedrijf 11] over de aangiftetijdvakken 2009 (04-DOC-0098), 2010 (04-DOC-0099) en 2011 (04-DOC-0100) en de Saldibalans tot en met december 2012 van [bedrijf 11] en het Winst & Verlies overzicht tot en met december 2012 van [bedrijf 11] (04-DOC-0104) en het Meerjarenoverzicht [bedrijf 11] over de jaren 2010, 2011 en 2012 (04-DOC-0105) en de Jaarrekening [bedrijf 11] over 2012 (04-DOC-0106) lager waren (04-AMB-0021) en terwijl het volgens de eigenaar/bestuurder van [bedrijf 11] in werkelijkheid steeds slechts ging met het bouwbedrijf,
zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken en/of door (een) ander(en) te doen gebruiken;
8.
hij in de periode van 30 januari 2014 tot en met 31 oktober 2016 in Nederland, meermalen, telkens opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen, te weten aangiften voor de omzetbelasting ten name van nagenoemde vennootschappen en over de nagenoemde aangiftetijdvakken:

2. [bedrijf 8] over het 1e kwartaal 2014 (07-DOC-0039, p. 9 en 07-AMB-0010) en

3. [bedrijf 12] over het 2e kwartaal 2014 (07-DOC-0029, p. 8) en

4. [bedrijf 13] over het 2e kwartaal 2014 (07-DOC-0027, p. 9 en 7-AMB-0002) en

5. [bedrijf 4] over juni 2014 (07-DOC-0054 en 07-AMB-0017) en

7. [bedrijf 15] over jan 2016 (07-Doc-0048, p. 65 t/m 67 en 07-AMB-0014) en

8. [bedrijf 9] over 3e kwartaal 2016 (07-DOC-0119 en 07-AMB0034)

onjuist heeft gedaan,
immers heeft hij, verdachte, toen aldaar –zakelijk weergegeven- telkens opzettelijk op de bij de bij de Belastingdienst te Apeldoorn ingeleverde aangiftebiljet(ten) omzetbelasting over genoemde aangiftetijdvakken, telkens valselijk en in strijd met de waarheid een onjuist bedrag aan voorbelasting en een onjuist bedrag aan totaal verschuldigde omzetbelasting opgegeven en/of laten opgeven, terwijl die feiten telkens ertoe strekten dat te weinig belasting werd geheven;
9.
hij op 3 december 2013 en 7 november 2014 en 2 oktober 2015 in Nederland, telkens opzettelijk gebruik heeft gemaakt van:
vervalste Publicatiestukken over 2009 908-DOC-0090) en 2010 (08-DOC-0091) en 2011 (08-DOC-0092) en 2012 (08-DOC-0093 en 2013 (08-DOC-0094) en 2014 (08-DOC-0047 ten name van [bedrijf 14] , - elk zijnde een geschrift dat bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen - als waren die geschriften telkens echt en onvervalst,
bestaande die vervalsing -zakelijk weergegeven- hierin dat:
voornoemd(e) publicatiestukken telkens waren voorzien van onjuiste bedragen bij balansposten en het balanstotaal en het resultaat, waardoor de schijn werd gewerkt van een snel groeiend en financieel gezond bedrijf met veel bezittingen en reserves, terwijl [bedrijf 14] volgens de aangiften vennootschapsbelasting over 2009 tot en met 2014 geen winst maakte en verlies draaide (08-AMB-0006),
en bestaande dat gebruikmaken –zakelijk weergegeven- hierin dat:
hij, toen aldaar telkens voornoemde vervalste Publicatiestuk(ken) over 2009 en 2010 en 2011 en 2012 en 2013 en 2014 ten name van [bedrijf 14] , heeft verzonden aan de Kamer van Koophandel (08-DOC-0090 t/m 08-DOC-0094, 08-DOC-0047 en 08-AMB-0006);
10.
hij in de periode van 18 december 2015 tot en met 10 maart 2016 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, telkens met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen telkens door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid, [bedrijf 16] , gevestigd te ’s-Heerenberg heeft bewogen tot de afgifte van goederen, te weten de in de factuur van [bedrijf 16] aan [bedrijf 14] d.d. 29 december 2015 (08-DOC-0003) en d.d. 2 februari 2016 (08-DOC-0004) vermelde goederen, voor een totaalbedrag van 151.250 euro,
hebbende hij, verdachte, en/of zijn medeverdachte toen aldaar telkens met voren omschreven oogmerk -zakelijk weergegeven- valselijk en in strijd met de waarheid
- met valse bij de Kamer van Koophandel gedeponeerde publicatiestukken ten name van [bedrijf 14] over 2009 tot en met 2014 de schijn gewerkt van een snel groeiend en financieel gezond bedrijf met veel bezittingen en reserves (08-DOC-0090 t/m 08-DOC-0094 en 08-DOC-0047) en
- een valse naam gebruikt, te weten [naam 1] en [naam 2] (08-DOC-0056, 08-DOC-0057 en 08-DOC-0064) en
- zich voorgedaan als directeur van [bedrijf 14] (08-DOC-0056) en [bedrijf 17] en
- het schrijven van [bedrijf 16] inzake het overdragen van de vorderingen van [bedrijf 16] aan factoringmaatschappij, [bedrijf 18] , in verband met de betaling van de door [bedrijf 14] te kopen goederen, zogenaamd als directeur van [bedrijf 14] op 28 december 2015 ondertekend en aan [bedrijf 16] retour gezonden (08-DOC-0056, p. 1 en p. 4) en
- zich voordoende als directeur van [bedrijf 14] en [bedrijf 17] telefonische contacten gehad en mailverkeer en correspondentie met [bedrijf 16] gevoerd met betrekking tot de koop, de levering en leveringscondities van diverse goederen, waaronder gereedschappen (08-DOC-0056 t/m 08-DOC-0058) en (08-DOC-0064),
en zich aldus voorgedaan als bonafide koper, waardoor [bedrijf 16] voornoemd telkens werd bewogen tot bovenomschreven afgiften;
11.
hij in de periode van 1 oktober 2015 tot en met 31 maart 2016, in Nederland, de Publicatiejaarrekening 2014 van [bedrijf 19] (09-DOC-0037) en de Jaarrekening 2015 van [bedrijf 19] (09-DOC-0038) en de salarisspecificatie d.d. 26 oktober 2015 van [bedrijf 15] voor [betrokkene 2] betreffende de periode van 1 t/m 25 oktober 2015 (09-DOC-0002) en de salarisspecificatie d.d. 31 december 2015 van [bedrijf 20] voor [betrokkene 3] betreffende de maand december 2015 (09-DOC-0010) en de salarisspecificatie d.d. 23 maart 2016 van [bedrijf 15] voor [betrokkene 4] betreffende de maand maart 2016 (09-DOC-0009), zijnde elk een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en vervalst,
immers heeft hij toen aldaar valselijk en in strijd met de waarheid -zakelijk weergegeven-
voornoemde Publicatiejaarrekening 2014 en Jaarrekening 2015 voorzien van onjuiste bedragen voor materiële vaste activa en voorraden terwijl de B.V. in werkelijkheid minder bezat en op de salarisspecificatie van [bedrijf 15] voor [betrokkene 2] voornoemd vermeld dat deze zag enop het loon betreffende de periode van 1 t/m 25 oktober 2015, terwijl [betrokkene 2] in werkelijkheid in die periode geen werkzaamheden heeft verricht voor [bedrijf 15] en de salarisspecificatie van [bedrijf 20] voor [betrokkene 3] voornoemd vermeld dat het hier zou gaan over het salaris betreffende de maand december 2015, terwijl [betrokkene 3] in werkelijkheid in december 2015 geen werkzaamheden heeft verricht voor [bedrijf 20] en op de salarisspecificatie van [bedrijf 15] voor [betrokkene 4] voornoemd vermeld dat het hier zou gaan over het loon van [betrokkene 4] betreffende maand maart 2016, terwijl [betrokkene 4] in werkelijkheid in maart 2016 geen werkzaamheden heeft verricht voor [bedrijf 15] ,
zulks telkens met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken en door een ander te doen gebruiken;
12.
hij op 22 februari 2016 in Nederland, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van:
- De Salarisspecificatie d.d. 31 december 2015 van [bedrijf 21] voor [betrokkene 5] betreffende de maand december 2015 (09-DOC-00039, blz. 8) en
- Het Rapport Jaarrekening 2013 ten name van [betrokkene 6] / [betrokkene 5] (09-Doc-0039, blz. 4 t/m 7) en
- Het Voorlopige Aangifte Biljet 2015 ten name van [betrokkene 5] (09-DOC-0039, blz. 9 en 10)
elk zijnde een geschrift dat bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen- als waren die geschriften telkens echt en onvervalst,
bestaande die valsheid -zakelijk weergegeven- hierin dat:
op de salarisspecificatie voornoemd een onjuiste bedragen aan loon waren vermeld en in het Rapport Jaarrekening 2013 voornoemd onjuiste bedragen aan netto omzet en winst waren vermeld en op het Voorlopige Aangifte Biljet 2015 een onjuist bedrag aan banksaldo was vermeld
en bestaande dat gebruikmaken -zakelijk weergegeven- hierin dat:
hij, toen aldaar voornoemde valse en vervalste Salarisspecificatie en Rapport Jaarrekening 2014 per mail heeft verzonden aan [betrokkene 7] ( [bedrijf 22] ), ter verkrijging van een hypotheek van de ING bank voor [betrokkene 5] ;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie eist oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden met aftrek van de tijd die door verdachte reeds in voorarrest is doorgebracht. Tevens vordert de officier van justitie als bijkomende straffen ontzetting uit het recht om een beroep als bestuurder van een rechtspersoon uit te oefenen voor de duur van 3 jaar, alsmede openbaarmaking van het vonnis nadat deze onherroepelijk is geworden. Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft bepleit dat de strafeis, bezien in het licht van de aard en ernst van de feiten, naar mening van de verdediging onbegrijpelijk is. Hij heeft de context geschetst waarbinnen verdachte heeft gehandeld en duidt verdachte als iemand die door anderen is gebruikt, terwijl verdachte persoonlijk in een moeilijke situatie zat. De raadsman heeft de rechtbank met klem verzocht geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte op te leggen. Ten slotte heeft de raadsman de rechtbank verzocht de hoogte van de op te leggen sanctie te matigen, omdat sprake is van overschrijding van de redelijke termijn.
Het oordeel van de rechtbank.
Algemeen.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Strafmaatoverwegingen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een aanzienlijke hoeveelheid fraudegerelateerde feiten, namelijk aan valsheid in geschrift, het niet voldoen aan de plicht tot afgifte van de administratie aan de curator ingeval van een faillissement, het opzettelijk gebruik maken van vals geschriften, bedrieglijke bankbreuk, het opzettelijk onjuist indienen van aangiften omzetbelasting en oplichting.
Verdachte heeft in het kader van een faillissement de administratieplicht geschonden en geld en goederen aan de boedel onttrokken. Hiermee heeft verdachte het de curator onmogelijk gemaakt het faillissement op correcte wijze af te wikkelen en heeft hij bovendien de belangen van zijn schuldeisers in aanzienlijke mate geschaad. Dit valt hem zwaar aan te rekenen.
Verdachte heeft voor verschillende vennootschappen valse publicatiestukken opgemaakt en gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel, meestal met het doel om de schijn van kredietwaardigheid van die vennootschappen te wekken, zodat bijvoorbeeld leverancierskredieten konden worden verkregen waarmee op rekening goederen konden worden besteld bij leveranciers.
Ook heeft verdachte voor diverse rechtspersonen over diverse aangiftetijdvakken opzettelijk onjuist aangifte omzetbelasting gedaan door onjuiste bedragen aan voorbelasting op te geven, waardoor de verschuldigde omzetbelasting op een lager bedrag uitkwam.
Ten slotte heeft verdachte voor particulieren valse loonstroken opgemaakt die onder meer zijn gebruikt ter onderbouwing van hypotheekaanvragen. Dit heeft in het geval van [betrokkene 5] daadwerkelijk geleid tot de verstrekking van een hypotheek ten behoeve van de financiering van een koopwoning door ING Bank.
Verdachte is in 2009 persoonlijk failliet verklaard. De bewezenverklaarde feiten zijn gepleegd in de periode van augustus 2013 tot en met maart 2016. Zeker verdachte had, door zijn ervaringen als persoonlijk gefailleerde, kunnen en moeten beseffen dat bestuurders van rechtspersonen die in een financieel slechte situatie verkeren, uitermate kwetsbaar zijn en gevoelig kunnen zijn voor overnamevoorstellen door derden die deze rechtspersonen willen misbruiken voor frauduleuze doeleinden. Toch heeft verdachte er een substantiële en onmisbare bijdrage aan geleverd dat onbekend gebleven derden noodlijdende bedrijven hebben kunnen misbruiken voor hun eigen persoonlijk financieel gewin.
De rechtbank acht zeer kwalijk dat verdachte uitsluitend zijn persoonlijke financiële situatie voor ogen heeft gehad en kennelijk niet heeft stilgestaan bij de economische schade die zijn handelen heeft veroorzaakt en de geraffineerde wijze waarop derden door zijn handelingen zijn misleid. De handelingen van verdachte hebben in veel gevallen bijgedragen aan het faillissement van de betreffende rechtspersonen. De rechtbank rekent verdachte dit alles zwaar aan.
De rechtbank stelt voorop dat zij bij het bepalen van de strafmaat geen aansluiting heeft gezocht bij het LOVS oriëntatiepunt fraude, waarin het nadeelbedrag tot uitgangspunt wordt genomen voor de strafoplegging, omdat de precieze omvang van het nadeelbedrag niet eenduidig kan worden becijferd. De rechtbank heeft om die reden bij het bepalen van de strafmaat aansluiting gezocht bij de aard en ernst van de maatschappelijke schade die door de bewezenverklaarde feiten is veroorzaakt.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt. De rechtbank betrekt hierbij met name de omstandigheid dat verdachte van de onder 2 en 7 ten laste gelegde feiten zal worden vrijgesproken.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving in beginsel niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 32 maanden. De rechtbank stelt echter vast dat in de onderhavige zaak sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn van berechting als bedoeld in artikel 6 EVRM.
De redelijke termijn begint te lopen zodra vanwege de overheid jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. Ten aanzien van de berechting van de zaak in eerste aanleg geldt als uitgangspunt dat de behandeling van de zaak ter terechtzitting binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn met een eindvonnis dient te zijn afgerond, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden.
De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn in deze zaak op 14 maart 2017 is gaan lopen.
Op die datum is verdachte in verzekering gesteld. De uitspraak in deze zaak is op 22 november 2019. In totaal zijn dus twee jaar en acht maanden verstreken sinds het moment dat verdachte redelijkerwijs moest vermoeden dat hij voor de onderhavige zaak zou worden vervolgd. De rechtbank stelt vast dat van de zijde van verdediging weliswaar zes onderzoekswensen zijn ingediend waarvan één onderzoekswens is toegewezen, namelijk het getuigenverhoor van [medeverdachte 3] , zodat de overschrijding van de redelijke termijn niet het gevolg is van de proceshouding van verdachte. Als maatstaf voor de vermindering van de op te leggen straf, hanteert de rechtbank het uitgangspunt van vijf procent.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de aan verdachte op te leggen gevangenisstraf matigen tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden.
Openbaarmaking van de uitspraak.
Gelet op het maatschappelijk belang dat bestuurders van rechtspersonen worden gewaarschuwd voor de handelswijze van verdachte en in een poging om soortgelijke feiten in de toekomst te voorkomen, zal de rechtbank gelasten dat dit vonnis openbaar zal worden gemaakt nadat het onherroepelijk is geworden.
Ontzetting uit het recht om een beroep als bestuurder van een rechtspersoon uit te oefenen.
Vanuit preventief oogpunt acht de rechtbank voorts wenselijk dat verdachte niet meer in de hoedanigheid van bestuurder van een rechtspersoon werkzaam zal zijn en omdat die reden zal de rechtbank verdachte als bijkomende straf, gezien artikel 28 van het Wetboek van Strafrecht, het recht ontzeggen om een beroep als bestuurder van een rechtspersoon uit te oefenen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
9, 28, 36, 47, 51, 57, 225, 235, 326, 339, 341 (oud), 343 (oud), 349 (oud) van het Wetboek van Strafrecht; en
68, 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte onder 2 en 7 ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Bewezenverklaring.
het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:

Valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.

T.a.v. feit 3:
Medeplegen van: als een rechtspersoon welke in staat van faillissement is verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten der schuldeisers van de rechtspersoon niet voldaan hebben aan de op hem rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 10, eerste lid, van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en artikel 15i, eerste lid, van boek 3 van het Burgerlijk Wetboek en het bewaren en tevoorschijn brengen van boeken, bescheiden en andere gegevensdragers in die artikelen bedoeld.
T.a.v. feit 4:
Feitelijk leidinggeven aan opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift als bedoeld in artikel 225, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.
T.a.v. feit 5:
Feitelijk leidinggeven aan het als een rechtspersoon welke in staat van faillissement is verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten der schuldeisers van de rechtspersoon enig goed aan de boedel onttrekken, meermalen gepleegd.
T.a.v. feit 6:

Valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.

T.a.v. feit 8:
Opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd.
T.a.v. feit 9:
Opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.
T.a.v. feit 10:

Medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd.

T.a.v. feit 11:

Valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.

T.a.v. feit 12:
Opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van verdachte.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Strafoplegging.
Legt op de volgende straffen.
T.a.v. feit 1, feit 3, feit 4, feit 5, feit 6, feit 8, feit 9, feit 10, feit 11 en feit 12:
Gevangenisstrafvoor de duur van
30 maandenmet
aftrekovereenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht.
T.a.v. feit 1, feit 3, feit 4, feit 5, feit 6, feit 8, feit 9, feit 10, feit 11, feit 12:
Ontzetting uit het recht om een beroep als bestuurder van een rechtspersoon uit te oefenenvoor de duur van
3 jaren.
Veroordeelt de verdachte tot de (bijkomende) straf dat hij wordt ontzet uit het recht om een beroep als bestuurder van een rechtspersoon uit te oefenen voor de duur van 3 (drie) jaren.
T.a.v. feit 3 en feit 5:
Openbaarmaking rechterlijke uitspraak.
Gelast de openbaarmaking van dit vonnis na het onherroepelijk worden daarvan, met vermelding van de personalia van de verdachte, door kosteloze publicatie ervan op www.rechtspraak.nl, waartoe het Openbaar Ministerie dit vonnis dient aan te bieden aan de redactie van voornoemde website.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. L.G.J.M. van Ekert, voorzitter,
mr. R. van den Munckhof en mr. J.O.Y. Elagab, leden,
in tegenwoordigheid van mr. R.J.A. Klaar, griffier,
en is uitgesproken op 22 november 2019.