In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 14 juni 2019 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van de voornaam van een minderjarige. Verzoekster, de moeder van de minderjarige, heeft het verzoek ingediend omdat haar kind gepest wordt met de huidige voornaam. De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift dat op 5 februari 2019 is ingediend en de zaak is behandeld op de zitting van 24 mei 2019, waarbij de vader niet is verschenen.
Verzoekster stelt dat de naam van haar kind verkeerd is gespeld bij de geboorteaangifte en dat zij contact heeft opgenomen met de gemeente om dit te corrigeren, maar zonder succes. De rechtbank overweegt dat op basis van artikel 1:4 lid 4 van het Burgerlijk Wetboek een wijziging van de voornaam kan worden gelast op verzoek van de betrokken persoon of zijn wettelijk vertegenwoordiger, mits er een voldoende zwaarwichtig belang bestaat.
De rechtbank concludeert dat het gepest worden met een naam in beginsel een zwaarwichtig belang kan zijn, maar in dit geval is de rechtbank van oordeel dat de voorgestelde wijziging door enkel toevoeging van de letter 'e' niet leidt tot de gewenste oplossing. De rechtbank is er onvoldoende van overtuigd dat de wijziging van de voornaam daadwerkelijk het probleem van de pesterijen zal verhelpen. Daarom wijst de rechtbank het verzoek tot voornaamswijziging af.