Uitspraak
[de minderjarige] geboren in [plaats] op [datum]
[moeder] ,
[vader] ,
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT, statutair gevestigd te Eindhoven, vestiging [plaats] .
Rechtbank Oost-Brabant
In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 3 oktober 2019 uitspraak gedaan in een verzoek van een minderjarige, die zelf wilde bepalen wanneer zij contact heeft met haar moeder. De minderjarige, die elf jaar oud is, heeft een brief geschreven aan de rechter waarin zij haar wensen kenbaar maakte. De rechtbank heeft de minderjarige in een eerder stadium gehoord en ook gesprekken gevoerd met haar ouders, de gezinsvoogd en een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming. De minderjarige woont bij haar vader en heeft een zorgregeling waarbij zij om de twee weken van woensdag tot zondag bij haar moeder verblijft.
De rechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de minderjarige in staat is om de gevolgen van haar verzoek te overzien. De minderjarige heeft aangegeven dat zij het moeilijk vindt om met haar moeder om te gaan, vooral als zij alleen zijn. De rechter heeft echter geconcludeerd dat er nog passende hulpverlening nodig is om de relatie tussen de minderjarige en haar moeder te verbeteren. De rechter heeft benadrukt dat het belangrijk is dat er gewerkt wordt aan de verbetering van de situatie, en dat de gezinsvoogd moet zorgen voor de juiste hulp.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek van de minderjarige afgewezen, omdat het in het belang van de minderjarige is dat er gewerkt wordt aan een betere relatie met haar moeder. De rechter heeft de zorgregeling niet gewijzigd en heeft de beslissing onderbouwd met de noodzaak van verdere hulpverlening. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. M. Lammers, rechter en kinderrechter, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.