ECLI:NL:RBOBR:2019:5374

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
19 september 2019
Publicatiedatum
20 september 2019
Zaaknummer
7633516
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake loonvordering en overgang van onderneming in arbeidsrelatie

In deze zaak vorderde eiseres, een voormalige werknemer, dat de kantonrechter zou verklaren dat er sprake was van een overgang van onderneming, waardoor haar arbeidsovereenkomst met de failliete Schettering BV zou zijn overgegaan naar Salon Service Nederland B.V. (SSN BV). Eiseres was in dienst getreden bij Schettering BV en had haar werkzaamheden later voortgezet bij een vennootschap onder firma, die uiteindelijk omgevormd werd tot SSN BV. De kantonrechter oordeelde dat er geen sprake was van een overgang van onderneming, omdat de kapsalon waar eiseres werkte nooit eigendom was geweest van Schettering BV. De kantonrechter concludeerde dat eiseres vanaf 5 maart 2018 in dienst was van SSN BV, maar dat haar arbeidsovereenkomst niet formeel was beëindigd. Eiseres had recht op loondoorbetaling tot het einde van haar arbeidsovereenkomst, ondanks dat zij geen werkzaamheden meer verrichtte na 3 oktober 2018. De vordering tot betaling van achterstallig loon, wettelijke verhogingen en vakantietoeslag werd grotendeels toegewezen. SSN BV werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch

Zaaknummer: 7633516 \ CV EXPL 19-2074

Vonnis van 19 september 2019

in de zaak van:

[eiseres] ,

wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. J. Marges.
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Salon Service Nederland B.V.,
gevestigd te Boxmeer,
gedaagde
gemachtigde: mr. M.G. Spijker.
Partijen worden hierna genoemd “ [eiseres] ” en “SSN BV”.

De procedure

1.1
Deze blijkt uit:
- het tussenvonnis van 9 mei 2019 en de daarin genoemde processtukken;
- de aantekeningen van de griffier van de comparitie van partijen van 16 juli 2019.
1.2
Vonnis is, na aanhouding om administratieve redenen, bepaald op vandaag.

De feiten

2.1
[eiseres] , geboren op [geboortedatum] , is per 1 juli 2017 als Haarstylist/allround medewerker in dienst getreden bij Schettering Exploitatie B.V. (hierna: Schettering BV) op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van zeven maanden. Deze arbeidsovereenkomst is vervolgens stilzwijgend verlengd. [eiseres] verrichtte haar werkzaamheden tot eind februari 2018 in het filiaal van Schettering BV te Gemert.
2.2
In de arbeidsovereenkomst tussen [eiseres] en Schettering BV is -voor zover relevant- het volgende opgenomen.

artikel 3Werknemer en werkgever zijn bevoegd de arbeidsovereenkomst schriftelijk op te zeggen met inachtneming van de wettelijke opzegtermijnen. De arbeidsovereenkomst kan slechts tegen het begin van de eerste werkdag van de volgende maand worden opgezegd.
(…)

Artikel 11

De werknemer zal de volgende werkzaamheden verrichten:
Alle voorkomende werkzaamheden als kapster. En alle daarbij behorende administratieve werkzaamheden. Tevens alle voorkomende werkzaamheden, ook van andere ondernemingen van de eigenaar. Mogelijkheid bestaat ook om in een andere vestiging van werkgever werkzaam te zijn.
(…)”
2.3
De heer [naam eigenaar] (hierna te noemen: [naam eigenaar] ) was ten tijde van het sluiten van boven aangehaalde arbeidsovereenkomst één van de eigenaren van Schettering BV. Hij heeft [eiseres] eind februari 2018 verzocht om werkzaamheden te gaan verrichten in een kapsalon in [vestigingsplaats] .
2.4
Begin februari 2018 had [naam eigenaar] , samen met zijn partner en mede-eigenaar van Schettering BV, mevrouw [naam mede-eigenaar] (hierna te noemen: [naam mede-eigenaar] ), de kapsalon in [vestigingsplaats] overgenomen en ingebracht in een vennootschap onder firma met de naam [naam VOF] (hierna te noemen: [naam VOF] ). [naam VOF] is de kapsalon in [vestigingsplaats] gaan exploiteren onder de naam [handelsnaam] . [naam VOF] is begin 2019 van rechtsvorm veranderd en heeft haar activiteiten voortgezet onder de naam Salon Service Nederland BV. [naam eigenaar] is één van de eigenaren van SSN BV.
2.5
Schettering BV heeft [eiseres] in de periode van eind februari 2018 tot en met 4 maart 2018 aan [naam VOF] uitgeleend om proef te draaien in de kapsalon in [vestigingsplaats] . Schettering BV heeft [naam VOF] voor deze uitleen een factuur gezonden. Vanaf 5 maart 2018 is [eiseres] in de kapsalon te [vestigingsplaats] te werk gesteld op basis van een met
P-services solutions B.V. (hierna te noemen: P-services) gesloten arbeidsovereenkomst
Fase A.
2.6
In de “opdrachtbevestiging werknemer”, die aan deze arbeidsovereenkomst Fase A ten grondslag ligt, is - voor zover relevant – het volgende vermeld:
“4. U gaat werken bij
Opdrachtgever/inlener: Modehuis de Schettering
Contactpersoon: Mevr. [naam mede-eigenaar]
(…)
E-mail: [e-mailadres]
(…)”
2.7
In de arbeidsovereenkomst Fase A is - voor zover relevant – het volgende vermeld:
“artikel 1 – arbeidsovereenkomst
Deze arbeidsovereenkomst is een uitzendovereenkomst in de zin van artikel 7:690 BW. Werknemer zal ter beschikking gesteld worden aan de op “Opdrachtbevestiging werknemer” genoemde opdrachtgever/inlener, om onder leiding en toezicht van die opdracht-gever werkzaamheden te verrichten.
Artikel 2- rechtspositie
1. Werknemer is werkzaam in fase A voor bepaalde tijd. In deze arbeidsovereenkomst is het uitzendbeding niet van toepassing.
2. Deze arbeidsovereenkomst wordt aangegaan onder de volgende voorwaarden:
Uren per week: 22,5
Begindatum: 05-03-2018
Einddatum: 04-03-2019
Derhalve van rechtswege zonder dat daartoe opzegging nodig is eindigende. Deze overeenkomst is tussentijds opzegbaar per eerstvolgende werkdag met inachtneming van de opzegtermijnen.
3. Gedurende de looptijd van fase A is de loondoorbetalingsverplichting uitgesloten, tenzij schriftelijk anders overeengekomen. Werkgever is daarmee aan werknemer alleen loon verschuldigd als er daadwerkelijk arbeid is verricht.”
2.8
Schettering BV is op 7 maart 2018 verkocht. Op 3 april 2018 is Schettering BV failliet verklaard. De curator van Schettering BV heeft de arbeidsovereenkomst tussen Schettering BV en [eiseres] kort na de faillissementsdatum opgezegd.
2.9
Op 3 oktober 2018 heeft [naam VOF] [eiseres] per e-mail laten weten dat zij niet meer voor werkzaamheden zou worden opgeroepen. Op 8 oktober 2018 heeft [eiseres] via FNV Mooi op deze e-mail gereageerd.
2.1
Bij brief van 2 november 2018 heeft P-services [eiseres] – voor zover relevant – het volgende meegedeeld:
“Hierbij informeren wij u dat de inleenovereenkomst tussen uw opdrachtgever en P-services solutions B.V. is opgezegd. Wij zullen per 4 maart 2019 uw arbeidsovereenkomst beëindigen.
Wij hebben op dit moment geen vervangend werk voor u. Daarom beroepen wij ons op de uitsluiting van de loondoorbetalingsverplichting bij geen werk. Dit betekent dat u vanaf 3 oktober 2018 geen loon meer van ons ontvangt. (…)”

De vordering en het verweer

3.1
[eiseres] vordert dat de kantonrechter, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
a. voor recht verklaart dat sprake is van overgang van onderneming en dat [eiseres] van rechtswege in dienst is gekomen van [naam VOF] (handelsnaam [handelsnaam] );
b. SSN BV veroordeelt tot betaling van € 7.353,32 bruto ter zake van loon;
c. SSN BV veroordeelt tot betaling van de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW over de periode 3 oktober 2018 tot en met januari 2019 ad € 2.545,38 bruto;
d. SSN BV veroordeelt tot betaling van de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW over het loon februari en maart 2019 voor zover dit te laat zal worden betaald;
e. SSN BV veroordeelt tot betaling van € 588,26 bruto ter zake van vakantietoeslag, in geval van te late betaling te vermeerderen met de wettelijke verhoging conform het bepaalde in artikel 7:625 BW;
f. SSN BV veroordeelt tot betaling van de wettelijke rente over de sub b t/m e gevorderde bedragen, te rekenen vanaf de dag der verschuldigdheid tot aan de dag der algehele voldoening;
g. SSN BV veroordeelt tot betaling van € 875,- ter zake van vergoeding voor buitengerechtelijke kosten te vermeerderen met btw;
een en ander onder veroordeling van SSN BV in de proceskosten.
3.2
[eiseres] legt hieraan, kort samengevat, het volgende ten grondslag.
[eiseres] is op 1 juli 2017 bij Schettering BV in dienst getreden. [naam eigenaar] heeft haar eind februari 2018 overgeplaatst naar het filiaal in [vestigingsplaats] . Hij heeft daarbij gezegd dat [eiseres] een nieuw contract moest gaan tekenen bij P-services omdat hij met een payrollbedrijf wilde gaan werken. [eiseres] heeft dit gedaan in de veronderstelling dat P-services louter de salarisbetalingen en de personeelsadministratie zou verzorgen. In de werkzaamheden van [eiseres] zijn geen veranderingen opgetreden. [naam eigenaar] was haar aanspreekpunt in de kapsalon en [naam VOF] heeft tegen [eiseres] gezegd dat ze haar werkzaamheden diende te staken per 3 oktober 2018. P-services heeft zich niet ingespannen ander werk voor [eiseres] te vinden.
De arbeidsovereenkomst die zij met Schettering BV had, is op [naam VOF] overgegaan als gevolg van overgang van onderneming. Het dienstverband is nimmer formeel geëindigd. [eiseres] heeft zich steeds beschikbaar gehouden voor haar werk bij [naam VOF] en SSN BV. [eiseres] heeft dus recht op loondoorbetaling tot einde van haar arbeidsovereenkomst (1 april 2019).
De enige collega van [eiseres] in [vestigingsplaats] is omstreeks oktober 2018 gevraagd om weer rechtstreeks voor [naam VOF] te komen werken. [eiseres] is van mening dat [naam VOF] haar hetzelfde had behoren te behandelen als die collega.
3.3
SSN BV heeft als verweer, kort samengevat, het volgende naar voren gebracht.
De kapsalon in Gemert, waar [eiseres] aanvankelijk werkte, was eigendom van Schettering BV. De kapsalon in [vestigingsplaats] was eigendom van [naam VOF] , nu SSN BV. De kapsalon in [vestigingsplaats] heeft geen onderdeel uitgemaakt van de verkoop van Schettering BV. [eiseres] heeft de mogelijkheid gekregen om voor een nieuwe rechtspersoon, op een andere locatie in een nieuwe functie te komen werken. [eiseres] is tot en met 4 maart 2018 in dienst gebleven van Schettering BV en heeft daarna een nieuwe arbeidsovereenkomst gesloten met P-services. Zowel de functie-inhoud, als de uren en het salaris van [eiseres] zijn gewijzigd in laatstgenoemde arbeidsovereenkomst. Er is sprake van een zuivere en correct uitgevoerde payrollovereenkomst. Van enig werkgeversgezag van [naam VOF] , nu SSN BV, op [eiseres] is geen sprake geweest.

De beoordeling

Overgang van onderneming
4.1
[eiseres] heeft haar vorderingen primair gestoeld op de stelling dat er sprake is van overgang van onderneming, als gevolg waarvan de arbeidsovereenkomst die zij had gesloten met Schettering BV is overgegaan op (nu) SSN BV.
4.2
De kantonrechter is van oordeel dat er van overgang van onderneming geen sprake is. Ter zitting heeft [naam eigenaar] nader toegelicht dat Schettering BV nooit eigenaar is geweest van de kapsalon in [vestigingsplaats] , waar [eiseres] sinds eind februari 2018 haar werkzaamheden is gaan verrichten. Ter comparitie heeft [eiseres] niet langer betwist dat de kapsalon in Gemert werd geëxploiteerd door een andere rechtspersoon dan de kapsalon in [vestigingsplaats] . Verder staat vast dat er tussen deze rechtspersonen geen sprake is geweest van een verkoop van bedrijfsonderdelen of van een fusie of splitsing. De kantonrechter concludeert op basis van het voorgaande dat er van enige overgang van onderneming(sactiviteiten) van Schettering BV naar (nu) SSN BV geen sprake is geweest.
[eiseres] heeft dus geen aanspraak op loondoorbetaling op die grond en de gevorderde verklaring voor recht zal worden afgewezen.
Werkgeverschap
4.3
Ter zitting heeft [eiseres] aangevoerd dat, als er geen sprake is van overgang van onderneming, SSN BV heeft te gelden als werkgever van [eiseres] . Het dienstverband met SSN BV is nimmer formeel geëindigd, waardoor zij gehouden is tot loondoorbetaling.
4.4
SSN BV heeft betwist dat zij heeft te gelden als werkgever van [eiseres] .
4.5
De kantonrechter stelt vast dat [eiseres] op 5 maart 2018 een arbeidsovereenkomst heeft gesloten met P-services, waarin P-services is vermeld als werkgever. De primair te beantwoorden vraag is of het voor [eiseres] ondubbelzinnig duidelijk is geweest dat ze bij een payrollbedrijf in dienst is getreden. [eiseres] heeft gesteld dat dit niet het geval is. Zij verkeerde in de veronderstelling dat P-services slechts de salaris- en personeelsadministratie voor [naam VOF] verzorgde. Van enig werkgeversgezag door P-services bleek haar niets. Toen [naam VOF] haar liet weten dat zij [eiseres] niet meer op zou roepen voor het verrichten van werkzaamheden, heeft P-services geen enkele inspanning verricht om [eiseres] elders te werk te stellen.
4.6
SSN BV heeft hier tegenover gesteld dat [eiseres] een arbeidsovereenkomst heeft gesloten met P-services en dat in die overeenkomst P-services als werkgever vermeld is. Daarbij komt dat de heer [naam werknemer P-services] van P-services in een persoonlijk gesprek de inhoud van de overeenkomst aan [eiseres] heeft toegelicht. Ook is [eiseres] door
P-services aangesteld in een andere functie (Hairstylist III), zijn haar uren gewijzigd en is haar salaris aangepast. P-services heeft dan ook te gelden als werkgever en niet SSN BV.
4.7
De kantonrechter stelt vast dat [eiseres] door [naam eigenaar] is verzocht om te komen werken voor de kapsalon in [vestigingsplaats] . Ook staat vast dat [naam eigenaar] , die zowel eigenaar was van Schettering BV als vennoot van [naam VOF] , op de hoogte was van de kapperskwaliteiten van [eiseres] . Ter zitting heeft [naam eigenaar] toegelicht dat hij
[eiseres] had verzocht om in [vestigingsplaats] te komen werken omdat hij daar een kartrekker nodig had en [eiseres] een ervaren kapster is. Uit de gedingstukken en het verhandelde ter zitting volgt niet, althans in onvoldoende mate, dat [naam eigenaar] bij zijn verzoek ondubbelzinnig duidelijk heeft gemaakt dat dit gepaard zou gaan met een werkgeverswisseling en dat [eiseres] uitzendkracht zou worden. Het geven van een dergelijke ondubbelzinnige duidelijkheid was in dit geval des te meer geboden nu in de arbeidsovereenkomst tussen [eiseres] en Schettering BV was opgenomen dat
[eiseres] op grond van die arbeidsovereenkomst ook bij andere ondernemingen van de eigenaar te werk kon worden gesteld. [naam eigenaar] heeft [eiseres] slechts meegedeeld dat hij haar in [vestigingsplaats] te werk wilde stellen door haar in te lenen via P-services. Hij heeft haar in dat verband verzocht om contact op te nemen met P-services voor het tekenen van de overeenkomst. De kantonrechter is van oordeel dat een dergelijke mededeling niet toereikend is om het door [naam eigenaar] kennelijk beoogde doel (werkgeverswisseling) te bewerkstelligen. Hierbij heeft de kantonrechter ook in aanmerking genomen dat vast staat dat P-services [eiseres] in dienst heeft genomen om uitsluitend werkzaam te zijn bij [naam VOF] . Niet gebleken is immers dat P-services zich enige inspanning heeft getroost om [eiseres] van vervangend werk te voorzien, toen [naam VOF] te kennen gaf haar niet meer te willen oproepen. De stelling van SSN BV, dat de heer [naam werknemer P-services] van P-services in een persoonlijk gesprek de inhoud van de overeenkomst aan [eiseres] heeft toegelicht, brengt de kantonrechter niet tot een ander inzicht op dit punt. Bij gebrek aan enige onderbouwing kan namelijk niet worden vastgesteld wat die toelichting heeft ingehouden.
4.8
Gelet op alle in 4.7. genoemde omstandigheden en in aanmerking genomen dat van enig concreet werkgeversgezag van de zijde van P-services niet is gebleken, vindt de kantonrechter het enkele feit dat [eiseres] met P-services een arbeidsovereenkomst heeft gesloten ontoereikend om te kunnen concluderen dat P-services heeft te gelden als werkgever van [eiseres] . Dit geldt ook indien moet worden aangenomen dat er sprake is geweest van gewijzigde arbeidsvoorwaarden, wat door [eiseres] is betwist.
4.9
De kantonrechter is op basis van het voorgaande van oordeel dat [eiseres] vanaf 5 maart 2018 als werknemer in dienst is getreden van [naam VOF] (nu SSN BV).
Inhoud arbeidsovereenkomst
4.1
Er is geen schriftelijke arbeidsovereenkomst tussen SSN BV en [eiseres] waaruit de inhoud van de arbeidsrelatie blijkt. Daarom zal aan de hand van de stellingen van partijen en dat wat ter zitting is besproken moeten worden vastgesteld wat de inhoud is van de mondelinge arbeidsovereenkomst die tussen partijen bestaat of heeft bestaan.
4.11
Voor het antwoord op de vraag hoe bij overeenkomst de verhouding tussen partijen is geregeld, komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de gemaakte afspraken mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten, waarbij van belang kan zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht (HR 13 maart 1981, NJ 1981, 635, Haviltex). Daarbij zijn telkens van beslissende betekenis alle concrete omstandigheden van het geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen. Beslissend is de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de overeenkomst (in de zin van de gemaakte afspraken) mochten toekennen en hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
4.12
De kantonrechter overweegt hierover het volgende.
4.13.1
[eiseres] was werkzaam voor Schettering BV. Zij had daar een arbeidsovereenkomst van zeven maanden, ingaande op 1 juli 2017 en geldend tot 1 februari 2018. Toen [eiseres] zonder verdere afspraken na 1 februari 2018 bij Schettering BV bleef werken, is de arbeidsovereenkomst (ingevolge artikel 7:668 lid 4 BW) automatisch verlengd voor de duur van zeven maanden, dus tot 1 september 2018. [eiseres] is vervolgens eind februari 2018 in de kapsalon in [vestigingsplaats] begonnen, aanvankelijk via uitlening door Schettering BV en met ingang van 5 maart 2019 in een nieuw dienstverband met [naam VOF] (vgl rechtsoverweging 4.9).
[naam VOF]heeft ter gelegenheid van die overgang geen nieuwe schriftelijke arbeidsovereenkomst aan [eiseres] aangeboden. Ook heeft [naam VOF] geen afspraken gemaakt met [eiseres] over de essentialia van de arbeidsovereenkomst (salaris, functie en duur van de overeenkomst) toen [eiseres] in [vestigingsplaats] begon. Dat levert dus geen aanknopingspunten op om de inhoud van de arbeidsovereenkomst uit af te leiden.
4.13.2
Wel heeft [naam VOF] [eiseres] gevraagd om een arbeidsovereenkomst te tekenen met P-services. In die arbeidsovereenkomst zijn afspraken opgenomen over de hiervoor genoemde essentialia van de overeenkomst. Omdat [naam VOF] [eiseres] naar
P-services heeft gestuurd om die arbeidsovereenkomst te tekenen, is de kantonrechter van oordeel dat voor de inhoud van de arbeidsovereenkomst tussen [naam VOF] (nu SSN BV) en [eiseres] aansluiting kan worden gezocht bij de afspraken die in de door [eiseres] ondertekende arbeidsovereenkomst met P-services staan.
Gelet daarop heeft te gelden dat de arbeidsovereenkomst geldig was van 5 maart 2018 tot en met 4 maart 2019 en dat het in die overeenkomst genoemde salaris is overeengekomen.
4.13.3
De door [eiseres] ondertekende overeenkomst is aangeduid als Arbeidsovereenkomst Fase A bepaalde tijd. Dat, in combinatie met artikel 1 en 2 van die overeenkomst, zou erop kunnen duiden dat er sprake is van een uitzendovereenkomst. Uit wat hiervoor onder het kopje
Werkgeverschapis overwogen, volgt echter dat de kantonrechter van oordeel is dat dit niet het geval is. In de eerste plaats lag het werkgeversgezag naar het oordeel van de kantonrechter bij [naam VOF] . Bovendien geldt dat, zou er wel sprake zijn geweest van een uitzendovereenkomst, het op de weg van de uitzendorganisatie had gelegen om zich moeite te getroosten om [eiseres] bij een ander bedrijf te werk te stellen toen [naam VOF] niet meer van haar diensten gebruik wilde maken. Dat is immers de bedoeling van een uitzendovereenkomst en vast staat dat dit niet is gebeurd. Nu de kantonrechter heeft geconcludeerd dat er sprake is van een directe arbeidsverhouding tussen [eiseres] en [naam VOF] (nu SSN BV) hebben de bedingen in artikel 2 lid 2 en 3 van de door [eiseres] laatstelijk getekende overeenkomst (inhoudende dat de overeenkomst tussentijds opzegbaar is per de eerstvolgende werkdag met inachtneming van de opzegtermijnen en dat de loondoorbetalingsverplichting is uitgesloten) geen werking.
4.13.4
De conclusie uit dit alles is dat de arbeidsovereenkomst tussen [eiseres] en (nu) SSN BV heeft voortgeduurd tot en met 4 maart 2019. De arbeidsovereenkomst is door SSN BV immers niet per een eerdere datum opgezegd. [naam VOF] (en later SSN BV) had dus de verplichting om het salaris aan [eiseres] door te betalen tot het einde van de arbeidsovereenkomst.
De vorderingen
4.14
De loonvordering van € 7.353,32 bruto heeft betrekking op het salaris over de periode van 3 oktober 2018 tot 1 april 2019. Uit wat hiervoor is overwogen, volgt dat de arbeidsovereenkomst is blijven doorlopen tot 5 maart 2019 (en niet tot 1 april 2019, zoals [eiseres] meent). Dat [eiseres] geen werkzaamheden meer voor [naam VOF] /SSN BV heeft verricht na 3 oktober 2018, dient voor rekening van SSN BV te blijven omdat [naam VOF] heeft besloten [eiseres] niet meer voor werk op te roepen. Gelet op dat alles is de loonvordering in beginsel toewijsbaar tot einde arbeidsovereenkomst (5 maart 2019), met in achtneming van wat hierna in rechtsoverweging 4.16 is opgenomen. Hetzelfde geldt voor de daaraan gelieerde vordering die betrekking heeft op de vakantietoeslag.
4.15
Het verweer van SSN BV dat [eiseres] niet beschikbaar was voor werk omdat zij per 1 november 2018 een andere baan had, gaat niet op. [eiseres] heeft gesteld - en SSN BV heeft niet betwist - dat het een baan was voor 20 uur op dagen waarop zij niet bij SSN BV werkte. Zij was dus wel degelijk beschikbaar voor werk en heeft dat bij brief aan SSN BV kenbaar gemaakt.
4.16
[eiseres] is bij de berekening van haar loonvordering uitgegaan van een bruto salaris van € 282,82 per week. In de overeenkomst tussen [eiseres] en P-services is opgenomen dat de arbeidsduur 22,5 uur per week was en het bruto uurloon € 12,26. Dat levert een brutosalaris op van € 275,85 per week.
De periode waarover het loon toewijsbaar is, loopt van 3 oktober 2018 tot en met 4 maart 2019. Dat is een periode van 22 weken. In totaal is daarom aan loon over die periode nog (22 x € 275,85 =) € 6.068,70 aan salaris verschuldigd. Dat bedrag zal worden toegewezen. De vakantietoeslag daarover bedraagt € 485,50 en zal ook worden toegewezen.
4.17
De kantonrechter ziet geen reden om de wettelijke verhoging te matigen. Het ligt op de weg van de werkgever om ervoor te zorgen dat ondubbelzinnig duidelijk is wat de inhoud is van de arbeidsovereenkomst tussen partijen. Hoewel het mogelijk is dat [naam VOF] (nu SSN BV) verkeerd is ingelicht door het door haar ingeschakelde payrollbedrijf, is dat een omstandigheid die voor haar eigen rekening komt. Zij is immers een professionele werkgever en zij heeft de keuze voor inschakeling van dat payrollbedrijf gemaakt. Dat
SSN BV niet in gebreke is gesteld, doet aan de aanspraak op een wettelijke verhoging niet af. Deze aanspraak is gestoeld op artikel 7:625 BW. Ingevolge dat artikel is het enkele overschrijden van de daarin omschreven betalingstermijn voldoende om een aanspraak te doen ontstaan. Aan de omstandigheid dat [eiseres] niet per ommegaande een rechterlijke procedure is gestart, kan SSN BV geen verontschuldiging ontlenen voor het uitblijven van loonbetaling of het niet weer te werkstellen van [eiseres] .
De wettelijke verhoging wordt wel aangepast aan het salarisbedrag dat is genoemd in de overeenkomst tussen [eiseres] en P-services. Dat betekent dat over de periode tot en met januari 2019 (18 wkn x € 275,85 x 0,5 =) € 2.482,65 bruto zal worden toegewezen. De wettelijke verhoging over het salaris van februari en maart 2019 heeft [eiseres] afzonderlijk gevorderd.
4.18
De buitengerechtelijke incassokosten zijn ook toewijsbaar. Gebleken is dat
[eiseres] uitvoerig met SSN BV heeft gecorrespondeerd om betaling van de vordering buiten rechte te verkrijgen. Deze kosten zullen echter wel worden aangepast aan de wettelijke tarieven bij de toe te wijzen hoofdsom. Dat levert een bedrag van € 826,84 op, te vermeerderen met BTW. In totaal is dat € 1.000,48.
4.19
[eiseres] heeft niet gesteld per wanneer de gevorderde bedragen verschuldigd zijn geworden. Daarom zal de wettelijke rente worden toegewezen vanaf de dag der dagvaarding.
4.2
Omdat SSN BV grotendeels in het ongelijk is gesteld, zal zij worden veroordeeld in de proceskosten.

De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt SSN BV om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te voldoen:
  • € 6.068,70 bruto aan achterstallig loon;
  • € 2.482,65 bruto aan wettelijke verhoging over het salaris tot en met januari 2019;
  • de wettelijke verhoging over het salaris van februari en maart 2019;
  • de vakantietoeslag van € 485,50 bruto, vermeerderd met de wettelijke verhoging daarover;
  • de wettelijke rente over de hiervoor genoemde bedragen vanaf 14 maart 2019 tot de dag der voldoening;
  • € 1.000,48 inclusief BTW aan buitengerechtelijke incassokosten;
veroordeelt SSN BV in de proceskosten, die tot vandaag aan de kant van [eiseres] worden begroot op € 104,81 aan explootkosten, € 231,00 aan griffierecht en € 720,00 aan gemachtigdensalaris (niet met BTW belast);
verklaart deze veroordeling(en) uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. B.C.W. Geurtsen-van Eeden en in het openbaar uitgesproken op 19 september 2019.