ECLI:NL:RBOBR:2019:6144

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
24 oktober 2019
Publicatiedatum
25 oktober 2019
Zaaknummer
01/865130-18
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor afpersing met gebruik van bedreiging en geweld in Geldrop

Op 24 oktober 2019 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van afpersing. De verdachte werd ervan beschuldigd op 10 december 2018 een overval te hebben gepleegd op een supermarkt in Geldrop, waarbij hij medewerkers bedreigde met geweld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de herkenning van de verdachte op camerabeelden voldoende betrouwbaar was om als bewijs te dienen. De verdachte werd veroordeeld tot 18 maanden gevangenisstraf, met aftrek van het voorarrest, en terbeschikkingstelling met dwangverpleging. De rechtbank oordeelde dat de bedreigingen die de verdachte uitte, gericht waren op de fysieke integriteit van de slachtoffers, wat de ernst van het misdrijf vergrootte. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan een licht verstandelijke beperking en verschillende persoonlijkheidsstoornissen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte een gevaar voor de samenleving vormt en dat een klinische behandeling noodzakelijk is. De vordering van de benadeelde partijen, waaronder de supermarkt en een van de slachtoffers, werd in zijn geheel toegewezen, inclusief schadevergoeding en wettelijke rente.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/865130-18
Datum uitspraak: 24 oktober 2019
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adres] ,
thans gedetineerd te: [detentie adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 26 maart 2019, 19 juni 2019, 5 september 2019 en 10 oktober 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 19 februari 2019.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 10 december 2018 te Geldrop
236,70 euro, althans een bedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, te weten aan de [supermarkt] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij,
verdachte - (meermalen) met een capuchon op het hoofd het filiaal van de [supermarkt] heeft betreden en/of
- dreigend tegen voornoemde [slachtoffer 1] heeft geroepen: 'Ik wil al je geld en de blauwe dingen', althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- (vervolgens) (toen voornoemde [slachtoffer 1] de kassalade niet open kreeg) heeft geroepen: 'Ik wil nu het geld, ik wil nu het geld of ik schiet je kop eraf', althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- (vervolgens) naar de servicebalie is gelopen en/of tegen [slachtoffer 2] heeft geroepen: 'ik heb een pistool bij me, ik wil meer geld', althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 december 2018 te Geldrop
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
heeft gedwongen tot de afgifte van 236,70 euro, althans een bedrag, in elk geval enig goed,
dat geheel of ten dele aan de [supermarkt] toebehoorde, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij,
verdachte
- (meermalen) met een capuchon op het hoofd het filiaal van de [supermarkt]

heeft betreden en/of

- dreigend tegen voornoemde [slachtoffer 1] heeft geroepen: 'Ik wil al je geld
en de blauwe dingen', althans woorden van gelijke dreigende aard en/of
strekking en/of
- (vervolgens) (toen voornoemde [slachtoffer 1] de kassalade niet open kreeg)
dreigend heeft geroepen: 'Ik wil nu het geld, ik wil nu het geld of ik
schiet je kop eraf', althans woorden van gelijke dreigende aard en/of
strekking en/of
- (vervolgens) naar de servicebalie is gelopen en/of tegen [slachtoffer 2] heeft geroepen: 'ik heb een pistool bij me, ik wil meer geld', althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.

De formele voorvragen.

1. Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijs [1]

2. Standpunt van partijen

De verdachte wordt kort gezegd verdacht van een overval op de [supermarkt] te Geldrop.
De officier van justitie acht het subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Dit volgt onder meer uit de camerabeelden en de herkenning van verdachte door meerdere personen, de verklaring van getuige [getuige 3] en het aantreffen van een soortgelijke jas en schoenen bij verdachte, in onderlinge samenhang bezien.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Verdachte ontkent zijn betrokkenheid bij de overval op de [supermarkt] te Geldrop. De verdachte ontkent de persoon te zijn die op de camerabeelden te zien is en wijst erop dat meerdere getuigen de dader omschrijven als een persoon met een Oostblok-uiterlijk, een pokdalig gezicht en een persoon met een lengte van ongeveer 1.80 meter, hetgeen volgens de verdediging niet overeenkomst met het uiterlijk van verdachte. De raadsman van de verdachte heeft bepleit dat de herkenningen niet kunnen bijdragen aan het bewijs. Subsidiair moet volgens de verdediging het tenlastegelegde, indien bewezen, worden gekwalificeerd als een afpersing en niet als een diefstal met geweld.
Het oordeel van de rechtbank.
3. De rechtbank ziet zich voor de vraag geplaatst of wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de persoon is die de overval heeft gepleegd bij [supermarkt] te Geldrop op 10 december 2018.
3.1
De volgende feiten kunnen op grond van de gebruikte bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt.
Op 10 december 2018 rond 20.00 uur zijn medewerkers van de [supermarkt] te Geldrop gedwongen om de inhoud van de kassa te overhandigen aan een overvaller [2] . Zij zijn daarbij bedreigd met geweld. De overvaller heeft onder meer gezegd: “Ik wil al je geld en de blauwe dingen”, “Ik wil nu het geld, ik wil nu het geld of ik schiet je kop eraf”, [3] en “Ik heb een pistool bij me, snel, snel, snel” [4] en “Ik heb een pistool bij me, ik wil meer geld”. De overvaller die bij het betreden van de winkel een capuchon over zijn hoofd droeg, [5] is vervolgens de winkel uitgelopen met een buit van ongeveer € 235,-. [6] De overval is opgenomen op diverse camera’s en gezien door meerdere personen.
Verdachte was in de periode rond de overval met een rechterlijke machtiging opgenomen bij [instelling] , onderdeel van GGzE. Verdachte heeft zich op 10 december 2018 onttrokken aan zijn begeleiders, nadat hij die ochtend aanwezig was bij de uitvaart van zijn tante [naam tante] . [7]
3.2
De rechtbank stelt voorop dat behoedzaam dient te worden omgegaan met herkenningen aan de hand van beelden en/of foto’s. Bij de beoordeling van het bewijs is dan ook van doorslaggevend belang of deze herkenningen voldoende betrouwbaar zijn om daadwerkelijk een bijdrage te kunnen leveren aan het bewijs.
Voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van een herkenning aan de hand van camerabeelden of afbeeldingen is onder meer van belang in hoeverre op deze afbeeldingen voldoende duidelijke, specifieke en onderscheidende persoonskenmerken zichtbaar zijn.
Of hiervan sprake is hangt af van de kwaliteit van de (af)beeld(ing)en evenals de mate van zichtbaarheid van persoonskenmerken op die (af)beeld(ing)en. Daarnaast is ook van belang onder welke omstandigheden en met welke frequentie de waarnemer de door hem herkende persoon eerder heeft gezien, hoe de herkenning tot stand is gekomen en welke rol de politie daarbij eventueel heeft gespeeld.
3.3
De rechtbank is in algemene zin van oordeel dat de zich in het dossier bevindende camerabeelden en zogenaamde ‘stills’ van camerabeelden, van een zodanige kwaliteit zijn dat deze een betrouwbare positieve herkenning toelaten. Weliswaar heeft de man op de beelden een capuchon op zijn hoofd, maar op meerdere momenten is een groot gedeelte van het gezicht van de man goed zichtbaar.
3.4
Verbalisant [verbalisant 1] [8] heeft verklaard dat hij door collega’s is verzocht om de camerabeelden van de overval te bekijken en dat hij de man die op de drie foto’s op de website politie.nl stond meteen herkende als [verdachte] . [verbalisant 1] heeft omschreven aan de hand van welke specifieke persoonlijkheidskenmerken hij de verdachte herkent, namelijk aan zijn gezicht en postuur. [verbalisant 1] verklaart verder dat hij ambtshalve meerdere malen contact heeft gehad met verdachte. In de dertien jaar dat hij werkzaam is bij de politie heeft hij hem meerdere keren aangehouden en overgebracht naar het politiebureau of de GGzE, laatstelijk ongeveer twee jaar geleden.
Ook verbalisanten [verbalisant 2] [9] en [verbalisant 3] [10] herkennen verdachte als de man op de camerabeelden.
Ook is verdachte, zo blijkt uit de verklaring van getuige [getuige 1] [11] , hoofd van de GGzE [locatie GGzE] in Eindhoven, door een medewerker die verdachte een paar maanden eerder op zijn afdeling heeft gehad, herkend van de fotobeelden die op Omroep Brabant zijn getoond van de overval op de [supermarkt] in Geldrop. [getuige 1] heeft vervolgens een medewerker op de afdeling van de GGzE waar verdachte op dat moment verbleef, gevraagd de beelden te bekijken. Uit de verklaring van [getuige 1] blijkt dat deze medewerker, en een andere medewerker die de beveiligers op [locatie GGzE] weleens meehelpt, na het bekijken van de beelden van Omroep Brabant, afzonderlijk van elkaar, direct verdachte herkende als de overvaller die op de beelden werd getoond.
Op grond van de herkenning van verdachte door de verbalisant [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , alsmede de verklaring van [getuige 1] is de rechtbank van oordeel dat verdachte de man met de capuchon is op de camerabeelden en dus de man is die de overval heeft gepleegd.
3.5
Van het dossier maakt ook deel uit een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] [12] waarin staat dat op 14 december 2018 een man het politiebureau binnenkwam die aangaf dat hij de overvaller van de [supermarkt] in Geldrop van afgelopen maandag, op de facebook-pagina van de politie Geldrop, had herkend als [verdachte] . De man vertelde dat hij hem voor 100 % herkende aan zijn gezicht, kleding en zwart geverfde haar. Hij had verdachte, samen met twee begeleiders van de GGzE, afgelopen week gezien op een begrafenis van een tante en toen droeg hij dezelfde kleding als bij de overval. De melder wilde echter geen verklaring als getuige afleggen uit angst voor represailles.
Het standpunt van de verdediging, dat de anonieme melding wellicht het vertrekpunt geweest is voor de herkenning door verbalisant [verbalisant 1] , volgt de rechtbank niet. Niets in het dossier wijst erop dat dit het geval is geweest en deze enkele stelling doet geen afbreuk aan de hiervoor genoemde herkenningen van de verbalisanten en de verklaring van [getuige 1] .
Dat getuigen [slachtoffer 1] [13] en [slachtoffer 2] [14] de overvaller omschrijven als iemand met een Oost-Europees uiterlijk, doet geen afbreuk aan de positieve herkenning door de verbalisanten en de verklaring [getuige 1] Deze omschrijving is niet zodanig specifiek dat getwijfeld moet worden aan de hiervoor genoemde herkenningen. Ook de overige door de getuigen gegeven kenmerken van de overvaller zijn niet dusdanig dat zij afbreuk doen aan de herkenningen. De rechtbank ziet ook overigens geen aanleiding om te twijfelen aan de herkenning van verdachte als de overvaller van de [supermarkt] op 10 december 2018 in Geldrop.
3.6
Op het woonadres van verdachte zijn op 15 december 2018 een groene jas met capuchon met bontrand en vier zakken op de voorzijde en een paar blauwe schoenen met witte zool in beslag genomen voor waarheidsvinding [15] . Verdachte heeft verklaard dat dit zijn kleding is en dat hij deze kleding heeft gedragen op de dag van de uitvaart van zijn [naam tante] . De rechtbank is van oordeel dat deze kleding zeer sterke gelijkenis vertoont met de kleding die verbalisant [verbalisant 5] [16] heeft omschreven als de kleding die de overvaller draagt op de camerabeelden bij [supermarkt] . De rechtbank is van oordeel dat dit bijdraagt aan het wettig en overtuigend bewijs.
3.7
De rechtbank dient vervolgens te oordelen over de vraag of de bewezenverklaarde handelingen kwalificeren als diefstal (primair ten laste gelegd) of afpersing (subsidiair ten laste gelegd).
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat uit de processen-verbaal volgt dat de medewerkers van [supermarkt] zijn gedwongen, onder bedreiging met geweld, om het geld uit de kassalade af te geven aan de overvaller. Daarmee is sprake van afpersing en niet van diefstal met geweld.
Vrijspraak.
3.8
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

De bewezenverklaring.

3.9
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
op 10 december 2018 te Geldrop met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met geweld,
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
heeft gedwongen tot de afgifte van ongeveer 235 euro, toebehorende aan de [supermarkt] ,
welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte - met een capuchon op het hoofd het filiaal van de [supermarkt] heeft betreden en
- dreigend tegen voornoemde [slachtoffer 1] heeft geroepen: 'Ik wil al je geld en de blauwe dingen' en
- vervolgens (toen voornoemde [slachtoffer 1] de kassalade niet open kreeg) dreigend heeft geroepen: 'Ik wil nu het geld, ik wil nu het geld of ik schiet je kop eraf' en
- vervolgens naar de servicebalie is gelopen en tegen [slachtoffer 2] heeft geroepen: 'ik heb een pistool bij me, ik wil meer geld'.

De strafbaarheid van het feit.

4. Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

5. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
6.1
De officier van justitie eist een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest en oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
6.2
De verdediging heeft verzocht te volstaan met oplegging van een gevangenisstraf van gelijke duur als het voorarrest.
Het oordeel van de rechtbank.
6.3
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een overval op de [supermarkt] waarbij hij dreigend tegen medewerkers van die [supermarkt] heeft gezegd dat hij een pistool bij zich had en op hen zou schieten. Een delict als het onderhavige veroorzaakt veel maatschappelijke onrust en leidt tot toename van gevoelens van angst en onveiligheid onder burgers.
Daarnaast is een dergelijke overval voor de slachtoffers een bijzonder traumatische ervaring waar zij nog jarenlang last van kunnen hebben. Dat de overval ook op [slachtoffer 1] grote indruk heeft gemaakt blijkt uit het ingediende schadeonderbouwingsformulier. Hieruit blijkt dat zij op haar werk angstig is en dat daar maatregelen nodig waren om te zorgen dat zij haar werkzaamheden bij de [supermarkt] kon blijven verrichten. Daarnaast heeft zij nachtmerries en ervaart zij angst in haar dagelijks leven. Verdachte heeft met die gevoelens geen rekening gehouden toen hij besloot op deze manier snel aan geld te willen komen. Verdachte heeft verder op geen enkele wijze verantwoordelijkheid genomen voor wat hij heeft gedaan.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank heeft er voorts rekening mee gehouden dat het feit verdachte in verminderde mate is toe te rekenen, welke conclusie verderop nader zal worden uitgewerkt.
De rechtbank is van oordeel dat uit de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard volgt dat, uit het oogpunt van een juiste normhandhaving en vergelding, niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Alles afwegend, acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden.
6.4
De rechtbank is tevens van oordeel dat naast deze gevangenisstraf aan verdachte de
tbs-maatregel met dwangverpleging dient te worden opgelegd.
De psychiater en de psycholoog van het Pieter Baan Centrum hebben in hun rapport van 25 juni 2019 onder meer het volgende geconcludeerd en geadviseerd:
‘Betrokkene heeft grotendeels geweigerd aan het gedragskundig onderzoek mee te werken. (…) Ondanks het feit dat betrokkene door zijn opstelling moeilijk te onderzoeken was, hebben de gezamenlijke bevindingen tijdens de observatieperiode, gecombineerd met de beschikbare schriftelijke bronnen, voldoende informatie opgeleverd om tot beantwoording van de vraagstelling te kunnen komen. (…) Classificerend moet worden gesproken van een licht verstandelijke beperking, gelet op de combinatie van zijn zwakbegaafde intelligentie met het beperkte adaptatievermogen en geringe zelfredzaamheid buiten instellingen. Betrokkenes persoonlijkheidsstoornis wordt gekenmerkt door antisociale, paranoïde, borderline en narcistische trekken. (…) Op betrokkenes middelengebruik is weinig zicht verkregen, wel is duidelijk dat hij buiten de inrichting veelal onmiddellijk grijpt naar cocaïne en alcohol en dat hij daarop nauwelijks een rem heeft. (…) Ten tijde van het ten laste gelegde was er - vanwege het chronische karakter daarvan - eveneens sprake van de verstandelijke beperking, de persoonlijkheidsstoornis en de stoornissen in het gebruik van alcohol en cocaïne. Niet duidelijk is echter of betrokkene ten tijde van het ten laste gelegde onder invloed was van deze middelen. (…) Ondergetekenden menen dat de bovenomschreven pathologie van invloed was op het ten laste gelegde (…) Vanwege de doorwerking van het geheel van betrokkenes pathologie op zijn handelen voorafgaand aan en tijdens het ten laste gelegde, adviseren ondergetekenden dan ook dit in verminderde mate aan betrokkene toe te rekenen. (…) Zijn pathologie, met een ongunstige combinatie van factoren (zoals zijn beperkte impuls- en agressieregulatie, snelle behoeftebevrediging, gebrekkige frustratietolerantie, aspecten van psychopathie, middelengebruik, paranoïde en verstandelijke beperking), is chronisch aanwezig en is tot op heden nog onvoldoende behandeld. (…) Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het risico op herhaling van feiten als het ten laste gelegde op korte termijn hoog is indien betrokkene onbehandeld in de vrije maatschappij zou moeten functioneren. (…) Om het recidivegevaar te doen verminderen heeft betrokkene een klinische behandeling nodig in een goed beveiligde omgeving (…) Gelet op betrokkenes ontbrekende ziektebesef en -inzicht, zijn ontbrekende behandelmotivatie en het beloop van voorgaande behandeltrajecten (onder andere in het kader van een PIJ, een gemaximeerde tbs en een BOPZ- rechtelijke machtiging) moet worden geconcludeerd dat het enige kader waarin een dergelijke behandeling van de grond zou kunnen komen een (niet gemaximeerde) tbs met dwangverpleging is. Iedere vorm van voorwaardelijke behandeling is gedoemd te mislukken.’
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het reclasseringsadvies van 4 oktober 2019. De rapporteur heeft in dit advies onder meer het volgende geconcludeerd:
‘Gelet op het feit dat betrokkene niet met de reclassering in gesprek wil om te onderzoeken of er mogelijkheden zijn voor een tbs met voorwaarden, maakt dat wij moeten vaststellen dat er geen basis is voor een samenwerking met betrokkene.(…) Gelet op het feit dat betrokkene zich niet heeft gehouden aan voorwaarden in het kader van een eerdere voorwaardelijke invrijheidstelling (vi), hij niet met de reclassering in gesprek wil ten behoeve van onderhavig rapport en een strakker kader als in een PIJ-maatregel, gemaximaliseerde tbs en een BOPZ-maatregel onvoldoende bleek om betrokkene in zorg te krijgen/houden, achten wij de kans op onttrekking aan voorwaarden hoog.’
De rechtbank neemt bovenstaande conclusies over. De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling en een ziekelijke stoornis van de geestvermogens en dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, het opleggen van de tbs-maatregel met bevel tot verpleging vereist. Daarbij overweegt de rechtbank dat uit de rapporten van de psychiater, de psycholoog en de Reclassering afdoende naar voren komt dat een TBS met voorwaarden geen optie is.
De rechtbank overweegt voorts dat is voldaan aan de formele voorwaarden om de maatregel van terbeschikkingstelling op te leggen. Het hierna te kwalificeren feit betreft een misdrijf waarop naar wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld. Voorts is de rechtbank, anders dan de verdediging, van oordeel dat het een misdrijf betreft dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Dat verdachte niet daadwerkelijk een wapen heeft getoond of anderszins gebruikt, maakt dit niet anders. De uiterst gewelddadige bedreiging tegen [slachtoffer 1] (ik schiet je kop er af) werd geuit bij een winkeloverval en op een moment dat [slachtoffer 1] zich op zeer korte afstand van verdachte bevond. Als verdachte een vuurwapen zou hebben getrokken en gebruikt had zij geen kant geen kant op gekund. Verdachte heeft vervolgens opnieuw, ditmaal ten overstaan van [slachtoffer 2] , die zich eveneens op zeer korte afstand van verdachte bevond, gedreigd een vuurwapen te gebruiken als hij geen geld zou krijgen. De gesproken bedreigingen zijn in deze context zozeer gericht op een aantasting van de fysieke integriteit dat sprake is van een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam als bedoeld in artikel 38e, eerste lid, van het wetboek van Strafrecht. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank verdachte ter beschikking stellen. De rechtbank zal voorts bevelen dat verdachte van overheidswege wordt verpleegd.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .

Het standpunt van de officier van justitie.
7.1
De officier van justitie acht de vordering van de benadeelde partij geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente. Voorts verzoekt zij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Het standpunt van de verdediging.
7.2
Over de vordering van de benadeelde partij heeft de verdediging geen opmerkingen gemaakt.
Beoordeling.7.3 De rechtbank acht de vordering, bestaande uit immateriële schade, in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 december 2018 tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
8.4
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 december 2018 tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De vordering van de benadeelde partij [supermarkt] Geldrop.

Het standpunt van de officier van justitie.
9.1
De officier van justitie acht de vordering van de benadeelde partij geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente. Voorts verzoekt zij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Het standpunt van de verdediging.
9.2
Over de vordering van de benadeelde partij heeft de verdediging geen opmerkingen gemaakt.
Beoordeling.9.3 De rechtbank acht de vordering, bestaande uit materiële schade, in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 december 2018 tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
9.4
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Toepasselijke wetsartikelen.

10. De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 36f, 37a, 37b, 317.

DE UITSPRAAK

De rechtbank verklaart niet bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
De rechtbank verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
Subsidiair:
afpersingDe rechtbank verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
De rechtbank legt op de volgende straf en maatregel.

T.a.v. subsidiair:Gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27

Wetboek van Strafrecht

T.a.v. subsidiair:Terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging.

T.a.v. subsidiair:Maatregel van schadevergoeding van € 800,- subsidiair 16 dagen hechtenis.

Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] van een bedrag van € 800,- (zegge: achthonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 16 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit immateriële schadevergoeding.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 december 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] , van een bedrag van € 800,- (zegge: achthonderd euro), te weten immateriële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.

T.a.v. subsidiair:Maatregel van schadevergoeding van EUR 235,00 subsidiair 4 dagen hechtenis

Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [supermarkt] Geldrop van een bedrag van € 235,- (zegge: tweehonderdvijfendertig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 4 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van materiële schadevergoeding.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente 10 december 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [supermarkt] Geldrop, van een bedrag van € 235,- (zegge: tweehonderdvijfendertig euro), zijnde materiële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente 10 december 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.L.W.M. Viering, voorzitter,
mr. L. Soeteman en mr. D.D.M. Xanthopoulos, leden,
in tegenwoordigheid van mr. N.P.M. van de Wouw, griffier,
en is uitgesproken op 24 oktober 2019.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgenomen in het einddossier van de politie Oost-Brabant, genummerd 2018249587 met onderzoeksnaam [onderzoeksnaam] , aantal pagina’s: 116. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen opgenomen in genoemd einddossier.
2.Proces-verbaal van verhoor aangever, p. 24.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] , p. 26-28.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 29-30.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] p. 31-32.
6.Bijlage tussentijds kasverschil, ongenummerd.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 43-44.
8.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 1] , p. 70.
9.Proces-verbaal herkenning na verhoor van [verbalisant 2] , p. 76.
10.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 3] , p. 72.
11.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 42-43.
12.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 4] , p. 69.
13.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] , p. 26-28.
14.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] p. 31-32.
15.Een schriftelijk bescheid te weten een kennisgeving van inbeslagneming p. 81-82 en bijlage p. 90.
16.Proces-verbaal [verbalisant 5] , p. 48-61.