ECLI:NL:RBOBR:2019:6591

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
13 november 2019
Publicatiedatum
12 november 2019
Zaaknummer
01/879298-19
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitvoer van amfetamine in contragewicht van graafmachine met bestemming Saoedi Arabië

Op 13 november 2019 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met anderen betrokken was bij de uitvoer van ongeveer 534 kilogram amfetamine. De rechtbank achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte deze hoeveelheid amfetamine had verborgen in het contragewicht van een graafmachine, die bestemd was voor export naar Saoedi Arabië. De verdachte had deze amfetamine eerder in Nederland in een loods opgeslagen. De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 jaar, met aftrek van voorarrest.

De zaak kwam aan het licht toen de politie op 24 januari 2019 in het contragewicht van de graafmachine de amfetamine aantrof. De verdachte had samen met medeverdachten de graafmachine aangeschaft en de amfetamine in het contragewicht verborgen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn mededaders handelden in nauwe en bewuste samenwerking, en dat de handelingen gericht waren op de uitvoer van de verdovende middelen. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat er sprake was van een opzetje van een medeverdachte.

De rechtbank hield bij de strafoplegging rekening met de ernst van de feiten, de grote hoeveelheid amfetamine en de impact op de gezondheid van gebruikers. De rechtbank legde een gevangenisstraf op die in lijn is met de oriëntatiepunten voor straftoemeting, maar besloot tot een lichtere straf dan door de officier van justitie was geëist, omdat de opgelegde straf voldoende recht deed aan de ernst van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/879298-19.
Datum uitspraak: 13 november 2019
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte]

geboren te [geboorteplaats] op [1972] ,
wonende te [postcode] , [adres 1] ,
thans gedetineerd te: PI Zuid West - De Dordtse Poorten.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 10 juli 2019, 11 september 2019 en 30 oktober 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 5 juni 2019.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 30 oktober 2019 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1. primair:
hij op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 11 januari 2019 tot en met 24 januari 2019 te [pleegplaats] , gemeente Sint-Michielsgestel, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, ongeveer 534 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, immers heeft/hebben zij, verdachte en/of één of meer van zijn mededaders die amfetamine in een contragewicht en/of graafmachine met (uiteindelijke) bestemming Saoedi Arabië, in elk geval het buitenland gelegd en/of het contragewicht en/of graafmachine richting België en/of Saoedi Arabië, in elk geval het buitenland, vervoerd;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 11 januari 2019 tot en met 24 januari 2019 te [pleegplaats] , gemeente Sint-Michielsgestel, in elk geval in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland te brengen, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, ongeveer 534 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, immers heeft/hebben zij, verdachte en/of één van zijn mededaders -een graafmachine met contragewicht gekocht en/of -het contragewicht van de graafmachine opengemaakt en/of -die amfetamine in het contragewicht gelegd en/of -het contragewicht en/of de graafmachine richting België en/of Saoedi Arabië, in elk geval het buitenland, vervoerd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 11 januari 2019 tot en met 24 januari 2019 te [pleegplaats] , gemeente Sint-Michielsgestel, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 534 kilogram amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Inleiding.
Op 24 januari 2019 heeft de politie in [pleegplaats] in een contragewicht van een graafmachine een hoeveelheid van ongeveer 534 kilogram amfetamine aangetroffen. Verdachte wordt er van verdacht dat hij deze hoeveelheid amfetamine samen met een of meer anderen in dat contragewicht van die graafmachine heeft gelegd met het voornemen om dit contragewicht en de graafmachine naar België en vervolgens naar Saoedi Arabië te laten vervoeren.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie is op grond van in zijn op schrift gesteld requisitoir opgenomen feiten en omstandigheden van oordeel dat de onder 1 primair en 2 tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor de tenlastegelegde feiten wegens gebrek aan bewijs. Belastend voor verdachte kunnen hooguit de verklaringen van [medeverdachte 1] en twee door deze [medeverdachte 1] opgenomen gesprekken met verdachte zijn. Mogelijk is er sprake van een opzetje van [medeverdachte 1] om verdachte er in te luizen.
Andere bewijsmiddelen waaruit strafbare betrokkenheid van verdachte blijkt ontbreken.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
Uit de bewijsmiddelen, die zijn uitgewerkt in de aan dit vonnis gehechte bewijsbijlage, blijkt -kort gezegd- het volgende:
Verdachte heeft samen met [medeverdachte 1] een graafmachine gekocht bij het [naam bedrijf] te [naam dorp] . Deze graafmachine is vervolgens overgebracht naar een mede door verdachte gehuurde loods op het adres [pleegplaats] te [pleegplaats] . Daar zijn onder andere door verdachte werkzaamheden verricht aan het contragewicht van de graafmachine. Verdachte is op 22 januari 2019 omstreeks 06.00 uur begonnen met het dichtlassen van het contragewicht. Een dag later zijn verdachte en ene [medeverdachte 2] bezig geweest met het glad slijpen van het contragewicht. Kort nadat verdachte die dag de loods verliet heeft [medeverdachte 1] in een nog niet dichtgemaakt gat van het contra gewicht geprikt en geconstateerd dat er wit spul en een zwarte zak in het contragewicht zaten. [medeverdachte 2] was hierbij aanwezig. [medeverdachte 1] heeft vervolgens de politie in kennis gesteld van hetgeen hij had ontdekt. De politie heeft hierop 534 kilo amfetamine in het contra gewicht aangetroffen. [medeverdachte 1] heeft daarna tot twee keer toe telefonisch contact opgenomen met verdachte en hem geconfronteerd met hetgeen in het contragewicht is aangetroffen. Deze telefoongesprekken heeft [medeverdachte 1] heimelijk opgenomen. Deze gesprekken zijn nadien door de politie beluisterd. Tijdens het eerste gesprek van 22 januari 2019 heeft verdachte het een en ander verteld over door hem verrichte laswerkzaamheden aan het contragewicht. Tijdens het tweede gesprek van 23 januari 2019 heeft verdachte, nadat [medeverdachte 1] hem confronteerde met hetgeen in het contragewicht was aangetroffen, toegegeven dat hij dat er in had gestopt. Verdachte heeft tijdens dat tweede gesprek ook verklaard dat hij wil dat het er in blijft zitten en dat het een dag later wordt getransporteerd. Later in dat gesprek heeft verdachte gezegd dat ze het in het contragewicht hebben gestopt om te checken of het ontdekt gaat worden. Tevens zegt verdachte tijdens dat tweede gesprek dat hij het later tegen [medeverdachte 1] had willen vertellen.
Uit de tekst van artikel 2, aanhef en onder A van de Opiumwet c.q. artikel 1, vierde en vijfde lid van de Opiumwet volgt dat als strafbare vormen van het uitvoeren van verdovende middelen niet alleen het daadwerkelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van verdovende middelen wordt begrepen, maar ook het verrichten van handelingen die zijn gericht op de opslag, het verdere vervoer of de overdracht van verdovende middelen voorafgaand aan de feitelijke uitvoer, bijvoorbeeld het ten uitvoer aanbieden van de verdovende middelen.
Met betrekking tot de concrete rol van verdachte bij de tenlastegelegde uitvoer van de amfetamine overweegt de rechtbank dat deze bestond uit het mede aanschaffen van een graafmachine, het mede huren van een locatie, het verbergen van de amfetamine in een contragewicht van de graafmachine, en het mede organiseren van vervoer naar het buitenland van de graafmachine met het contragewicht waarin de amfetamine was verborgen. De rechtbank is van oordeel dat het aldus gedragingen van de verdachte betreffen die aan het daadwerkelijk buiten Nederland brengen van de verdovende middelen zelf zijn voorafgegaan en die naar het oordeel van de rechtbank onderdeel uitmaken van de uitvoer van de verdovende middelen uit Nederland. Het is in dit dossier niet bekend geworden met wie verdachte deze handelingen heeft gepleegd. Voor de rechtbank staat echter vast, gelet op de omvang de aangetroffen hoeveelheid verdovende middelen, dat verdachte hierbij heeft gehandeld in nauwe en bewuste samenwerking van ten minste een ander persoon en mogelijk met meerdere andere personen.
Op grond van de uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat de onder 1 primair en 2 tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
Zoals hiervoor vermeld zijn de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen omwille van de leesbaarheid als bijlage bij dit vonnis gevoegd. De inhoud van deze bijlage dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Het verweer van de raadsman dat er mogelijk sprake is van een opzetje van [medeverdachte 1] om verdachte er in te luizen verwerpt de rechtbank. De verdediging heeft dit op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt en het dossier biedt hiervoor ook geen aanknopingspunten.
Deze [medeverdachte 1] is de persoon die bij de politie heeft gemeld dat hij vermoedelijk verdovende middelen in het contragewicht had aangetroffen. Het ligt niet voor de hand dat iemand die mede verantwoordelijk is voor het verbergen van amfetamine met een waarde van ruim 26 miljoen euro zelf naar de politie stapt om dit te melden. Ook de opmerking van verdachte tijdens het tweede telefoongesprek dat hij het later tegen [medeverdachte 1] had willen vertellen wijst niet op een opzetje van [medeverdachte 1] .

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
1 primair.
in de periode van 11 januari 2019 tot en met 24 januari 2019 te [pleegplaats] , gemeente
Sint-Michielsgestel, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, ongeveer 534 kilogram van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, immers heeft/hebben zij, verdachte en één of meer van zijn mededaders die amfetamine in een contragewicht en/of graafmachine met (uiteindelijke) bestemming Saoedi Arabië gelegd en het contragewicht en/of graafmachine richting België en/of Saoedi Arabië vervoerd;
2.
in de periode van 11 januari 2019 tot en met 24 januari 2019 te [pleegplaats] , gemeente Sint-Michielsgestel, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 534 kilogram amfetamine, van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen onder 1 primair en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De strafbaarheid van de feiten.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
(voor feit 1 primair en feit 2:)
Gevangenisstraf voor de duur van 7,5 jaar met aftrek van voorarrest.
(Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.)
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft enkel vrijspraak bepleit. Hij heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met een of meer anderen schuldig gemaakt aan de uitvoer naar België en vervolgens naar Saoedi Arabië van een zeer grote hoeveelheid harddrugs, te weten ongeveer 534 kilogram amfetamine (feit 1 primair). Verdachte en zijn mededader(s) hebben deze hoeveelheid tevoren in de loods in [pleegplaats] aanwezig gehad (feit 2). Naar het oordeel van de rechtbank is er in casu sprake van eendaadse samenloop. Derhalve heeft de bewezenverklaring van feit 2 niet tot een verhoging van de voor feit 1 primair op te leggen straf geleid.
Aan de uitvoer van de bewezenverklaarde hoeveelheid amfetamine moet een aanzienlijke planning en organisatie aan vooraf zijn gegaan, waarbij verdachte en zijn mededader(s) ieder een eigen rol moeten hebben gespeeld. Het mede door verdachte gepleegde kan immers slechts zijn begaan na een lange periode van voorbereiding en overeenkomstig een mede door verdachte welbewust opgesteld plan.
Slechts door oplettendheid van iemand die de politie in kennis stelde van hetgeen hij in het mede door verdachte dichtgelaste contragewicht van de graafmachine had aangetroffen is voorkomen dat deze partij amfetamine daadwerkelijk buiten Nederland is gebracht.
Het is algemeen bekend dat het gebruik van amfetamine schadelijk is voor de gezondheid van de gebruikers van dit middel. Bovendien bekostigen gebruikers hun drugsgebruik vaak door diefstal of ander crimineel gedrag, waardoor schade en overlast wordt toegebracht aan anderen. Verdachte en zijn mededader(s) hebben zich kennelijk niet bekommerd om de gezondheidsrisico’s van anderen. Door hun handelwijze hebben zij niet alleen een bijdrage geleverd aan de instandhouding en het (internationale) netwerk van handel in harddrugs, maar daarvan zelf ook deel uitgemaakt.
Op feiten als de onderhavige kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
Volgens de oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken voor de rechtspraak
is het uitgangspunt bij de uitoever van harddrugs van een hoeveelheid van meer dan 20 kilo
een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van meer dan 60 maanden en wanneer het wordt gepleegd in georganiseerd verband een gevangenisstraf van meer dan 72 maanden.
Bij het bepalen van de hoogte van de gevangenisstraf heeft de rechtbank er ten nadele van verdachte rekening mee gehouden dat het een uitzonderlijk grote partij amfetamine betrof en dat verdachte om hem moverende redenen geen openheid van zaken heeft gegeven omtrent de feiten.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Alles afwegende zal de rechtbank op grond van hetgeen hiervoor is overwogen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van 6 jaren, met aftrek van voorarrest.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 47, 55
Opiumwet art. 2, 10.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart het onder 1 primair en het onder 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair en onder 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:

t.a.v. feit 1 primair:medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 aanhef en onder A, van de Opiumwet gegeven verbodt.a.v. feit 2:medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 aanhef en onder C, van de Opiumwet gegeven verbod( in eendaadse samenloop gepleegd met feit 1 primair)verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

legt op de volgende straf:

(t.a.v. feit 1 primair en feit 2:)Gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.

Dit vonnis is gewezen door:
mr. R.M.L. Heemskerk-Pleging, voorzitter,
mr. W.A.H.A Schnitzler-Strijbos en mr. A.M.R. van Ginneken, leden,
in tegenwoordigheid van G.G. Dirks, griffier,
en is uitgesproken op 13 november 2019,
zijnde mr. A.M.R. van Ginneken buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgenomen in het Wanneer wordt verwezen naar een proces-verbaal wordt –tenzij anders vermeld- bedoeld een einddossier van de politie Oost-Brabant, dienst Regionale Recherche Eindhoven, genummerd [nummer proces-verbaal] , aantal pagina’s: 357. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen opgenomen in genoemd einddossier.