ECLI:NL:RBOBR:2019:6646
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Veroordeling voor mishandeling en vrijspraak van verkrachting en ontucht met minderjarige
Op 18 november 2019 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1994, die werd beschuldigd van meerdere mishandelingen en verkrachting. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte is vrijgesproken van de ten laste gelegde verkrachting en ontucht met een minderjarige. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de verkrachting, aangezien de verklaringen van het slachtoffer niet voldoende steun vonden in ander bewijs. De rechtbank benadrukte dat de verklaring van één getuige niet voldoende is voor een veroordeling, vooral in zedenzaken waar steunbewijs cruciaal is. De rechtbank concludeerde dat de seksuele handelingen tussen de verdachte en het slachtoffer niet als ontuchtig konden worden aangemerkt, gezien de omstandigheden van de relatie en het leeftijdsverschil. De mishandelingen die wel bewezen zijn, betroffen geweld tegen de vriendin van de verdachte en haar vader, waarbij de rechtbank de verklaringen van de slachtoffers en ondersteunend bewijs als overtuigend beschouwde. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk verklaard, terwijl de vordering van [slachtoffer 2] wel is toegewezen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, die de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging heeft genomen bij het bepalen van de straf.