Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[verdachte] ,
De tenlastelegging.
heeft betreden en/of
De formele voorvragen.
2. Standpunt van partijen
De bewezenverklaring.
De strafbaarheid van het feit.
De strafbaarheid van verdachte.
Oplegging van straf en/of maatregel.
‘Betrokkene heeft grotendeels geweigerd aan het gedragskundig onderzoek mee te werken. (…) Ondanks het feit dat betrokkene door zijn opstelling moeilijk te onderzoeken was, hebben de gezamenlijke bevindingen tijdens de observatieperiode, gecombineerd met de beschikbare schriftelijke bronnen, voldoende informatie opgeleverd om tot beantwoording van de vraagstelling te kunnen komen. (…) Classificerend moet worden gesproken van een licht verstandelijke beperking, gelet op de combinatie van zijn zwakbegaafde intelligentie met het beperkte adaptatievermogen en geringe zelfredzaamheid buiten instellingen. Betrokkenes persoonlijkheidsstoornis wordt gekenmerkt door antisociale, paranoïde, borderline en narcistische trekken. (…) Op betrokkenes middelengebruik is weinig zicht verkregen, wel is duidelijk dat hij buiten de inrichting veelal onmiddellijk grijpt naar cocaïne en alcohol en dat hij daarop nauwelijks een rem heeft. (…) Ten tijde van het ten laste gelegde was er - vanwege het chronische karakter daarvan - eveneens sprake van de verstandelijke beperking, de persoonlijkheidsstoornis en de stoornissen in het gebruik van alcohol en cocaïne. Niet duidelijk is echter of betrokkene ten tijde van het ten laste gelegde onder invloed was van deze middelen. (…) Ondergetekenden menen dat de bovenomschreven pathologie van invloed was op het ten laste gelegde (…) Vanwege de doorwerking van het geheel van betrokkenes pathologie op zijn handelen voorafgaand aan en tijdens het ten laste gelegde, adviseren ondergetekenden dan ook dit in verminderde mate aan betrokkene toe te rekenen. (…) Zijn pathologie, met een ongunstige combinatie van factoren (zoals zijn beperkte impuls- en agressieregulatie, snelle behoeftebevrediging, gebrekkige frustratietolerantie, aspecten van psychopathie, middelengebruik, paranoïde en verstandelijke beperking), is chronisch aanwezig en is tot op heden nog onvoldoende behandeld. (…) Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het risico op herhaling van feiten als het ten laste gelegde op korte termijn hoog is indien betrokkene onbehandeld in de vrije maatschappij zou moeten functioneren. (…) Om het recidivegevaar te doen verminderen heeft betrokkene een klinische behandeling nodig in een goed beveiligde omgeving (…) Gelet op betrokkenes ontbrekende ziektebesef en -inzicht, zijn ontbrekende behandelmotivatie en het beloop van voorgaande behandeltrajecten (onder andere in het kader van een PIJ, een gemaximeerde tbs en een BOPZ- rechtelijke machtiging) moet worden geconcludeerd dat het enige kader waarin een dergelijke behandeling van de grond zou kunnen komen een (niet gemaximeerde) tbs met dwangverpleging is. Iedere vorm van voorwaardelijke behandeling is gedoemd te mislukken.’
‘Gelet op het feit dat betrokkene niet met de reclassering in gesprek wil om te onderzoeken of er mogelijkheden zijn voor een tbs met voorwaarden, maakt dat wij moeten vaststellen dat er geen basis is voor een samenwerking met betrokkene.(…) Gelet op het feit dat betrokkene zich niet heeft gehouden aan voorwaarden in het kader van een eerdere voorwaardelijke invrijheidstelling (vi), hij niet met de reclassering in gesprek wil ten behoeve van onderhavig rapport en een strakker kader als in een PIJ-maatregel, gemaximaliseerde tbs en een BOPZ-maatregel onvoldoende bleek om betrokkene in zorg te krijgen/houden, achten wij de kans op onttrekking aan voorwaarden hoog.’