Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
Zaaknummer: 7633516 \ CV EXPL 19-2074
Vonnis van 19 september 2019
[eiseres] ,
De procedure
De feiten
artikel 3Werknemer en werkgever zijn bevoegd de arbeidsovereenkomst schriftelijk op te zeggen met inachtneming van de wettelijke opzegtermijnen. De arbeidsovereenkomst kan slechts tegen het begin van de eerste werkdag van de volgende maand worden opgezegd.
Artikel 11
De vordering en het verweer
De beoordeling
[naam VOF]heeft ter gelegenheid van die overgang geen nieuwe schriftelijke arbeidsovereenkomst aan [eiseres] aangeboden. Ook heeft [naam VOF] geen afspraken gemaakt met [eiseres] over de essentialia van de arbeidsovereenkomst (salaris, functie en duur van de overeenkomst) toen [eiseres] in [vestigingsplaats] begon. Dat levert dus geen aanknopingspunten op om de inhoud van de arbeidsovereenkomst uit af te leiden.
Werkgeverschapis overwogen, volgt echter dat de kantonrechter van oordeel is dat dit niet het geval is. In de eerste plaats lag het werkgeversgezag naar het oordeel van de kantonrechter bij [naam VOF] . Bovendien geldt dat, zou er wel sprake zijn geweest van een uitzendovereenkomst, het op de weg van de uitzendorganisatie had gelegen om zich moeite te getroosten om [eiseres] bij een ander bedrijf te werk te stellen toen [naam VOF] niet meer van haar diensten gebruik wilde maken. Dat is immers de bedoeling van een uitzendovereenkomst en vast staat dat dit niet is gebeurd. Nu de kantonrechter heeft geconcludeerd dat er sprake is van een directe arbeidsverhouding tussen [eiseres] en [naam VOF] (nu SSN BV) hebben de bedingen in artikel 2 lid 2 en 3 van de door [eiseres] laatstelijk getekende overeenkomst (inhoudende dat de overeenkomst tussentijds opzegbaar is per de eerstvolgende werkdag met inachtneming van de opzegtermijnen en dat de loondoorbetalingsverplichting is uitgesloten) geen werking.
De beslissing
- € 6.068,70 bruto aan achterstallig loon;
- € 2.482,65 bruto aan wettelijke verhoging over het salaris tot en met januari 2019;
- de wettelijke verhoging over het salaris van februari en maart 2019;
- de vakantietoeslag van € 485,50 bruto, vermeerderd met de wettelijke verhoging daarover;
- de wettelijke rente over de hiervoor genoemde bedragen vanaf 14 maart 2019 tot de dag der voldoening;
- € 1.000,48 inclusief BTW aan buitengerechtelijke incassokosten;