In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 19 augustus 2019 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Reusel-De Mierden. De eiser, die in Nederland asiel heeft aangevraagd en een reguliere verblijfsvergunning heeft, verzocht om wijziging van zijn geregistreerde gegevens in de Basisregistratie Personen (BRP). Het college heeft dit verzoek op 10 juli 2018 afgewezen en het bezwaar van de eiser ongegrond verklaard bij een besluit op 8 januari 2019. De eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 21 mei 2019 heeft de eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunt toegelicht. De rechtbank heeft overwogen dat het college op grond van de Wet basisregistratie personen verplicht is om binnen vier weken te voldoen aan verzoeken tot wijziging van gegevens, mits deze feitelijk onjuist of onvolledig zijn. De eiser heeft echter niet kunnen aantonen dat de gegevens in de BRP onjuist zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser geen originele notariële verklaring heeft overgelegd en dat het DNA-onderzoek niet onomstotelijk bewijst dat de door de eiser overgelegde documenten op hem betrekking hebben.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de bewijslast bij de eiser ligt en dat hij niet in staat is geweest om de echtheid en juistheid van de overgelegde documenten aan te tonen. Het college was niet verplicht om aanvullend onderzoek te doen naar de documenten, en de rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep.