Uitspraak
[verdachte] ,
- de rechtsgoederen ter bescherming waarvan de onderscheidene delictsomschrijvingen strekken, en
- de strafmaxima die op de onderscheiden feiten zijn gesteld, in welke strafmaxima onder meer tot uitdrukking komt de aard van het verwijt en de kwalificatie als misdrijf dan wel overtreding.
- een loods gelegen aan de [adres loods 1] in Nieuw-Bergen, die aan [medeverdachte 4] wordt toegeschreven, maar waarmee ook [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] in verband worden gebracht en waar voorwerpen bestemd voor de productie van verdovende middelen zijn aangetroffen;
- een loods gelegen aan de [adres loods 2] in Velddriel, die aan [medeverdachte 7] wordt toegeschreven, maar waarmee ook [medeverdachte 8] in verband wordt gebracht en waar eveneens voorwerpen bestemd voor de productie van verdovende middelen zijn aangetroffen;
- een loods gelegen aan de [adres loods 3] in Nieuwegein, die aan [medeverdachte 9] en [medeverdachte 10] wordt toegeschreven, waar contante geldbedragen van de organisatie naar toe werden gebracht;
- de kringloopwinkel van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aan het [adres kringloopwinkel] en het witgoed bedrijf aan de [adres witgoedbedrijf] , waar ook [medeverdachte 3] , de zoon van [medeverdachte 1] , werkzaam was.
Vrijspraak ten aanzien van feit 1:
Overwegingen ten aanzien van feit 2 tot en met 4:
Overwegingen ten aanzien van feit 5:
- een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht én;
- een geldboete van € 59.879,25 subsidiair 316 dagen hechtenis.
niet bewezenhetgeen aan verdachte onder
feit 1is ten laste gelegd en
spreekt hem daarvan vrij.
feit 2 tot en met feit 5 bewezenzoals hiervoor is omschreven.
ten aanzien van feit 2:medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd ten aanzien van feit 3:medeplegen van: van het plegen van witwassen een gewoonte maken ten aanzien van feit 4:medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod ten aanzien van feit 5:deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, vierde lid en 10a, eerste lid, van de Opiumwet verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
gevangenisstrafvoor de duur
van 7 jaarmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht;
geldboete van € 59.500,--subsidiair 316 dagen hechtenis.