ECLI:NL:RBOBR:2019:6308

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
4 november 2019
Publicatiedatum
4 november 2019
Zaaknummer
01/865025-19
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling, wapenbezit en verkeersdelict in Helmond

Op 4 november 2019 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere strafbare feiten, waaronder poging tot zware mishandeling, wapenbezit en overtreding van de Wegenverkeerswet. De zaak kwam aan het licht na een incident op 28 februari 2019 in Helmond, waar de verdachte, na een conflict met het slachtoffer, een vuurwapen heeft gehaald en op het slachtoffer heeft geschoten. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van voorwaardelijk opzet, maar geen voorbedachte raad kon worden vastgesteld. De verdachte werd vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar de rechtbank achtte de poging tot zware mishandeling, het voorhanden hebben van wapens en munitie, en het vernielen van goederen bewezen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 30 maanden op, met aftrek van voorarrest, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 9 maanden. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de maatschappelijke onrust die dergelijke delicten veroorzaken.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/865025-19
Datum uitspraak: 04 november 2019
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [postcode] , [straatnaam 1] ,
thans gedetineerd te: PI Vught, Vosseveld 2 HvB Regulier.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 17 juni 2019, 19 augustus 2019 en 21 oktober 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 13 mei 2019.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 19 augustus 2019 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 28 februari 2019 te Helmond (bij een woning aan de [straatnaam 2] ) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en/of rustig overleg - (nadat bij genoemde woning een conflict tussen verdachte en die [slachtoffer] was ontstaan) een vuurwapen heeft gehaald en/of ter hand heeft genomen en/of zich vervolgens (met dat vuurwapen) naar die woning heeft begeven en/of - met dat vuurwapen één of meer kogels (door de voordeur en/of ruit) in de richting van die [slachtoffer] heeft afgevuurd en/of die [slachtoffer] daarbij in de voet, in elk geval in het lichaam heeft getroffen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 februari 2019 te Helmond (bij een woning aan de [straatnaam 2] ) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
- (nadat bij genoemde woning een conflict tussen verdachte en die [slachtoffer] was ontstaan) een vuurwapen heeft gehaald en/of ter hand heeft genomen en/of zich vervolgens (met dat vuurwapen) naar die woning heeft begeven en/of - met dat vuurwapen één of meer kogels (door de voordeur en/of ruit) in de richting van die [slachtoffer] heeft afgevuurd en/of die [slachtoffer] daarbij in de voet, in elk geval in het lichaam heeft getroffen,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 februari 2019 te Helmond (bij een woning aan de [straatnaam 2] ) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk en/of met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te dienen, met dat opzet en/of na kalm beraad en/of rustig overleg - (nadat bij genoemde woning een conflict tussen verdachte en die [slachtoffer] was ontstaan) een vuurwapen heeft gehaald en/of ter hand heeft genomen en/of zich vervolgens (met dat vuurwapen) naar die woning heeft begeven en/of - met dat vuurwapen één of meer kogels (door de voordeur en/of ruit) in de richting van die [slachtoffer] heeft afgevuurd en/of die [slachtoffer] daarbij in de voet, in elk geval in het lichaam heeft getroffen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 28 februari 2019 te Helmond en/of te Montfort en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/of alleen (een) wapen(s) van categorie II van de Wet wapens en munitie, te weten
- een machinepistool, merk CZ, model VZ62 Skorpion, kaliber 7.65 mm ( [SIN-nummer 1] ) en/of een (daarbij behorend) patroonmagazijn ( [SIN-nummer 2] )
en/of munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten - 19, althans een of meer, volmantel centraalvuur kogelpatronen, kaliber 7.65 mm ( [SIN-nummer 3] ) en/of - 36, althans een of meer, volmantel centraalvuur kogelpatronen, kaliber 9 mm Luger en/of 1 volmantel centraalvuur kogelpatroon, kaliber 6.35 mm ( [SIN-nummer 4] ) - 11, althans een of meer, volmantel centraalvuur kogelpatronen, kaliber 7.65 mm ( [SIN-nummer 5] + [SIN-nummer 6] ), ( afkomstig uit patroonmagazijn ( [SIN-nummer 2] ) )
voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 28 februari 2019 te Montfort, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (een) wapen(s) van categorie I onder 7°, te weten een gasdruk machinepistool (merk IWI, model UZI mini, kal 4.5 mm) ( [SIN-nummer 6] ), zijnde (een) voorwerp(en) dat/die voor wat betreft zijn vorm en/of afmeting een sprekende gelijkenis vertoonde(n) met (een) vuurwapen(s) en/of met (een) voor ontploffing bestemde voorwerp(en), voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
4.
hij op of omstreeks 28 februari 2019 te Helmond, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk (tuin)planten en/of bielzen en/of een beregeningsinstallatie, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [aangever] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
5.
hij op of omstreeks 28 februari 2019 te Helmond, in elk geval in Nederland als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg(en), [straatnaam 3] en/of de [snelweg] , zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd, immers is verdachte op de kruising gevormd door de [straatnaam 3] met de [snelweg] linksaf geslagen en/of heeft daarbij een in zijn richting gekeer rood licht uitstralend verkeerslicht genegeerd en/of heeft (vervolgens) op die [straatnaam 3] gereden met een snelheid van tenminste 170 kilometer per uur, althans met een te hoge snelheid terwijl toen aldaar een maximum snelheid van 80 kilometer per uur van kracht en/of toegestaan was en/of heeft daarbij gereden op de weghelft bestemd voor tegemoetkomend verkeer, waardoor tegemoetkomend verkeer moest uitwijken en/of afremmen teneinde een aanrijding/botsing te voorkomen; (PL2100-2019042036-12 p41);
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak ten aanzien van feit 1 primair, feit 1 subsidiair en feit 3.

Ten aanzien van feit 1 primair en feit 1 subsidiair.
De rechtbank acht met de officier van justitie en de verdediging niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 1 primair en subsidiair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan wordt vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 3.
De rechtbank is met de verdediging en anders dan door de officier van justitie gevorderd van oordeel dat niet is bewezen dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van een gasdruk machinepistool in een personenauto, merk BMW, op de oprit van zijn woning. De rechtbank overweegt hiertoe dat dit gasdruk machinepistool op 28 februari 2019 tijdens de doorzoeking van de woning van verdachte in Montfort is aangetroffen in een afgesloten laptoptas. Deze laptoptas lag achter de bestuurdersstoel in de personenauto die op de oprit van de woning van verdachte stond geparkeerd. Deze personenauto stond niet op naam van verdachte. De autosleutel van deze personenauto is in de woning van verdachte aangetroffen. Verdachte heeft verklaard dat hij niet wist van de aanwezigheid van enig wapen in deze personenauto. Uit de hiervoor opgesomde feiten en omstandigheden kan de rechtbank onvoldoende opmaken dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van het wapen in de personenauto van iemand anders op de oprit van zijn woning. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het voorhanden hebben van genoemd wapen.

Bewijs ten aanzien van feit 1 meer subsidiair, feit 2, feit 4 en feit 5.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de feiten 1 meer subsidiair, ook ten aanzien van de voorbedachte raad, 2, 4 en 5 bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat partiële vrijspraak dient te volgen voor het bestanddeel voorbedachte raad ten aanzien van feit 1 meer subsidiair en heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 1 meer subsidiair, zonder voorbedachte raad, feit 2, feit 4 en feit 5.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht met de officier van justitie en de verdediging bewezen hetgeen verdachte onder 1 meer subsidiair, 2, 4 en 5 wordt verweten. De rechtbank betrekt bij dit oordeel de in de bewijsmiddelenbijlage opgenomen bewijsmiddelen.
De rechtbank overweegt dat vast is komen te staan dat verdachte één keer met een Skorpion machinepistool door de deur van de woning van het slachtoffer heeft geschoten, terwijl het slachtoffer achter de deur stond. Het slachtoffer is daarbij door een kogel geraakt in zijn enkel. Hoewel geen sprake was van zwaar lichamelijk letsel, had het slachtoffer door dit schot zwaar lichamelijk letsel kunnen oplopen. Het bot, zenuwen en bloedvaten hadden door de kogel kunnen worden geraakt en beschadigd. Het slachtoffer had daaraan botbreuken, infectie(s) en/of blijvende beperkingen over kunnen houden.
Dat verdachte boos opzet had op het aldus verwonden van het slachtoffer kan uit de bewijsmiddelen niet worden afgeleid.
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of sprake is van voorwaardelijk opzet.
De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer – aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. Voor de vaststelling dat verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zo'n kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen).Uit het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat verdachte met een halfautomatisch machinepistool op de voordeur van de woning van het slachtoffer heeft geschoten, terwijl hij wist dat het slachtoffer zich achter deze deur bevond. De rechtbank is van oordeel dat deze gedragingen van verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer op het (tenminste) toebrengen van zwaar lichamelijk letsel gericht te zijn dat het, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Van dergelijke aanwijzingen is de rechtbank niet gebleken. Omdat dergelijk zwaar lichamelijk letsel niet daadwerkelijk is opgetreden, is het bij een poging daartoe gebleven.
Ten aanzien van de voorbedachte raad overweegt de rechtbank als volgt: verdachte is op een gegeven moment het Skorpion machinepistool gaan halen uit de auto en heeft daarna een schot gelost op de voordeur. De rechtbank verwerpt de stelling van verdachte dat hij uit paniek een waarschuwingsschot heeft gelost omdat hij bang was dat het slachtoffer met het samoeraizwaard naar buiten zou komen en zijn vriend letsel zou toebrengen. Deze verklaring strookt namelijk niet met de camerabeelden en de verklaringen van verdachte daarover zijn ook niet consistent.
Verdachte heeft echter ook niet direct nadat hij het machinepistool uit de auto had gehaald op de voordeur geschoten. Dat geeft steun de verklaring van verdachte dat hij het machinepistool alleen is gaan halen om de dreigementen kracht bij te zetten en om het slachtoffer te dwingen om het verschuldigde geldbedrag terug te betalen.
In de jurisprudentie worden hoge eisen gesteld aan de motivering van de bewezenverklaring van ‘met voorbedachte raad’. De rechtbank kan in het onderhavige geval niet vaststellen wanneer verdachte het besluit heeft genomen om te gaan schieten (vóórdat hij het machinepistool is gaan ophalen of pas direct voor het schieten zelf) en welk tijdsverloop met die besluitvorming gemoeid is geweest. Dat betekent dat de rechtbank niet bewezen acht dat de verdachte heeft gehandeld met voorbedachte raad.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen die zijn opgenomen in de bij dit vonnis behorende bewijsmiddelenbijlage, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
Ten aanzien van feit 1 meer subsidiair:
op 28 februari 2019 te Helmond (bij een woning aan de [straatnaam 2] ) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te dienen, met dat opzet - (nadat bij genoemde woning een conflict tussen verdachte en die [slachtoffer] was ontstaan) een vuurwapen heeft gehaald en ter hand heeft genomen en zich vervolgens met dat vuurwapen naar die woning heeft begeven en - met dat vuurwapen één kogel door de voordeur in de richting van die [slachtoffer] heeft afgevuurd en die [slachtoffer] daarbij in de enkel heeft getroffen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Ten aanzien van feit 2:
op 28 februari 2019 te Helmond en/of te Montfort
een wapen van categorie II van de Wet wapens en munitie, te weten
- een machinepistool, merk CZ, model VZ62 Skorpion, kaliber 7.65 mm ( [SIN-nummer 1] ) en een daarbij behorend patroonmagazijn ( [SIN-nummer 2] )
en
munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten - 19 volmantel centraalvuur kogelpatronen, kaliber 7.65 mm ( [SIN-nummer 3] ) en - 36 volmantel centraalvuur kogelpatronen, kaliber 9 mm Luger en 1 volmantel centraalvuur kogelpatroon , kaliber 6.35 mm ( [SIN-nummer 4] ) en - 11 volmantel centraalvuur kogelpatronen, kaliber 7.65 mm ( [SIN-nummer 5] + [SIN-nummer 6] ), (afkomstig uit patroonmagazijn ( [SIN-nummer 2] ))
voorhanden heeft gehad;
Ten aanzien van feit 4:
op 28 februari 2019 in Nederland opzettelijk en wederrechtelijk (tuin)planten en bielzen en een beregeningsinstallatie, die aan [aangever] toebehoorden, heeft vernield en/of beschadigd;
Ten aanzien van feit 5:
op 28 februari 2019 in Nederland als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de wegen, [straatnaam 3] en de [snelweg] , zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg werd veroorzaakt en het verkeer op die weg werd gehinderd, immers is verdachte op de kruising gevormd door de [straatnaam 3] met de [snelweg] linksaf geslagen en heeft daarbij een in zijn richting gekeerd rood licht uitstralend verkeerslicht genegeerd en heeft vervolgens op die [straatnaam 3] gereden met een te hoge snelheid, terwijl toen aldaar een maximum snelheid van 80 kilometer per uur toegestaan was en heeft daarbij gereden op de weghelft bestemd voor tegemoetkomend verkeer, waardoor tegemoetkomend verkeer moest uitwijken en/of afremmen teneinde een aanrijding/botsing te voorkomen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert ten aanzien van de feiten 1 tot en met 4 een gevangenisstraf van 42 maanden met aftrek van het voorarrest en ten aanzien van feit 5 een hechtenis van 2 maanden en een rijontzegging van 6 maanden.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe heeft zich op het standpunt gesteld dat de door de officier van justitie ten aanzien van de feiten 1 tot en met 4 gevorderde strafeis fors moet worden gematigd en heeft zich ten aanzien van de voor feit 5 op te leggen straf gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel door een persoon met een machinepistool in zijn enkel te schieten, aan het voorhanden hebben van een semiautomatisch machinepistool met patroonhouders en 67 kogelpatronen van verschillende kalibers, aan zeer gevaarlijk rijgedrag tijdens de achtervolging door de politie en aan het vernielen en beschadigen van zaken in de tuin van een woning in Deurne doordat hij aan het eind van de achtervolging door de politie met de auto in deze tuin is beland.
Verdachte is samen met een bekende van hem naar de woning van het slachtoffer gegaan om een geldbedrag op te eisen. Verdachte heeft zich gemakkelijk door die bekende laten overhalen om midden in de nachtelijke uren mee te werken aan een intimiderende en criminele incassomethode, en heeft daarbij tevens een vuurwapen meegenomen.
Bij de voordeur is vervolgens een conflict ontstaan tussen verdachte en die bekende enerzijds en het slachtoffer anderzijds. Daarbij heeft de bekende van verdachte een mes getrokken en heeft het slachtoffer een (sier-)samoeraizwaard ter hand genomen. Verdachte is toen naar zijn auto gegaan en heeft daaruit een semiautomatisch machinepistool gepakt en heeft deze meegenomen naar de woning van het slachtoffer. Bij de woning aangekomen heeft hij, in de wetenschap dat het slachtoffer zich in de hal direct achter de voordeur bevond, met voornoemd wapen neerwaarts door de voordeur van de woning geschoten, waarbij hij de bewoner in zijn enkel heeft geraakt en daarmee ernstig heeft verwond. En dat alles voor een geschil over de terugbetaling van een uitgeleend geldbedrag van € 100,00.
Het oplossen van conflicten door middel van vuurwapengeweld of het opeisen van een geldbedrag door middel van dreiging met en gebruik van een vuurwapen te gebruiken is gevaarlijk en volstrekt onaanvaardbaar. De straf voor de verdachte moet daarom ook anderen afschrikken om in vergelijkbare omstandigheden een (vuur-)wapen te gebruiken.
Een delict als het onderhavige veroorzaakt veel maatschappelijke onrust en leidt tot toename van gevoelens van angst en onveiligheid onder burgers. Er is immers gericht geschoten op de voordeur van een huis in een woonwijk. Een woonhuis waar bovendien ook de vriendin van het slachtoffer en hun nog zeer jonge zoontje aanwezig waren.
Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden daar vaak nog jarenlang last van en de herinnering eraan hindert hen in hun dagelijks bestaan. Daarnaast verhoogt het ongecontroleerde bezit van een vuurwapen het risico op een levensbedreigend geweldsdelict. Daarom moet streng worden opgetreden tegen het onbevoegd voorhanden hebben van vuurwapens. Daarbij komt dat verdachte tijdens zijn vlucht voor de politie met zijn personenauto met hoge snelheden over de openbare weg heeft gereden, waarbij hij rode verkeerslichten heeft genegeerd en meermaals voorliggers heeft ingehaald waardoor hij op de rijbaan kwam voor tegemoetkomend verkeer dat moest remmen en/of uitwijken om een frontale botsing met verdachte te voorkomen. Verdachte wilde kennelijk koste wat kost ontkomen aan de politie en heeft daarbij onverantwoorde risico’s genomen.
Daarbij komt dat verdachte eerder voor verboden wapenbezit werd veroordeeld.
Vanwege de ernst van het feit, acht de rechtbank het dan ook noodzakelijk om aan verdachte een langdurige gevangenisstraf op te leggen.
De rechtbank zal voor het gevaarlijk rijgedrag (overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994), gelet op gevangenisstraf die voor de overige bewezen verklaarde feiten wordt opgelegd, geen separate vrijheidsstraf opleggen, maar een ontzegging van de rijbevoegdheid van aanzienlijke duur.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt en de rechtbank – anders dan door de officier van justitie is gevorderd – de verdachte ten aanzien van feit 1 meer subsidiair van het bestanddeel voorbedachte raad (en voor feit 3) vrijspreekt.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 45, 57, 62, 302, 350
Wegenverkeerswet 1994 art. 5, 177, 179
Wet wapens en munitie art. 26, 55.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart het onder 1 primair, 1 subsidiair en 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
verklaart het onder 1 meer subsidiair, 2, 4 en 5 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 meer subsidiair, 2, 4 en 5 meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
het bewezen verklaarde levert op de misdrijven en overtreding:

T.a.v. feit 1 meer subsidiair:poging tot zware mishandeling;T.a.v. feit 2:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, meermalen gepleegdenhandelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie,meermalen gepleegd;T.a.v. feit 4:opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat aan een ander toebehoort, vernielen en/of beschadigen;T.a.v. feit 5:overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994. verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

legt op de volgende straffen.

T.a.v. feit 1 meer subsidiair, feit 2, feit 4:Gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht;

T.a.v. feit 5:Ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen (bromfietsen daaronder begrepen) voor de duur van 9 maanden.

Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.J.A. Donkersloot, voorzitter,
mr. H.M. Hettinga en mr. H.F. van Kregten, leden,
in tegenwoordigheid van M.J.H. Rijnbeek, griffier,
en is uitgesproken op 4 november 2019.
mr. H.F. van Kregten is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.