ECLI:NL:RBOBR:2019:5920

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
16 oktober 2019
Publicatiedatum
15 oktober 2019
Zaaknummer
01/810134-18
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag met vuurwapen in Eindhoven met DNA-bewijs

Op 16 oktober 2019 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tegen [naam verdachte], die beschuldigd werd van doodslag op [voornaam slachtoffer] op 8 september 2018 in Eindhoven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk het leven van het slachtoffer heeft beroofd door met een vuurwapen vijf kogels in het hoofd van het slachtoffer te schieten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 jaar, met aftrek van voorarrest, en heeft bepaald dat hij de nabestaanden een schadevergoeding moet betalen. De rechtbank oordeelde dat het DNA-onderzoek, dat buiten medeweten van de verdachte was verkregen, niet leidde tot uitsluiting van het bewijs. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een gevangenisstraf van 13 jaar had geëist, zwaarder bestraft, omdat de rechtbank vond dat de ernst van het feit niet voldoende werd weerspiegeld in de eis. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, de ouders van het slachtoffer, tot schadevergoeding toegewezen, met inbegrip van de kosten van de uitvaart. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte niet met voorbedachten rade heeft gehandeld, maar dat de doodslag wel degelijk wettig en overtuigend bewezen was.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/810134-18
Datum uitspraak: 16 oktober 2019
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[naam verdachte]

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende [woonplaats] ,
thans gedetineerd te: P.I. HvB Grave (Unit A + B).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 februari 2019, 6 mei 2019, 8 juli 2019 en 2 oktober 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 8 januari 2019.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 8 september 2018 te [plaatsnaam] [naam slachtoffer]
opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd,
door met een vuurwapen vijf kogels in/door het hoofd van die [naam slachtoffer] te schieten;

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is.
De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie.
De raadsman stelt zich op het standpunt dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is omdat door de wijze waarop DNA van verdachte is afgenomen, het recht van verdachte op een eerlijk proces doelbewust of in ieder geval met grove veronachtzaming van beginselen van behoorlijke procesorde op ernstige wijze is geschonden.
Er is een verkeerscontrole gebruikt enkel en alleen om buiten medeweten van verdachte om DNA af te kunnen nemen.
Bovendien is DNA afgenomen in strijd met de voorschriften van 151b, vierde lid van Sv, waarin is geregeld dat slechts onder bepaalde voorwaarden is toegestaan heimelijk DNA af te nemen van een verdachte. Er waren geen ernstige bezwaren tegen verdachte en geen zwaarwegende redenen om DNA heimelijk af te nemen.
De raadsman heeft subsidiair aangevoerd dat er sprake is van onherstelbare vormverzuimen in het voorbereidend onderzoek als bedoeld in artikel 359a Sv. Dit zou moeten leiden tot bewijsuitsluiting, niet alleen van de match tussen het DNA van verdachte en het DNA dat op de op de plaats delict aangetroffen kogelhulzen is aangetroffen, maar ook van de bij de doorzoeking van de woning van verdachte aangetroffen goederen, zoals de schoen waarop bloed van het slachtoffer is aangetroffen, omdat het betreffende DNA onderzoek een rol heeft gespeeld bij het aannemen van voldoende ernstige bezwaren om tot de doorzoeking over te kunnen gaan. Ook zouden de verhoren van verdachte, [namen getuigen 1] , de OVC-gesprekken en telefoon taps in het Huis van Bewaring moeten worden uitgesloten van het bewijs.
De rechtbank overweegt als volgt:
Op 26 september 2018 is de auto van verdachte op aanwijzing van het onderzoeksteam dat onderzoek deed naar de dood van [voornaam slachtoffer] [naam slachtoffer] onderworpen aan een verkeerscontrole. Verdachte is staande gehouden en hem is gevraagd naar zijn rijbewijs. Vervolgens is de blaastest afgenomen en hebben de controlerend ambtenaren de blaastuit veilig gesteld en overgedragen aan het onderzoeksteam voor het verkrijgen van een DNA monster van verdachte. (proces-verbaal van bevindingen 26 september 2019. Pag. 31-782)
Blijkens het onderzoeksrapport van het TMFI van 8 oktober 2018 matcht het DNA van verdachte met het DNA op drie hulzen die op de plaats delict zijn aangetroffen.
Op 30 oktober 2018 is verdachte aangehouden en is zijn woning doorzocht. Bij die doorzoeking is een schoen inbeslaggenomen, waarop bloed van het slachtoffer is aangetroffen.
Op 13 november 2018 heeft verdachte toestemming verleend voor afname van speeksel voor DNA-onderzoek. In het rapport van het TMFI van 28 januari 2019 is het onderzoek van 8 oktober 2018 bevestigd.
De rechtbank ziet zich allereerst geplaatst voor de vraag of de opsporingsambtenaren de bevoegdheden die aan hen op grond van de Wegenverkeerswet 1994 zijn toegekend op 26 september 2018 hebben gebruikt voor een ander doel dan waarvoor die bevoegdheid is gegeven, te weten het verkrijgen van een DNA-monster van verdachte.
Op grond van artikel 160, eerste lid WVW 1994 is de bestuurder verplicht op vordering van de bevoegde ambtenaar het motorrijtuig stil te houden en de in dat artikel genoemde bewijzen ter inzage af te geven. Op grond van het vijfde lid is de bestuurder verplicht medewerking te verlenen aan een voorlopig onderzoek van uitgeademde lucht.
Zolang een controlebevoegdheid, uitgevoerd door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, mede is uitgeoefend ter controle van de naleving van de bij of krachtens de WVW 1994 vastgestelde voorschriften van de WVW 1994 is die uitoefening in beginsel rechtmatig, ook indien die bevoegdheid daarnaast het verrichten van opsporingshandelingen mogelijk maakt waarop deze bepalingen niet zien. Die omstandigheid brengt immers nog niet mee dat de controlebevoegdheid uitsluitend is gebruikt voor een ander doel - te weten: voor het verrichten van opsporingshandelingen - dan waarvoor deze is verleend. Voorts geldt dat het bestaan van een redelijk vermoeden dat iemand zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit niet in de weg staat aan het uitoefenen van deze controlebevoegdheden door opsporingsambtenaren, mits bij aanwending van die bevoegdheden tegenover een verdachte de aan deze als zodanig toekomende waarborgen in acht worden genomen. (ECLI:NL:HR:2016:2454 (dynamische verkeerscontrole))
De rechtbank begrijpt dat verdachte op verzoek van het onderzoeksteam in het onderzoek naar de moord op [voornaam slachtoffer] [naam slachtoffer] op 26 september 2018 is staande gehouden en is onderworpen aan een voorlopige ademalcoholcontrole. Direct na de controle is de blaastuit geseald en overgedragen aan het onderzoeksteam voor vergelijking van het DNA op de blaastuit met het DNA op de hulzen. Nog die zelfde dag is de onderzoeksopdracht uitgegaan naar het TMFI voor vergelijking van dit DNA. (Map Forensisch onderzoek B.04) De rechtbank is van oordeel dat deze gang van zaken erop duidt dat de opsporingsambtenaren verdachte hebben verplicht om mee te werken aan dit alcoholonderzoek uitsluitend voor het verkrijgen van een DNA-monster van verdachte.
De blaastest is daarmee afgenomen met geen ander doel dan het verkrijgen van een DNA monster van verdachte en daarmee verricht met een ander doel dan waarvoor die bevoegdheid op grond van de WVW 1994 is gegeven.
De rechtbank ziet hierin geen aanleiding de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren. Daarvoor is alleen plaats ingeval het vormverzuim daarin bestaat dat met opsporing of vervolging belaste ambtenaren een ernstige inbreuk hebben gemaakt op beginselen van een behoorlijke procesorde, waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak tekort is gedaan. Het enkele feit dat de opsporingsambtenaren van hun controlebevoegdheid ex artikel 160 WVW 1994 hebben gebruikt om DNA te verkrijgen van verdachte kan, wanneer de procedure in zijn geheel wordt beschouwd, niet de gevolgtrekking wettigen dat, van een zodanig ernstige inbreuk op beginselen van een goede procesorde sprake is dat verdachte geen eerlijke behandeling van zijn zaak heeft gekregen.
Om de hierna volgende redenen is de rechtbank van oordeel dat verdachte door het feit dat de opsporingsambtenaren hun bevoegdheid tot het geven van het bevel medewerking te verlenen aan het voorlopig alcoholonderzoek hebben gebruikt voor het verkrijgen van een DNA-monster van verdachte buiten medeweten van verdachte om, niet zozeer in zijn belangen is geschaad, dat dit zou moeten leiden tot uitsluiting van het resultaat van dit DNA-onderzoek (het rapport van 8 oktober 2018) van het bewijs.
- In artikel 151b, vierde lid Sv is geregeld onder welke voorwaarden heimelijk DNA-onderzoek kan worden verricht. Er moet sprake zijn van ernstige bezwaren tegen verdachte en er moeten zwaarwegende redenen zijn voor het heimelijk onderzoek.
Op 26 september 2018 waren er reeds voldoende serieuze aanwijzingen dat verdachte mogelijk betrokken zou kunnen zijn bij de dood van [voornaam slachtoffer] [naam slachtoffer] . Gewezen wordt op de verklaringen van [namen getuigen 3] [naam getuige 2] en camerabeelden vanaf de [straatnaam] . Ter terechtzitting heeft de officier van justitie aangegeven dat, omdat onderzoek naar een mogelijk motief noodzakelijk was, verdachte niet op de gebruikelijke wijze kon worden gevraagd mede te werken aan het DNA-onderzoek. De rechtbank is van oordeel dat aan de voorwaarden van artikel 151b, vierde lid Sv is voldaan.
- Anders dan de verdediging heeft aangevoerd was het DNA rapport van 8 oktober 2018 niet van doorslaggevend belang bij het inzetten van de daaropvolgende dwangmiddelen. Ook zonder de resultaten van dit DNA-onderzoek was er voldoende verdenking van betrokkenheid bij de dood van [voornaam slachtoffer] [naam slachtoffer] om over te gaan tot de aanhouding van de verdachte en de doorzoeking. Dat geldt ook voor de overige door de verdediging genoemde dwangmiddelen.
- Verdachte heeft na zijn aanhouding op 30 oktober 2018, op 13 november 2018 vrijwillig meegewerkt aan onderzoek ter vaststelling van zijn DNA-profiel. In het rapport van 28 januari 2019 is het DNA-profiel van verdachte vergeleken met het DNA-spoor op de hulzen en is de uitkomst van het rapport van 8 oktober 2018 bevestigd.

Bewijs

Inleiding.
Op 8 september 2018 tussen 19.57 uur en 20.01 uur komt er een melding binnen bij de politie dat er is geschoten aan de [straatnaam] te [plaatsnaam] . Ter plaatse treft de politie [voornaam slachtoffer] [naam slachtoffer] aan in zijn auto. Hij is met kogels door het hoofd geschoten en is ter plaatse overleden.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht doodslag wettig en overtuigend bewezen. Hij baseert zich daarbij op de getuigenverklaringen van omstanders, de camerabeelden van de [straatnaam] te [plaatsnaam] , de verklaringen van de [relatie] van het slachtoffer [naam vriendin slachtoffer] in combinatie met de analyse van de telefoongegevens, technisch onderzoek aan de inbeslaggenomen hulzen en informatie over het vuurwapen, het aangetroffen bloed van het slachtoffer op de schoen van verdachte in combinatie met het bloedsporenonderzoek en de handelingen van verdachte na het schietincident.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman bepleit vrijspraak. Verdachte ontkent. Uit de getuigenverklaringen volgt geen harde herkenning van verdachte. De getuigen geven slechts een signalement en zijn niet geconfronteerd met verdachte. Voor het aantreffen van DNA van verdachte op de hulzen en het aantreffen van bloed van het slachtoffer op de schoen van verdachte heeft verdachte een alternatief scenario. Ten aanzien van de OVC-gesprekken merkt de raadsman op dat verdachte in geen enkel gesprek bekent. Bovendien zijn de gesprekken in een andere taal zodat er voorzichtig mee om dient te worden gegaan.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
Het eind proces-verbaal bestaat uit 6 ordners, te weten:
-algemeen dossier 1.0 (1-30 tot en met 1-425)
-forensisch dossier (eigen nummering)
-persoonsdossier 2.1 (21-11 tot en met 21-253)
-zaakdossier deel 1 (31-1 t/m 31-553);
-zaakdossier deel 2 (31-554 t/m 31-1079);
-zaakdossier deel 3 (31-1080 tot en met pag. 31-1614);
een los aanvullend proces-verbaal d.d. 20 juni 2019;
en een nagekomen rapport van het NFI van 25 september 2019 met betrekking tot bloedspooronderzoek aan de onder verdachte in beslag genomen schoenen.
De rechtbank baseert haar oordeel op de navolgende –zakelijk weergegeven- bewijsmiddelen:

Proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot onderzoek plaats delict: [2]
Gezien vanuit de hoek [straatnaam 2] met de [straatnaam] te [plaatsnaam] zagen wij op ongeveer 8
meter vanaf voorgaande hoek aan de rechterzijde op de [straatnaam] in een parkeerstrook
enkele personenauto’s staan. De eerst geparkeerde auto was van het merk Suzuki, kleur
grijs en voorzien van het kenteken [kenteken] en was geparkeerd met de voorzijde in de
richting van voornoemde hoek [straatnaam 2] / [straatnaam] . Wij zagen dat de bijrijdersportier
van deze auto openstond en wij zagen dat de ruit hiervan stuk was.
Wij zagen enkele meters voorbij deze laatgenoemde personenauto aan de rechterzijde de ingang van een brandgang die liep achter het gehele woningblok aan de [straatnaam 2] . De brandgang was niet voorzien van een poort en was voor iedereen toegankelijk.
Wij zagen door de openstaande bijrijdersdeur van de Suzuki achter het stuur het slachtoffer van het schietincident zitten. Bij verder onderzoek aan het voertuig zagen wij aan de buitenzijde van het bijrijder portier een kleine ronde beschadiging in de vorm van een uitstulping. Deze ronde uitstulping zou kunnen zijn veroorzaakt door een afgevuurd projectiel die vanaf de binnenzijde tegen de deur was gekomen. Andere beschadigingen werden aan de buitenzijde van het voertuig niet aangetroffen. Wij zagen dat de ruit van het bestuurdersportier nagenoeg geheel was geopend.
Door de lokale politie werden diverse kogelhulzen aangetroffen op het wegdek/bestratingen rondom beide voertuigen.In eerste instantie werden 4 huizen, kaliber 7,65, aangetroffen en gemarkeerd. Een huls achter de Suzuki. Twee hulzen ter hoogte van de tweede personenauto en een onder dit voertuig. Door ons werd een vijfde huls achter het tweede voertuig aangetroffen. Wij zagen dat alle veiliggesteld huizen van hetzelfde Kaliber 7,65 waren.
Bij verder onderzoek in het voertuig, Suzuki Swift, zagen wij een lichte beschadiging van
de oppervlakte van het dashbord. Gelet op de beschadiging zagen wij dat de beweging die
dit veroorzaakt had afkomstig was vanuit de linkerzijde van het voertuig.
Bij verder onderzoek zagen wij aan de binnenzijde van het bijrijdersportier een inschotbeschadiging ter hoogte van de bedieningsgreep van het portier. Ook zagen wij dat het raam kapot was gegaan met een bewegingsrichting van binnen naar buiten oftewel van de linkerzijde naar de rechterzijde van het voertuig. Verder zagen wij een tweede inschotbeschadiging ongeveer een 30 cm onder de eerste aangetroffen inschotbeschadiging. Deze laatst genoemde beschadiging komt, voor wat betreft de positie in de deur, overeen met de aangetroffen uitstulping aan de buitenzijde van het portier.

een geschrift zijnde het voorlopig sectierapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 10 september 2018: [3]
Volgens van de verbalisant verkregen informatie zou [voornaam slachtoffer] [naam slachtoffer] , [leeftijd slachtoffer] , op 8 september 2018, omstreeks 20.00 uur, dood zijn aangetroffen op de bestuurdersstoel van een auto. De sectie betrof een man met aan het lichaam in totaal 9 huidperforaties. Deze letsels zijn het gevolg van bij leven opgetreden inwerking van uitwendig mechanisch perforerend geweld (ballistisch trauma/schotletsels). Deze 9 huidperforaties vormden tezamen 4 doorschoten en 1 inschot van het hoofd. In relatie met deze doorschoten was er onder andere uitgebreid letsel aan de schedel, de grote hersenen en de hersenstam.
Dit heeft geleid tot acute functiestoornissen van de hersenen, met verstoring van belangrijke lichaamsprocessen en de dood tot gevolg. Daarnaast was er in relatie met enkele van de doorschoten verbrijzeling van aangezichtsbeenderen, met een forse hoeveelheid bloed in de luchtpijp(takken) en tekenen van bloedinhalatie. Mogelijk heeft zuurstoftekort door deze bloedophoping en bloedinhalatie een bijdrage geleverd aan het overlijden.
Het overlijden van [voornaam slachtoffer] [naam slachtoffer] , [leeftijd slachtoffer] , wordt verklaard door 4 doorschoten en 1 inschot van het hoofd.

proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het verhoor getuige [naam getuige 1] [naam getuige 2] : [4]
-dat hij, toen hij de hond aan het uitlaten was, een man zag praten met een andere man bij een auto
- dat hij er eerst langs liep
- dat toen hij een beetje ver was, hij “keiharde” knallen hoorde
- dat die ene man toen kei en “keihard” wegrende met een rugtas
- dat de man wegrende door een smal weggetje
- dat hij toen, toen de man was weggerend, ging kijken in die auto
- dat hij toen zag dat de man in de auto helemaal beschoten was
- dat hij echt bloed zag, geen ketchup
- dat de man in de auto geen enkele beweging maakte
- dat het raam aan diggelen was door de kogels die door het raam waren gegaan
Hij vertelde dat hij met zijn hond [naam hond] op de stoep aan de overkant van de straat liep. Hiermee bedoelt hij aan de andere kant dan daar waar de zilvergrijze auto geparkeerd stond met de doodgeschoten man.
Hij vertelde dat hij een man zag staan hij de bestuurderskant van de auto. Hij zag dat deze man met de man sprak die aan de bestuurderskant in de auto zat. Hij zag daarbij dat de “moordenaar” knikte.
Hij hoorde toen hij voorbij de auto was gelopen knallen, snelle knallen. Hij hoorde de knallen schuin achter hem. Hij kon niet goed zien wie de man was. Het was wel een man uit een ander land met zijn huid tussen licht en donker. Hij zei dat hij na de knallen gehoord te hebben, terug liep naar de auto. De moordenaar was al door het gangetje weggerend. Dat was de man met de rugzak. Hij had niet gezien dat de man geschoten had. Hij wist dat er geschoten was want dat had hij gehoord en hij zag de man met zijn gezicht onder het bloed in de auto zitten en ook nog dat kapotte raam en de man bewoog niet meer. Hij zei dat het raam aan de kant waar je de auto niet bestuurt kapot was. Hij was naar de parkeerplaats teruggelopen. De auto stond helemaal aan het einde. [naam getuige 1] zei dat de man deze rugzak uit de auto pakte. Dat betrof aan de zijde waar de bestuurder in de auto zat. Hierna rende de man naar het gangetje.
Hij zag wel dat de “schurk” tijdens het praten met zijn hoofd door het raam bukte. De man pakte de rugzak na de knallen en rende toen hard weg.

proces-verbaal van verhoor getuige [naam getuige 1] : [5]
Op zaterdag 8 september 2018, ik denk zo rond 19.45 uur, ging ik de hond uitlaten.
Ik ben via de achterzijde de brandgang ingelopen. Toen ik de poort uitliep hoorde ik
3 knallen. Deze knallen kwamen voor mij van rechts, uit de [straatnaam] . Ik ben vervolgens linksaf gelopen. Meteen hierna kwam er een persoon, een man, de brandgang ingerend. De man kwam vanuit de [straatnaam] . De man liep op zijn manier hard. De man heeft mij ongeveer halverwege de brandgang gepasseerd. De man liep in een soort versnelde pas, alsof hij of slippers liep. De genoemde man had onder zijn linkerarm een tas zitten, dan wel hield deze met zijn linkerarm vastgeklemd. Ik heb de man nagekeken. Ik zag dat de man de brandgang uitliep, de weg overstak, en vervolgens de volgende brandgang inliep. Hierna ben ik de man uit het oog verloren.

proces-verbaal van verhoor getuige [naam getuige 1] : [6]
Ik was zaterdag 8 september 2018, omstreeks 19.45 uur a 19.50 uur in de [straatnaam 2] te
[plaatsnaam] . Ik hoorde toen 3 keer iets wat op vuurwerk leek. Er was 3 keer iets van een soort ontploffing. Ik hoorde toen ineens voetstappen en ik heb toen de poort, van de tuin, opengemaakt om te kijken wat er aan de hand was. Toen ik opendeed, keek ik naar rechts. Ik zag toen een Nederlandse vrouw met een hond staan. Zij stond 4 a 5 stappen van mij af
4 a 5 stappen van de vrouw, zag ik een man wegrennen.
Ik zag dat de man in de richting van [straatnaam] liep, vanuit de richting [straatnaam] .
De zwarte koffer/tas hing over zijn rechterschouder.
Ik zag dat de man alsmaar rechtdoor bleef lopen, een straat overstak en daarna weer alsmaar
rechtdoor bleef lopen tot het niet meer kon. Op het einde ging de man linksaf.
Met de getuige werd samen op Google Maps gekeken en we kwamen tot de volgende route. De man zou de brandgang hebben doorgelopen, richting [straatnaam] . Hij heeft [straatnaam] overgestoken en liep daar recht de volgende brandgang in, richting de [naam straat] . Wat mij wel opviel is dat de man wat moeilijk liep met zijn rechterbeen/voet.

proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de camerabeelden [straatnaam 2] te [plaatsnaam] : [7]
Door mij
(verbalisant)werden de camerabeelden van de [straatnaam 2] te [plaatsnaam] nader bekeken met betrekking tot de persoon die vanuit een brandgang gelegen achter de [straatnaam 2] , in een kort tijdsbestek [straatnaam] twee keer over stak en vervolgens een andere brandgang inloopt die ook achter de [straatnaam 2] ligt.
Gezien het door mij waargenomen signalement op basis van lengte en postuur, de kleur van de kleding, de waarneming dat deze persoon iets bij zich droeg in samenhang met dezelfde route die heen en vervolgens ook terug gelopen werd, betrof het hier vermoedelijk dezelfde man.
Waarneming met betrekking tot de loop van deze persoon:
“heenweg”: [straatnaam] oversteken de brandgang in richting de [straatnaam] )
Tijdstip: 19:50:00 tot en met 19:50:08.
“Terugweg”: (vanuit de brandgang komende uit de richting [straatnaam] oversteken).
Tijdstip 19.54.56 tot en met 19:55:00.
Ik zag hierbij dat deze persoon op de heenweg stevig doorliep en op de terugweg komend vanuit de [straatnaam] in een looppas/hardlopend [straatnaam] over stak.

proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de camerabeelden met aankomst verdachte op het politiebureau te [plaatsnaam] : [8]
[naam verdachte] komt aanlopen op de trap en loopt in de richting van de toegangsdeur. Ik
(verbalisant)zag dat [naam verdachte] met zijn linkerbeen anders beweegt dan met rechterbeen. Hij zet zijn linkerbeen bij het oplopen van de trap anders (nadrukkelijker op de trede’s neer) dan zijn rechterbeen. Het lijkt er hierdoor op dat hij “mank” loopt/beweegt. Het bovenlichaam van [naam verdachte] beweegt daarbij ook mee naar links (hangt naar links). Deze beweging is ook te zien (echter iets minder nadrukkelijk) nadat de verdachte [naam verdachte] de trap opgelopen is en naar de draaideur loopt.

Proces-verbaal ven bevindingen met betrekking tot gesprek met verdachte, p.31-762: [9]
Op dinsdag 11 september 2018 te 15:00 uur hadden wij
(verbalisanten)contact met [naam verdachte] , [naam verdachte] .
[naam verdachte] gaf aan dat hij primair bereikbaar was op het telefoonnummer [telefoonnummer] en eventueel op een tweede telefoonnummer [telefoonnummer] .

Proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de historische verkeersgegevens van telefoon verdachte, p. 31-944: [10]
Op zondag 9 september 2018 omstreeks 15:14 uur, werd de [relatie] van het overleden slachtoffer gehoord. Zij verklaarde onder meer dat hij (het slachtoffer) een afspraak had met ‘die [nationaliteit] man’. Uit verder onderzoek is gebleken dat met die [nationaliteit] man bedoeld wordt [naam verdachte] , [naam verdachte] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , wonende aan [adres verdachte] .
Naar aanleiding van bovenstaande is er onderzoek verricht naar de telefoonnummers [telefoonnummer] , [telefoonnummer] en [telefoonnummer] welke in gebruik zouden zijn of zijn geweest, bij verdachte.
Van deze telefoonnummers zijn de historische verkeersgegevens bekeken op 08-09-2018, de dag van het incident. Hierbij is het volgende opgevallen.De historische verkeersgegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer] laten zien dat het toestel zich in de ochtend zou begeven op de zendmast in [plaatsnaam] Dit betreft een zendmast, welke in de nabije omgeving staat van de woning van [naam vriendin verdachte] , zijnde de [relatie] van [voorletters verdachte] [naam verdachte] .
Vervolgens is te zien dat het telefoonnummer zich over de zendmasten vanuit [plaatsnaam] verplaatst richting [plaatsnaam] .
De historische verkeersgegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer] laten zien dat het toestel zich in de ochtend zou begeven op de zendmast in [plaatsnaam] . Dit betreft een zendmast, welke in de nabije omgeving staat van de woning van [voorletters verdachte] [naam verdachte] .
Gezien het feit dat het telefoonnummer [telefoonnummer] om 08:10:11 uur zich op de zendmast begaf, gelegen aan [plaatsnaam] , een zendmast welke gelegen is langs de [snelweg] , en het telefoonnummer [telefoonnummer] om 09:49:36 uur zich op de zendmast begaf aan de [plaatsnaam] , vermoedt het onderzoeksteam dat de verdachte in de vroege ochtend vanuit [plaatsnaam] richting [plaatsnaam] is gereden en omstreeks 08:30 uur in [plaatsnaam] is aangekomen.
Te zien is dat het telefoonnummer [telefoonnummer] om 11:20:01 uur telefonisch contact opneemt met het telefoonnummer [telefoonnummer verdachte] , dat in gebruik was bij het slachtoffer [voornaam slachtoffer] [naam slachtoffer] .
Om 17:01:55 uur wordt het nummer [telefoonnummer] gebeld door het slachtoffer [voornaam slachtoffer] [naam slachtoffer] , [telefoonnummer verdachte] . Verder is op de historische verkeersgegevens te zien dat zowel het telefoonnummer [telefoonnummer] als het telefoonnummer [telefoonnummer] , zich vlak voor het incident bevonden op zendmasten welke zowel in de nabije omgeving van de woning van verdachte als bij de plaats delict liggen. Daarbij is tevens te zien dat het telefoonnummer [telefoonnummer] , vlak voor het incident nog 2 maal contact heeft met het telefoonnummer [telefoonnummer verdachte] (slachtoffer). Om 19:38:10 uur en 19:44:26 uur. Dit betreft tevens het laatste telefonische contact van het slachtoffer [voornaam slachtoffer] [naam slachtoffer] , voordat deze wordt doodgeschoten in zijn voertuig aan de [straatnaam] te [plaatsnaam] .
Het telefoonnummer [telefoonnummer] was volgens historische printgegevens het laatst in gebruik op 8 september 2018 te 19:44:26 uur.
Ook is in de historische verkeersgegevens opgevallen dat de telefoonnummers [telefoonnummer] en [telefoonnummer] zich kennelijk kort na het incident verplaatst hebben vanuit [plaatsnaam] richting [plaatsnaam] , alwaar het telefoonnummer [telefoonnummer] in de ochtend over de masten vandaan leek te komen.

Proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot telefoon van het slachtoffer: [11]
In de broekzak van het slachtoffer [voornaam slachtoffer] [naam slachtoffer] , werd een Appel Iphone SE aangetroffen.
Uit dit onderzoek is het volgende eigen telefoonnummer bekend geworden: [telefoonnummer verdachte] . Tevens is mij in voornoemd onderzoek opgevallen dat de gebruiker van deze Iphone SE zowel telefonisch als via Whatsapp en Sms veelvuldig contact onderhield met de gebruiker van de volgende telefoonnummers:
- [telefoonnummer]
- [telefoonnummer]
- [telefoonnummer] .
Ik zag in relatie tot voornoemde telefoonnummers, het navolgende in de Iphone SE van het slachtoffer [voornaam slachtoffer] [naam slachtoffer] , telefoonnummer [telefoonnummer verdachte] :
-Op de dag van voornoemd schietincident is er vier keer telefonisch contact geweest tussen de Iphone SE van [voornaam slachtoffer] [naam slachtoffer] en de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer] .

Proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de historische verkeersgegevens van telefoon het slachtoffer, p. 31-926: [12]
Kort voor de gewelddadige dood was er drie maal contact met het telefoonnummer in gebruik van [voornaam slachtoffer] [naam slachtoffer] ( [telefoonnummer verdachte] ) en het telefoonnummer in gebruik bij [naam verdachte] ( [telefoonnummer] ).
De laatste drie contacten vonden plaats tussen 19:07 uur en 19:44 uur.

Proces-verbaal van verhoor getuige [namen getuigen 1] , [relatie] slachtoffer: [13]
Op zaterdag 8 september 2018 12:00 uur belde [voornaam slachtoffer] mij. Hij zei hij dat nog een afspraak had met iemand en daar moest hij op wachten want hij stond in de file.
Om 19:00 uur belde hij weer dat hij nog aan het wachten was op die man, voor die afspraak.Hij had een afspraak bij hem thuis met die man zei hij. Hij had een afspraak met die [nationaliteit] man en vorige keer had hij ook op die plek daar een afspraak. Die man heeft een garage. Ik kan het zo aanwijzen waar dat is. Die man woont daar ook in de buurt.
[voornaam slachtoffer] heeft niet zo lang geleden een bedrijf opgestart. [naam bedrijf slachtoffer] . Dit was voor auto’s aan de buitenkant netjes te maken of zoiets.
[voornaam slachtoffer] zag die man van die garage graag. Ik weet niet zeker of het die man is geweest maar ik denk dat hij een afspraak had met die man van de garage omdat hij eerder op vrijdag had gezegd dat hij een afspraak had met die man van de garage op zaterdagochtend. Maar die garage is in ieder geval ergens op [plaatsnaam] .
V: U gaf ons net een visitekaartje van [voornaam slachtoffer] waarop zijn gegevens staan van [naam bedrijf slachtoffer]
Ik zie hierop een adres staan:
[adres bedrjijf slachtoffer]
.
A: Ja dat is het adres van die garageman waarmee hij een afspraak had. Dit is het
adres waar die garage zou moeten zijn. [voornaam slachtoffer] wilde geen klanten thuis hebben. En daarom gaf hij dat adres op.
V: Kun je op google.nl aanwijzen waar de garageman woont?
[straatnaam 2]

Proces-verbaal van verhoor van de getuige [namen getuigen 1] : [14]
Wij hebben van de broer van [voornaam slachtoffer] , [naam broer slachtoffer] , gehoord dat jij diverse papieren hebt gevonden in de woning, waar jij en [voornaam slachtoffer] samenwoonden, de Druivenstraat 2 te [plaatsnaam] . Dit zouden papieren zijn geweest op naam van [naam verdachte] .
V: een van die kopieën staan 3 afbeeldingen van één man. Wie is die man?
A: dat is de man waar [voornaam slachtoffer] een afspraak mee had. (p. 31-378
foto’s van verdachte)
Proces-verbaal van verhoor getuige [naam vriendin verdachte] , [relatie] verdachte: [15]
Ik heb een jaar een liefdesrelatie gehad met [naam verdachte] . De dochter van [naam verdachte] , [naam dochter verdachte] houdt van mij. Ik heb ook contact met haar moeder.
Op vrijdag 07 september 2018 heeft [naam verdachte] zijn dochter uit school gehaald en is samen met haar naar mij gekomen. Als hij komt, blijft hij altijd het weekend bij mij en gaat pas zondagavond weg. Op die bewuste zaterdag kreeg [naam verdachte] een telefoontje en daarna vertrok hij op zaterdag. In de avond van zaterdag kwam hij weer terug.
Na het telefoontje veranderde zijn gezichtsuitdrukking en hij wilde eigenlijk niet gaan maar hij is toch gegaan. In de avond was hij onrustig. Hij was aan het huilen toen hij terugkwam. Het was tussen 21.00 en 23.00 uur. De volgende dag zei hij toen tegen mij: “mijn vriend is vermoord”. Ik vroeg hem welke vriend. Hij zei toen; “ [voornaam slachtoffer] [naam slachtoffer] ”. Hij zei: “Die man werkte bij mij’. Hij en [naam dochter verdachte] bleven 2 a 3 weken bij mij en daarna gingen ze weg.

Een geschrift zijnde een rapport van het NFI van 25 oktober 2018 met betrekking tot onderzoek aan de 5 hulzen aangetroffen op plaats delict: [16]
Hypothese 1: de hulzen zijn verschoten met één en hetzelfde vuurwapen.
De bevindingen van het vergelijkend hulsonderzoek zijn extreem veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 waar is.
De hulzen zijn vermoedelijk verschoten met een (semi-)automatisch werkend (machine)pistool van het kaliber 7,65 mm Browning.

Een geschrift zijnde een deskundigenrapportage van het TMFI van 19 september 2018 met betrekking tot onderzoek aan de 5 hulzen aangetroffen op plaats delict: [17]
Bij onderzoek aan de 5 gevonden hulzen. Op 3 hulzen is DNA aangetroffen van een onbekende man. De DNA-profielen zijn: [DNA-profielen]

Een proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot verkeerscontrole en veilig stellen van mondstuk van blaastest van verdachte: [18]
Op 26 september 2018 waren wij, verbalisanten belast met het uitvoeren van een verkeerscontrole, van een door het onderzoeksteam [naam onderzoeksteam] aangegeven voertuig.
De bestuurder bleek te zijn: [naam verdachte] , [naam verdachte] Ik heb het blaasapparaat aan bestuurder [naam verdachte] aangereikt en ik zag dat hij de blaastuit in zijn mond nam. De blaastuit werd op het industrieterrein te [plaatsnaam] door een collega van de forensische opsporing veiliggesteld.
Een geschrift zijnde een deskundigenrapportage van het TMFI van 8 oktober 2018 met betrekking tot onderzoek aan de 5 hulzen aangetroffen op plaats delict: [19]
De opgestelde DNA-profielen van de hulzen zoals gerapporteerd d.d. 19 september 2018, dienen vergeleken te worden met het opgestelde DNA-profiel van een bemonstering mondstuk [DNA-profielen]
Bevindingen:
Hypothese 1: de bemonstering van het spoor bevat DNA van de donor van bemonstering [DNA-profielen] .
De resultaten van het onderzoek zijn meer dan een miljard keer waarschijnlijker wanneer hypothese 1 juist is.

Een geschrift zijnde een toestemmingsverklaring van verdachte tot DNA-onderzoek d.d. 13 november 2018: [20]
Inhoudende zakelijk weergeven:
Verdachte heeft op 13 november 2018 vrijwillig toestemming gegeven tot afname van celmateriaal ten behoeve van DNA-onderzoek

Een geschrift zijnde een deskundigenrapportage van het TMFI van 28 januari 2019 met betrekking tot DNA- onderzoek van verdachte: [21]
De opgestelde DNA-profielen [DNA-profielen] zoals gerapporteerd d.d. 19 september 208 dienen vergeleken te worden met het DNA-profiel van [voorletters verdachte] [naam verdachte] [DNA-profielen]
Het DNA profiel op de hulzen is vergeleken met het DNA-profiel van verdachte.
De resultaten van het onderzoek zijn meer dan een miljard keer waarschijnlijker wanneer hypothese 1: de bemonstering van het spoor bevat DNA van verdachte en een onbekende niet verwante persoon, dan wanneer hypothese 2: de bemonstering van het spoor bevat DNA van twee onbekende niet verwante personen, juist is. Dit geldt voor de bemonsteringen [DNA-profielen]

Proces-verbaal sporenonderzoek van 12 maart 2019 aan inbeslaggenomen schoenen van verdachte: [22]
Schoenen [DNA-profielen]
Ik zag twee op bloed lijkende sporen op de rechterschoen.
Ik heb dit spoor veiliggesteld, gewaarmerkt met [DNA-profielen] en verzegeld.

Een geschrift zijnde een rapport van het NFI van 25 maart 2019 met betrekking tot onderzoek aan de onder verdachte in beslag genomen schoenen: [23]
Inhoudende zakelijk weergegeven:
SIN: [DNA-profielen] .
Beschrijving DNA: DNA-profiel van een man
DNA kan afkomstig zijn van: slachtoffer [naam slachtoffer]
matchkans DNA-profiel: kleiner dan 1 miljard.

Een geschrift zijnde een rapport van het NFI van 25 september 2019 met betrekking tot het bloedspooronderzoek aan de onder verdachte in beslag genomen schoenen: [24]
Er is verzocht het op de rechterschoen van de verdachte aangetroffen bloedspoor te bezien in het licht van het scenario:
” De verdachte heeft het slachtoffer van buiten aan de bestuurderszijde van de auto (minimaal) vijf keer beschoten.”
Wanneer een persoon wordt beschoten kunnen bloeddruppeltjes zich in tegengestelde beweging begeven aan die van de kogelbaan en in de richting van de schutter toe. (backspatters). Gezien de aanwezige back-spatters is de kans betrekkelijk groot dat een deel van dit, in de tegengestelde richting van de banen van de kogels verplaatste bloed door het openstaande raam buiten de auto is terecht gekomen. Indien de schutter zich nabij het openstaande raam bevond, kan hierbij bloed op de kleding en/of schoenen van de schutter zijn beland.
De deskundige heeft aanvullend bloedspooronderzoek verricht. Daarbij zijn meerdere bloedsporen aangetroffen met name op de neus en rechtervoorzijde van de schoen. Het DNA dat in deze bloedsporen is aangetroffen matcht met het DNA-profiel van het slachtoffer met een matchkans van een op een miljard.
Onder het gegeven scenario is het de verdachte die het letsel heeft toegebracht. Wanneer de verdachte het letsel van nabij het openstaande raam heeft toegebracht is de kans op verspreid over de rechterschoen aangetroffen bloedspoor beoordeeld als betrekkelijk groot beoordeeld.
Indien de schutter nabij het openstaande portier heeft gestaan is de kans op verspreid over de rechterschoen aangetroffen bloedspoot groter.
Bovenstaande betekent dat de aangetroffen bloedsporen op de rechterschoen verklaard kunnen worden onder het gegeven scenario.

Verklaring van verdachte tijdens het onderzoek ter terechtzitting op 2 oktober 2019. [25]
Verdachte heeft verklaard dat hij op 8 september 2018 tussen 19.50 uur en 20.00 uur op de [straatnaam] en in de betreffende brandgang is geweest en dat hij degene is die op de camerabeelden vanuit de [straatnaam 2] is te zien.

Conclusie ten aanzien van de bewezenverklaring.

De rechtbank acht gelet op voorgaande bewijsmiddelen in onderling verband bezien bewezen dat verdachte op 8 september 2018 [voornaam slachtoffer] [naam slachtoffer] heeft doodgeschoten. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte die dag een afspraak had met het slachtoffer, dat hij vanuit [plaatsnaam] in de richting van de plaats delict is gegaan, dat hij als laatste telefonisch contact heeft gehad met het slachtoffer. Uit de verklaringen van [naam getuige 2] , [naam getuige 1] en [naam getuige 3] in combinatie met de camerabeelden vanuit de [straatnaam 2] kan de looprichting van de dader worden bepaald, namelijk vanuit de richting van de woning van verdachte in de richting van de [straatnaam] en weer terug. Op drie hulzen die zijn gevonden op de plaats delict is een DNA-spoor van verdachte aangetroffen en op de schoenen van verdachte is bloed aangetroffen van het slachtoffer. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij degene is die op de camerabeelden vanuit de [straatnaam 2] is te zien en dat hij omstreeks het tijdstip van de dood van [voornaam slachtoffer] [naam slachtoffer] op de [straatnaam] en in de brandgang is geweest.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte “met voorbedachten rade” heeft gehandeld, zodat verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken. Uit het onderzoek blijkt niet dat verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen bezinnen op het feit. Verdachte is weliswaar bewapend met een vuurwapen naar zijn ontmoeting met het slachtoffer gegaan, maar de bewijsmiddelen laten de mogelijkheid open dat verdachte heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Verdachte heeft deze afspraak gemaakt in de directe omgeving van zijn woning en op een tijdstip waarop hij kon verwachten dat er getuigen op straat zouden zijn, verdachte heeft ook geen voorzorgmaatregelen genomen (zoals bijvoorbeeld een gezichtsbedekkende sjaal of capuchon) om herkenning te voorkomen of te bemoeilijken. Dit zijn allemaal contra-indicaties voor een door verdachte vooraf geplande liquidatie van het slachtoffer.

Nadere bewijsoverweging

Verdachte heeft op de zitting van 2 oktober 2019 een verklaring afgelegd. Hij ontkent dat hij [voornaam slachtoffer] [naam slachtoffer] heeft doodgeschoten en heeft voor de hem belastende bewijsmiddelen een alternatieve verklaring gegeven.
Verdachte heeft over de aanwezigheid van zijn DNA op de drie hulzen verklaard dat het slachtoffer munitie heeft verkocht aan een derde. Deze derde zou eigenlijk honderd kogels kopen, maar nadat het slachtoffer de munitie had ingekocht, wilde deze klant nog maar 20 kogels kopen. Het slachtoffer is toen naar verdachte gegaan en heeft hem gevraagd om een kleinere doos zodat hij de kogels daarin kon overpakken en afleveren aan deze klant. Verdachte is toen naar zijn kantoor gegaan en heeft de 20 kogels overgepakt in een sealbag (omdat hij geen klein doosje kon vinden). Verdachte heeft een deel van de kogels schoongemaakt, omdat hij niet wilde dat zijn vingerafdrukken op de kogels zouden komen, Verdachte had echter veel haast en heeft daardoor klaarblijkelijk niet alle kogels schoongemaakt. Over het bloed van het slachtoffer op zijn schoen heeft verdachte verklaard dat het slachtoffer een keer bij hem op bezoek was en bloedend tandvlees had. Zij zaten samen in de tuin. Het slachtoffer spuugde het bloed achter hem uit op de grond en aldus is er bloed van het slachtoffer op de schoen van verdachte terecht gekomen die rechtop tegen de buitenmuur stond). De andere schoen was omgevallen en lag met de bovenkant op de grond.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte voor de aanwezigheid van zijn het DNA op de hulzen en het bloed van het slachtoffer op zijn schoen ongeloofwaardig en niet logisch. De rechtbank merkt allereerst op dat verdachte pas ruim één jaar na het schietincident, op een moment dat hij bekend is met het gehele strafprocesdossier en alle belastende bewijsmiddelen, met zijn lezing van de gebeurtenissen is gekomen. Zijn verklaring wordt ook niet ondersteund door stukken in het dossier.
Daarnaar gevraagd kan verdachte weinig details vertellen over het ompakken van de munitie. Verder merkt de rechtbank op dat de theorie van verdachte over zijn DNA op de munitie zou betekenen dat het slachtoffer door zijn eigen klant met de door het slachtoffer aan deze klant verkochte kogels is doodgeschoten, terwijl verdachte heeft verklaard dat het slachtoffer hem heeft verteld dat hij een afspraak had met een onbekende man die hij nog nooit eerder had gezien en niet met een persoon met wie hij al eerder zaken had gedaan.
Ook ten aanzien van het bloedspoor op de schoenen geldt dat verdachte eerst op zitting heeft verteld hoe het bloed van het slachtoffer volgens hem op zijn schoen terecht is gekomen, terwijl hij daar eerder geen enkele verklaring over heeft willen afleggen. Dit is opmerkelijk nu verdachte daar uitdrukkelijk naar is gevraagd voorafgaand aan het insturen van de aanvraag voor het NFI-bloedsporenonderzoek, dit teneinde de waarschijnlijkheid van een eventueel door verdachte te presenteren alternatief scenario door het NFI te kunnen laten onderzoeken. Verdachte heeft die alternatieve verklaring niet gegeven met als gevolg dat het NFI de waarschijnlijkheid van zijn alternatief scenario niet heeft kunnen onderzoeken. Dit doet volledig afbreuk aan de geloofwaardigheid van de door verdachte gegeven alternatieve verklaring voor de op zijn schoenen aangetroffen, van het slachtoffer afkomstige bloedsporen.
Uit het verrichte bloedspooronderzoek blijkt dat het bloedspoor past in het scenario dat verdachte de schutter was.
Uit het dossier blijkt dat verdachte op 8 september 2018 een afspraak had met het slachtoffer [voornaam slachtoffer] [naam slachtoffer] en dat hij die dag meerdere malen telefonisch contact had met het slachtoffer.
Op de camerabeelden ter plaatse is omstreeks het tijdstip dat de schoten worden gehoord een man waargenomen die eerst (op de heenweg) rustig loopt en later (op de terugweg) rent. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij degene is op de beelden.
De getuigen ter plaatse benoemen een man met een tas te hebben zien lopen. Ze geven een signalement van de man. Verdachte past in de beschrijving van de man met een tas. De man die de getuigen hebben gezien loopt moeilijk/mank, terwijl verdachte meermaals aan zijn knie is geopereerd en volgens zijn verklaring bij de politie daardoor ook chronisch last heeft van zijn knie. Op camerabeelden van de aankomst van verdachte bij het politiebureau is ook te zien dat verdachte een afwijkende loop heeft.
Verdachte geeft voor zijn aanwezigheid op de [straatnaam] op 8 september 2018 omstreeks 20.00 uur een alternatieve verklaring. Hij verklaart daar ter terechtzitting over dat hij die dag een zakelijke afspraak had met het slachtoffer. Hij reisde daarvoor van [plaatsnaam] naar [plaatsnaam] en wilde daarna terug gaan naar zijn [relatie] en dochter in [plaatsnaam] . Het slachtoffer had met een klant afgesproken in de [straatnaam] te [plaatsnaam] . Het slachtoffer wilde hem over die afspraak raadplegen. Verdachte is met het slachtoffer in de auto naar de [straatnaam] toe gereden. Het duurde erg lang voor die afspraak kwam en verdachte is daarom teruggegaan naar zijn woning gegaan om alvast zijn spullen op te halen, zodat het slachtoffer hem daarna zou kunnen afzetten op het station. Hij wilde namelijk met de trein terug naar [plaatsnaam] gaan. Hij stelt daarbij een omweg te hebben genomen als gevolg waarvan hij toen niet is waargenomen door de camera in de [straatnaam 2] Hij is door de brandgang teruggegaan vanaf zijn woning naar de [straatnaam] . Toen verdachte in de brandgang stond hoorde hij een ruzie. Omdat hij zich buiten de zaken van het slachtoffer wilde houden, besloot hij dan maar zelf naar de bushalte te lopen en is in de brandgang omgedraaid. Vervolgens hoorde hij harde knallen. Hij is niet terug gegaan naar de auto maar heeft zijn weg vervolgd.
De rechtbank acht deze verklaring niet alleen erg gekunsteld, maar ook ongeloofwaardig. De rechtbank is van oordeel dat verdachte aan de hand van het bij hem bekende procesdossier een alternatieve verklaring heeft verzonnen die past binnen alle belastende bewijsmiddelen tegen hem.
De alternatieve verklaring van verdachte van zijn aanwezigheid op en nabij de plaats delict steunt op zijn stelling dat hij per trein terug wilde reizen naar [plaatsnaam] . Een omslachtige en - gezien zijn persoonlijke omstandigheden op dat moment - onlogische manier van reizen, terwijl verdachte in werkelijkheid niet met de trein maar met de auto is teruggegaan naar [plaatsnaam] .
Verdachte heeft ook verklaard dat hij
op[straatnaam] stilstond om op zijn gsm naar de openbaar vervoertijden te kijken en dat hij vervolgens linksaf [straatnaam] insloeg. Op de camerabeelden is echter te zien dat verdachte de hele tijd rennend [straatnaam] oversteekt.
Wanneer verdachte wordt geconfronteerd met de verklaringen van getuige [naam getuige 1] en getuige [naam getuige 1] die verklaren dat de man rechtdoor [straatnaam] is overgestoken de brandgang in, zegt hij dat het niet mogelijk is dat ze hem hebben gezien. Dat zou een andere man moeten zijn. De getuigen hebben echter maar over een man verklaard en ook verdachte zelf heeft niet een tweede man gezien in de brandgang.
Ook overigens vindt zijn verklaring over zijn aanwezigheid op de plaats delict geen steun in het dossier.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1. op 8 september 2018 te Eindhoven [naam slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd,
door met een vuurwapen vijf kogels in/door het hoofd van die [naam slachtoffer] te schieten;

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie eist voor doodslag een gevangenisstraf van 13 jaar, met aftrek van voorarrest.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft gelet op de ontkenning van verdachte geen strafmaatverweer gevoerd.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft [voornaam slachtoffer] [naam slachtoffer] om het leven gebracht. Verdachte heeft in koele bloede, op de openbare weg, midden in een woonwijk, het slachtoffer door het hoofd geschoten. Hij stond dicht bij de auto van het slachtoffer, die achter het stuur zat. Het slachtoffer kon geen kant op en had derhalve geen schijn van kans. Dit vuurwapengeweld vond plaats op klaarlichte dag terwijl er veel mensen op straat waren. Er was dan ook een risico dat omstanders zouden zijn geraakt door de rondvliegende kogels. Bovendien waren er zeer jonge kinderen getuige van dit schietincident. Het feit heeft een enorme en mogelijk ook traumatiserende impact gehad op de getuigen en de omwonenden. De moeder van getuige [naam getuige 2] heeft bij de politie verklaard dat haar zoon, die destijds veertien jaar oud was, in paniek thuis kwam en zeer emotioneel was.
Verdachte heeft [voornaam slachtoffer] [naam slachtoffer] zijn belangrijkste bezit, zijn leven, ontnomen en de nabestaanden een onherstelbaar leed aangedaan.
Het slachtoffer was pas [leeftijd slachtoffer] . Het is voor zijn [relatie] , zijn familie en met name zijn op leeftijd zijnde ouders enorm zwaar om met dit verlies om te gaan.
Dit blijk ook uit de namens de nabestaanden ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring. Doordat verdachte heeft ontkend is er geen inzicht verkregen in het motief van deze daad. De nabestaanden zullen met deze onzekerheid om moeten leren gaan.
Een delict als het onderhavige treft niet alleen het slachtoffer, de nabestaanden en de directe getuigen, maar veroorzaakt ook veel maatschappelijke onrust en leidt tot toename van gevoelens van angst en onveiligheid onder burgers. Een feit als het onderhavige wordt gezien als een liquidatie en leidt tot een toenemend gevoel van onveiligheid in de betreffende woonwijk en de samenleving in zijn geheel.
Het zeer gewelddadig karakter van het door verdachte gepleegde strafbare feit laat zien dat verdachte er niet voor terugschrikt zwaar geweld tegen andere mensen te gebruiken. Verdachte heeft zich bij zijn strafbaar handelen totaal niet bekommerd om de gevolgen.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 15 jaar, met aftrek van voorarrest.
De rechtbank zal een zwaardere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, omdat de rechtbank van oordeel is dat de gevorderde straf de ernst van het bewezen verklaarde onvoldoende tot uitdrukking brengt. Bij het bepalen van de straf staan uiteraard de gevolgen voor het slachtoffer, de nabestaanden en andere direct betrokkenen voorop. Voor het doden van een man past niet anders dan een jarenlange gevangenisstraf. De rechtbank wil met het opleggen van deze maximale gevangenisstraf tot uitdrukking brengen dat het ogenschijnlijk gemak waarmee op klaarlichte dag, op straat, in een drukke dichtbevolkte buurt, waar kinderen buiten spelen iemand wordt doodgeschoten met alle risico’s van dien voor onschuldige burgers, zelfs spelende kinderen, volstrekt onaanvaardbaar is.

De vordering van de benadeelde partij ouders overledene.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht van de vordering tot schadevergoeding de begrafeniskosten en de kosten van juridische bijstand voor toewijzing vatbaar, met oplegging van de schademaatregel voor de kosten van de begrafenis. Voor het overige dient de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman is primair van mening dat de vordering niet ontvankelijk dient te worden verklaard vanwege de verzochte vrijspraak.
Subsidiair voert de raadsman aan, ten aanzien van:
-de schade aan de auto dient de vordering niet ontvankelijk te worden verklaard;
-de kosten voor de begrafenis refereert de raadsman zich;
-de shockschade dient de vordering eveneens niet ontvankelijk te worden verklaard;
-de kosten rechtsbijstand kunnen deels worden toegewezen conform het liquidatietarief.
Beoordeling.De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, het volgende onderdeel van de vordering, te weten als materiële schadevergoeding de post kosten uitvaart: 3.820,97 euro, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van indiening van de vordering te weten 30 september 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte voorts veroordelen in de kosten terzake van kosten rechtsbijstand tot een bedrag van 968 euro.
De rechtbank overweegt omtrent de gevorderde immateriële schade als volgt. Het slachtoffer werd op 8 september 2018 door verdachte om het leven gebracht. Volgens het op dat moment geldend recht hebben nabestaanden geen recht op smartengeld wegens het verdriet dat het overlijden van een naaste bij henzelf heeft veroorzaakt (affectieschade). Volgens vaste jurisprudentie kunnen nabestaanden onder een aantal voorwaarden aanspraak maken op immateriële schadevergoeding wegens shockschade. Onder ‘shockschade’ valt niet het verdriet van de ouder om het verlies van het kind, ongeacht hoe invoelbaar en zwaar dit ook voor die ouder moge zijn en ongeacht hoe groot de geestelijke gevolgen van het verlies voor die ouder zijn. Bij shockschade gaat het om geestelijk letsel dat men oploopt door een schokkende gebeurtenis, waarbij de shock dermate ernstig is, dat deze leidt tot een aantasting van de gezondheid, hetgeen in het algemeen slechts het geval zal zijn indien sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Dit ziektebeeld moet een gevolg zijn van een hevige emotionele schok door het waarnemen van het misdrijf of door een directe confrontatie met de ernstige gevolgen ervan. De rechtbank is van oordeel dat de door de benadeelde partij benoemde schade geen shockschade oplevert als bedoeld in de jurisprudentie. Op grond van de thans voorhanden zijnde stukken is niet aannemelijk geworden dat de door de benadeelde partij ondervonden psychische schade het gevolg is van een directe confrontatie met het delict of door een directe confrontatie met de gevolgen ervan.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de benadeelde partij niet kan worden ontvangen in de vordering ter zake van immateriële schade. Nader onderzoek hiernaar zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan haar vordering ter zake van immateriële schade slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag voor de post kosten uitvaart tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan de nabestaanden van het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum indiening van de vordering tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 36f en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:

doodslag.De rechtbank verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straf en maatregel:

gevangenisstrafvoor de duur van
15 jaar, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht;

Maatregel van schadevergoeding van € 3.820,97, subsidiair 48 dagen hechtenis:

legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van de ouders van de overledene: [voornaam] [naam slachtoffer] en [voornaam moeder] [naam slachtoffer] van een bedrag van € 3.820,97 (zegge: drieduizend achthonderd en twintig euro en zeven-en-negentig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 48 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit materiële schadevergoeding (post kosten uitvaart: 3.820,97 euro).
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van indienen vordering, 30 september 2019, tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij de ouders van de overledene: [voornaam] [naam slachtoffer] en [voornaam moeder] [naam slachtoffer] , van een bedrag van
€ 3.820,97(zegge: drieduizend-achthonderd-twintig euro en zeven-en-negentig eurocent), te weten materiële schadevergoeding (post: kosten uitvaart).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van indiening vordering te weten 30 september 2019, tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op
€ 968,-;
veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten;
bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M. Kooijmans-de Kort, voorzitter,
mr. H.M. Hettinga en mr. J.J.A. Donkersloot, leden,
in tegenwoordigheid van mr. A.H.C. Persoons, griffier,
en is uitgesproken op 16 oktober 2019.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie eenheid Oost Brabant, team grootschalige opsporing, onderzoek [naam onderzoeksteam] .
2.Een proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de situatie ter plaatse, opgenomen op pagina 1-55, 56 en 57 van het algemeen dossier.
3.Een geschrift zijnde het voorlopig sectierapport d.d. 10 september 2018, opgenomen als bijlage A08 in het forensisch dossier.
4.Een proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het verhoor van getuige [naam] [naam getuige 2] , opgenomen op pagina 31-278, 279 en 280 van het zaaksdossier, deel 1.
5.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [naam getuige 1] , opgenomen op pagina 31-263 van het zaaksdossier, deel 1.
6.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [naam getuige 1] , opgenomen op pagina 31-269 en 270 van het zaaksdossier, deel 1.
7.Een proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de camerabeelden [straatnaam 2] te [plaatsnaam] , opgenomen op pagina 31-181 en 182 van het zaaksdossier, deel 1.
8.Een proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de camerabeelden van aankomst verdachte op het politiebureau te [plaatsnaam] , opgenomen op pagina 31-767 van het zaaksdossier, deel 2.
9.Een proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot gesprek met verdachte, opgenomen op pagina 31-762 van het zaaksdossier, deel 2.
10.Een proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot historische gegeven van telefoon van verdachte, opgenomen op pagina 31-944, 945, 946, 947 van het zaaksdossier, deel 2.
11.Een proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de telefoon van het slachtoffer, opgenomen op pagina 31-912, 913 van het zaaksdossier, deel 2.
12.Een proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot historische gegeven van telefoon van het slachtofer, opgenomen op pagina 31-926, 928 van het zaaksdossier, deel 2.
13.Een proces-verbaal van verhoor getuige [namen getuigen 1] , [relatie] van slachtoffer, d.d. 9 september 2018, opgenomen op pagina 31-349, 351, 353, 354, 355 van het zaaksdossier, deel 1.
14.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [namen getuigen 1] , [relatie] van het slachtoffer, opgenomen op pagina 31-360, 361 van het zaaksdossier, deel 1.
15.Een proces-verbaal van verhoor [naam vriendin slachtoffer] , [relatie] van verdachte, opgenomen op pagina 31-513, 514, 515 van het zaaksdossier, deel 1.
16.Een geschrift zijnde een rapport van het NFI met betrekking tot de aangetroffen hulzen op het plaats delict, p. 7 van bijlage B.02, van het forensisch dossier.
17.Een geschrift zijnde een rapport van het TMFI met betrekking tot DNA-onderzoek aan de aangetroffen hulzen op het plaats delict, bijlage B.04 van het forensisch dossier.
18.Een proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot verkeerscontrole en veiligstellen van mondstuk van blaastest van verdachte, p.31-782 van zaaksdossier deel 2.
19.Een geschrift zijnde een rapport van het TMFI met betrekking tot DNA-onderzoek aan de aangetroffen hulzen op het plaats delict, bijlage B.04 van het forensisch dossier.
20.Een proces-verbaal betreffende toestemming verdachte DNA-onderzoek, bijlage B.07 van het forensisch dossier.
21.Een geschrift zijnde een rapport van het TMFI met betrekking tot DNA-onderzoek verdachte, bijlage B.07 van het forensisch dossier.
22.Een proces-verbaal sporenonderzoek, bijlage A.16 van het forensisch dossier.
23.Een geschrift zijnde een rapport van het NFI met betrekking tot DNA-onderzoek aan de onder verdachte in beslag genomen schoenen, opgenomen op p. 31-1214 van het zaaksdossier deel 3.
24.Een geschrift zijnde een rapport van het NFI met betrekking tot het bloedspooronderzoek aan de onder verdachte in beslag genomen schoenen, p. 18 van het rapport.
25.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 2 oktober 2019.