Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.De procedure
- de dagvaarding van 15 oktober 2019 met 12 producties;
- de conclusie van antwoord, tevens houdende voorwaardelijke eis in reconventie met 7 producties;
- de mondelinge behandeling op 5 november 2019;
- de pleitnotitie van [eiseres] .
2.De feiten
3.Het geschil in conventie
4.Het geschil in (voorwaardelijke) reconventie
5.De beoordeling in conventie en in reconventie
“een groep die dusdanig groot is, dat niet alle leden interactie met elkaar hebben, mar waarbij nog wel sprake is van gedeelde waarden, doelen en samenhorigheid”. Volgens [eiseres] is het belang van de collectiviteit de afgelopen jaren sterk afgenomen als gevolg van het feit dat de rol van [naam bedrijf 1] als werkgever in de regio [woonplaats] sterk aan belang heeft ingeboet en dat dit ingrijpende gevolgen heft gehad voor de samenstelling van de wijk [naam] . De meeste huurders en eigenaren zijn geen fabrieksarbeider meer maar geschoolde mensen die zelden of nooit een fabriek van binnen hebben gezien. Er is volgens [eiseres] binnen de wijk geen sprake meer van een grotere mate van ‘gedeelde waarden en doelen’ dan binnen een willekeurige andere wijk in [woonplaats] of daarbuiten. Hetgeen Woonbedrijf SWS aanvoert ter onderbouwing van haar belang bij het beding staat op zichzelf maar heeft niets van doen met het in de akte tot uitdrukking gebrachte belang van de collectiviteit.
Om het specifieke karakter in de wijk te behouden zijn tussen verkoper en koper afspraken gemaakt omtrent ruimtelijke- en architectonische kenmerken”. Art. 12 vervolgt met
“Om de collectiviteit van de wijk ook voor de toekomst te behouden zijn in het wijkvernieuwingsplan een aantal plannen uitgewerkt met betrekking tot de architectonische en de ruimtelijke karakteristieken. Het bestek en de bijbehorende tekeningen zijn gedeponeerd bij de notaris. Voor zover mogelijk en nodig worden aan koper de volgende voorwaarden opgelegd als kettingbeding en kwalitatieve verbintenis om deze collectiviteit voor de toekomst te kunnen behouden.
980,00
6.De beslissing
- indien [eiseres] niet binnen 14 dagen na dit vonnis een bodemprocedure aanhangig maakt tegen Woonbedrijf SWS waarin zij op voet van art. 6:259 BW een vordering instelt tot wijziging van het zelfbewoningsbeding uit de akte van levering van 19 oktober 2015
- indien [eiseres] zich niet houdt aan de voorwaarde onder 6.2;