In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 27 september 2019 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van twee ouders die de registratie van hun twee zonen, die na een zwangerschap van 22 weken levend zijn geboren en op dezelfde dag zijn overleden, in de registers van de burgerlijke stand wilden laten vastleggen. De ouders, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.C.J. Fleur, hebben verzocht om de ambtenaar van de burgerlijke stand te gelasten geboorte- en overlijdensaktes op te maken voor hun kinderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ambtenaar van de burgerlijke stand, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet is verschenen ter zitting op 30 augustus 2019. De rechtbank heeft de relevante wetgeving, met name artikel 1:24 van het Burgerlijk Wetboek, in overweging genomen en geconcludeerd dat het verzoek van de ouders volstrekt begrijpelijk is. De rechtbank heeft geoordeeld dat de kinderen, die levend zijn geboren, recht hebben op registratie in de registers van de burgerlijke stand. De rechtbank heeft het verzoek toegewezen en gelast dat de geboorte- en overlijdensaktes worden opgemaakt, waarbij de details van de kinderen en hun ouders in de akten worden opgenomen. Deze beschikking is openbaar uitgesproken en kan door de verzoekers en andere belanghebbenden worden aangevochten binnen drie maanden na de uitspraak.