ECLI:NL:RBOBR:2019:599

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
31 januari 2019
Publicatiedatum
5 februari 2019
Zaaknummer
6581799 / 18-398
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Internationaal privaatrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie en vergoeding van kosten na annulering van vlucht door staking Italiaanse luchtverkeersleiding

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant op 31 januari 2019, hebben eisers, een echtpaar dat een vlucht had geboekt van Pisa naar Eindhoven, compensatie en vergoeding van kosten gevorderd na de annulering van hun vlucht door Ryanair. De vlucht, die gepland stond voor 2 oktober 2017, werd geannuleerd op 1 oktober 2017 vanwege een staking van de Italiaanse luchtverkeersleiding. Eisers werden omgeboekt naar een alternatieve vlucht, maar arriveerden met aanzienlijke vertraging in Eindhoven. Ze vorderden compensatie op grond van Verordening (EG) nr. 261/2004, evenals vergoeding van additionele kosten die zij hadden gemaakt als gevolg van de annulering.

Ryanair verweerde zich door te stellen dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk de staking, en dat zij niet verplicht was om compensatie te betalen. De rechtbank oordeelde dat de annulering inderdaad het gevolg was van een buitengewone omstandigheid die niet kon worden voorkomen, en dat Ryanair daarom niet verplicht was om de gevorderde compensatie van € 250 per passagier te betalen. Echter, de rechtbank oordeelde dat eisers recht hadden op vergoeding van de additionele kosten die zij hadden gemaakt, omdat Ryanair hen een alternatieve vlucht had aangeboden en zij recht hadden op bijstand volgens de Verordening.

Uiteindelijk werd Ryanair veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 625,54 aan eisers, bestaande uit de kosten van de alternatieve vlucht en een vergoeding voor extra gemaakte kosten. De rechtbank verdeelde de proceskosten over de partijen, waarbij ieder zijn eigen kosten droeg. Deze uitspraak benadrukt de toepassing van Europese regelgeving op luchtvaartcompensatie en de voorwaarden waaronder luchtvaartmaatschappijen verplicht zijn om compensatie te betalen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zaaknummer:
Civiel Recht
Zittingsplaats Eindhoven
Zaaknummer : 6581799
Rolnummer : 18-398
Uitspraak : 31 januari 2019
Beschikking op grond van Verordening (EG) nr. 861/2007
in de zaak van:

1.[eiser] ,

2. [eiseres] ,
beiden wonende te [woonplaats] ,
eisers,
gemachtigde: mr. R.A. Bos, ARAG Flight Claim Service,
tegen:
de vennootschap naar buitenlands recht
Ryanair DAC,
gevestigd te Swords, Co. Dublin, Ierland,
verweerster,
gemachtigde: mr. A.C.J. Houwers, Dirkzwager advocaten & notarissen.

1.Het verloop van het geding

Dit blijkt uit het volgende:
a. het vorderingsformulier A van de verordening (EG) nr. 861/2007 met producties;
b. het verweerschrift met productie;
c. de conclusie van repliek;
d. de conclusie van dupliek.
Tot slot is een datum voor beschikking bepaald.

2.De feiten

Tussen partijen staat, voor zover voor de beoordeling van belang, het volgende vast.
Eisers hadden een vlucht geboekt voor 2 oktober 2017 met vlucht FR9923 om 10.15 uur van Pisa, Italië naar Eindhoven, Nederland. De verwachte aankomsttijd was 12.15 uur.
De vlucht van eisers is door verweerster geannuleerd op 1 oktober 2017.
Eisers zijn omgeboekt naar vlucht FR4535 voor 2 oktober 2017 om 18.45 uur van Milaan Bergamo, Italië naar Eindhoven, Nederland. Eisers zijn om 20.21 uur in Eindhoven aangekomen.

3.Het geschil

3.1.
Eisers stellen het volgende.
Aangezien vlucht FR9923 werd geannuleerd en met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen hebben zij op grond van Verordening 261/2004 (hierna de Verordening) en de rechtspraak van het Europese Hof van Justitie (hierna: HvJ EU) inzake onder meer
Sturgeonen
Nelsonrecht op financiële compensatie van € 250,00 per passagier. Ook dient verweerster op grond van artikel 7 lid 1 sub c van de Verordening de additionele kosten van eisers te vergoeden (€ 686,24). Ondanks een door eisers ingediende klacht en sommaties, weigert verweerster voornoemde compensatie en kosten te vergoeden, zodat zij zich genoodzaakt zagen onderhavige procedure te starten. De daarmee gepaard gaande kosten dient verweerster ook te vergoeden.
3.2.
Op bovenstaande gronden vorderen eisers betaling van een hoofdsom van € 1.186,24 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 oktober 2017, € 181,50 wegens buitengerechtelijke incassokosten te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 oktober 2017 en met veroordeling van verweerster in de proceskosten.
3.3.
Verweerster voert het volgende verweer.
Er heeft zich een bijzondere omstandigheid als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening voorgedaan. De Italiaanse luchtverkeersleiding hield op 2 oktober 2017 een staking, waardoor er geen vliegtuigen konden landen en/of opstijgen op (onder andere) de luchthaven van Pisa. Zij moest daarom noodgedwongen de onderhavige vlucht annuleren. Zij heeft eisers om 16.42 uur de alternatieve vlucht FR4535 aangeboden. Eisers zijn op dat aanbod ingegaan. Er is sprake van een gebeurtenis – staking door de Italiaanse luchtverkeersleiding – waarop zij geen daadwerkelijke invloed kon uitoefenen. Zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personele middelen heeft zij annulering van de vlucht niet kunnen voorkomen. Ook is zij niet gehouden de door eisers gevorderde additionele kosten te vergoeden, omdat artikel 7 lid 1 sub c van de Verordening niet van toepassing is en zij aan eisers een andere vlucht heeft aangeboden. Zij heeft getracht de door eisers gemaakte extra kosten aan hen terug te betalen, maar heeft – na verzoeken daartoe – geen juiste bankgegevens van hen ontvangen. Deze kosten worden overigens tot een bedrag van € 198,70 niet onderbouwd noch inzichtelijk gemaakt. Bovendien staan deze kosten niet in redelijke verhouding tot de wachttijd en zien de consumpties niet op noodzakelijke verzorging.
Primair moet de vordering daarom worden afgewezen met veroordeling van eisers in de proceskosten van verweerster, waaronder de nakosten. Subsidiair moeten de buitengerechtelijke kosten en rente worden afgewezen dan wel gematigd.

4.De beoordeling

Toepassingsbereik Europese procedure voor geringe vorderingen en bevoegdheid rechter
4.1.
De Europese procedure voor geringe vorderingen (hierna EPGV) is – zakelijk weergegeven – in grensoverschrijdende gevallen van toepassing in burgerlijke en handelszaken, indien de waarde van een vordering, alle rente, kosten en uitgaven niet meegerekend, op het tijdstip dat het vorderingsformulier ter griffie van de rechtbank wordt ontvangen, niet meer bedraagt dan € 5.000,00, en tenminste een van de partijen haar woonplaats of haar gewone verblijfplaats heeft in een andere lidstaat dan de lidstaat van het aangezochte gerecht (artikel 2 en 3 EPGV), een en ander behoudens de in artikel 2 lid 2 van de EPGV genoemde uitzonderingen.
4.2.
De kantonrechter stelt vast dat de vordering binnen het toepassingsbereik van de EPGV valt, nu eisers in Nederland wonen en verweerster in Ierland gevestigd is.
4.3.
De kantonrechter stelt verder vast dat hij conform de regels in de Verordening (EG) nr. 1215/2012 bevoegd is als Nederlandse rechter van de vordering kennis te nemen. Dat blijkt ook uit de uitspraak van het HvJ EU 09-07-2009, C-204/08 , LJN: BJ2979 (Rehder-arrest), waarin is bepaald dat in het geval van luchtvervoer van personen van een lidstaat naar een andere lidstaat op grond van een overeenkomst die is gesloten met één enkele luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert, het gerecht dat bevoegd is om kennis te nemen van een vordering tot compensatie gebaseerd op die vervoerovereenkomst en Verordening EG (261/2004), naar keuze van eiser het gerecht is in het rechtsgebied waarvan zich de plaats van vertrek of de plaats van aankomst van het vliegtuig bevindt, zoals deze plaatsen in die overeenkomst zijn overeengekomen.
De kantonrechter te Eindhoven is de relatief bevoegde rechter nu de overeengekomen plaats van aankomst Eindhoven was.
Buitengewone omstandigheden
4.4.
Vooropgesteld wordt dat eisers in het onderhavige geval, op grond van artikel 5 lid 1 sub c van de Verordening, in beginsel recht hebben op de in artikel 7 van de Verordening genoemde compensatie van (in casu) € 250,00 per passagier.
4.5.
De vervoerder is niet verplicht die compensatie te betalen indien er sprake is van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. In dat artikellid is bepaald dat een luchtvaartmaatschappij niet verplicht is compensatie als bedoeld in artikel 7 te betalen, indien zij kan aantonen dat annulering van de vlucht het gevolg is van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. Deze regel geldt zowel in het geval de vlucht is geannuleerd dan wel is vertraagd.
4.6.
Uit de considerans van de Verordening blijkt dat dergelijke buitengewone omstandigheden zich met name kunnen voordoen in geval van politieke onstabiliteit, weersomstandigheden die uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen, beveiligingsproblemen, onverwachte vliegveiligheidsproblemen en stakingen die gevolgen hebben voor de vluchtuitvoering van de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert.
4.7.
Verweerster beroept zich op artikel 5 lid 3 van de Verordening. Zij stelt dat er op 2 oktober 2017 sprake was van een buitengewone omstandigheid vanwege een staking van de Italiaanse luchtverkeersleiding. Vanwege de staking was er die dag van 00.01 uur tot en met 23.59 uur geen vliegverkeer mogelijk naar en van Pisa, aldus verweerster. Eisers hebben dat niet (gemotiveerd) betwist, zodat dit tussen partijen vast staat.
Gesteld noch gebleken is, dat verweerster op een zodanig vroeg tijdstip van de staking op de hoogte is geraakt of had kunnen zijn, dat zij nog maatregelen had kunnen treffen om de annulering van de vlucht en de als gevolg daarvan opgetreden vertraging te voorkomen. Vast staat dat verweerster diezelfde middag nog aan eisers een alternatieve vlucht heeft aangeboden vanaf Milaan/Bergamo.
Nu de annulering het gevolg is van een buitengewone omstandigheid die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet kon worden voorkomen, is verweerster de in artikel 7 van de Verordening bedoelde compensatie niet verschuldigd.
Compensatie vliegtickets en additionele kosten
4.8.
Ingevolge artikel 5 lid 1 sub a en b van de Verordening hebben passagiers bij annulering van hun vlucht recht op bijstand als bedoeld in de artikelen 8 en 9 van de Verordening, ook in het geval geen aanspraak bestaat op compensatie als bedoeld in artikel 7. In zijn uitspraak van 31 januari 2013 in de zaak
McDonagh/Ryanair(C-12/11 ECLI:EU:C:2013:43) heeft het HvJ EU voor recht verklaard dat in geval van annulering van een vlucht wegens buitengewone omstandigheden die lang aanhouden, de in artikel 9 van de Verordening neergelegde verplichting tot verzorging slechts kan leiden tot terugbetaling van de bedragen die, gelet op de bijzondere omstandigheden van het geval, noodzakelijk, passend en redelijk bleken teneinde het verzuim van de luchtvaartmaatschapij om de verzorging van de luchtpassagier voor haar rekening te nemen, goed te maken.
4.9.
Eisers vorderen in dit verband een bedrag van € 686,24, bestaande uit € 487,54 voor twee vervangende tickets van Milaan/Bergamo naar Eindhoven en € 198,70 aan bijkomende kosten.
4.10.1.
Verweerster heeft onweersproken gesteld dat eisers gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid te kiezen voor een andere vlucht onder vergelijkbare vervoersvoorwaarden bij de eerste gelegenheid naar de eindbestemming Eindhoven (artikel 8 lid 1 sub b en c Verordening). Verweerster heeft getracht deze kosten aan eisers te voldoen. Ondanks de toezegging van verweerster om de compensatie te betalen, heeft betaling nog niet plaatsgevonden, omdat volgens verweerster er sprake is van schuldeisersverzuim aan de zijde van eisers.
4.10.2.
Uit productie 4 bij verzoekschrift blijkt dat verweerster eisers tweemaal heeft verzocht om hun bankgegevens aan haar te verstrekken (op 14 en 15 december 2017). Nu verweerster betaling heeft toegezegd en daartoe bankgegevens heeft opgevraagd dient zij die toezegging ook na te komen. Ondanks dat de gemachtigde van eisers verweerster nog heeft aangeschreven -onder meer op 26 december 2017, aldus ná de verzoeken van verweerster aan eisers om hun bankgegevens aan haar te verstrekken (productie 3 bij verzoekschrift)- en kenbaar heeft gemaakt dat verweerster (ook) bevrijdend kon betalen aan de gemachtigde van eisers, heeft betaling echter nog niet plaatsgevonden. Eisers hebben dan ook belang bij een toewijzing van dit deel van hun vordering. De vordering van eisers tot betaling van een bedrag van € 487,54 zal dan ook worden toegewezen.
4.10.3.
Ook de kosten van de in kopie overgelegde treintickets van Pisa naar Genova, Genova naar Milaan en Milaan naar Bergamo zijn toewijsbaar tot een bedrag van € 108,00.
Bij de overige als productie 5 overgelegde betaalbewijzen is niet duidelijk of deze uitsluitend op consumpties of mede op andere kosten betrekking hebben. Ook na het bij antwoord gevoerde verweer hebben eisers daarover bij repliek onvoldoende duidelijkheid verschaft. Anderzijds staat wel vast, dat eisers pas om 20.21 uur in plaats van om 12.15 uur in Eindhoven zijn aangekomen. Als vergoeding voor genoten consumpties zal daarom in redelijkheid een bedrag van € 30,00 worden toegekend.
4.11.
De slotom is dat een bedrag van in totaal € 625,54 wordt toegewezen.
Wettelijke rente4.12. Tegen de gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is geen afzonderlijk inhoudelijk verweer gevoerd, zodat de rente wordt toegewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.13.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen, omdat onvoldoende is gebleken dat de verrichte buitengerechtelijke incassowerkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier.
Proceskosten
4.14.
Omdat partijen over en weer deels in het gelijk en ongelijk zijn gesteld, worden de proceskosten over hen verdeeld in die zin dat ieder van hen de eigen kosten dient te dragen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt verweerster om aan eisers te betalen het bedrag van € 625,54 wegens hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 2 oktober 2017 tot de dag van de voldoening;
verdeelt de proceskosten zodanig over partijen dat ieder van hen de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.J. Roeterdink, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2019.