ECLI:NL:RBOBR:2019:4851

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
19 augustus 2019
Publicatiedatum
20 augustus 2019
Zaaknummer
19/439
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wijzigingsverzoek Basisregistratie Personen door college van burgemeester en wethouders

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 19 augustus 2019 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Reusel-De Mierden. De eiser, die in Nederland asiel heeft aangevraagd en een reguliere verblijfsvergunning heeft, verzocht om wijziging van zijn geregistreerde gegevens in de Basisregistratie Personen (BRP). Het college heeft dit verzoek op 10 juli 2018 afgewezen en het bezwaar van de eiser ongegrond verklaard bij een besluit op 8 januari 2019. De eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 21 mei 2019 heeft de eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunt toegelicht. De rechtbank heeft overwogen dat het college op grond van de Wet basisregistratie personen verplicht is om binnen vier weken te voldoen aan verzoeken tot wijziging van gegevens, mits deze feitelijk onjuist of onvolledig zijn. De eiser heeft echter niet kunnen aantonen dat de gegevens in de BRP onjuist zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser geen originele notariële verklaring heeft overgelegd en dat het DNA-onderzoek niet onomstotelijk bewijst dat de door de eiser overgelegde documenten op hem betrekking hebben.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de bewijslast bij de eiser ligt en dat hij niet in staat is geweest om de echtheid en juistheid van de overgelegde documenten aan te tonen. Het college was niet verplicht om aanvullend onderzoek te doen naar de documenten, en de rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 19/439

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 augustus 2019 in de zaak tussen

[naam] , te [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. K.L. Sett),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Reusel-De Mierden, het college
(gemachtigden: mr. P.A.J.S. Lathouwers en A. Laureijs).

Procesverloop

Bij besluit van 10 juli 2018 heeft het college een verzoek van eiser om wijziging van zijn in de Basisregistratie personen (hierna: de basisregistratie) geregistreerde gegevens afgewezen.
Bij besluit van 8 januari 2019 (het bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 mei 2019. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

Wettelijk kader
1. Op grond van artikel 2.58, eerste lid, van de Wet basisregistratie personen (Wet brp), voor zover van belang, voldoet het college van burgemeester en wethouders binnen vier weken aan het verzoek van betrokkene hem betreffende gegevens in de basisregistratie te verbeteren indien deze feitelijk onjuist dan wel onvolledig zijn of in strijd met een wettelijk voorschrift worden verwerkt. Het verzoek bevat de aan te brengen wijzigingen.
De achtergrond van de zaak
2.1
Eiser heeft op 15 december 1999 in Nederland asiel aangevraagd. Ter onderbouwing van die aanvraag heeft hij gezegd dat hij de Chinese nationaliteit heeft en [naam] heet, geboren op [geboortedatum] in [plaats] . Hij heeft verder gezegd dat zijn moeder [naam] heet en niet weet wanneer zij is geboren. Eiser is in de basisregistratie ingeschreven onder de naam [naam] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] , overeenkomstig zijn verklaringen in het kader van zijn asielaanvraag. Eiser heeft inmiddels een reguliere verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd.
2.2
Eiser heeft het college bij brief van 20 november 2017 verzocht om op grond van artikel 2.58, eerste lid, van de Wet brp zijn (voor)naam, geboortedatum en geboorteplaats te wijzigen in: [naam] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] . Ter onderbouwing van dit verzoek heeft eiser, naast een kopie van zijn reguliere verblijfsvergunning, kopieën van de volgende documenten overgelegd:
  • een Chinees paspoort, met nummer [nummer] , afgegeven op 18 augustus 2017;
  • een Chinese geboorteakte, met nummer [nummer] , afgegeven op 26 oktober 2017;
  • een hukou (Chinees huishoudregistratieboekje), afgegeven op 21 september 2017;
  • een Chinese ongehuwdverklaring, met nummer [nummer] , afgegeven op 21 oktober 2017.
In deze stukken wordt gewag gemaakt van ene [naam] , geboren op [geboortedatum] te “ [plaats] ”.
2.3
Eiser heeft verder een DNA-onderzoeksrapport van 31 juli 2017 van Sanquin te Amsterdam overgelegd. Hierin staat dat op 13 juni 2017 in [plaats] wangslijm is afgenomen bij een vrouw met de naam [nummer] , geboren op [geboortedatum] , en dat op 25 juli 2017 in Amsterdam wangslijm is afgenomen bij een man met de naam [naam] , geboren op [geboortedatum] . Sanquin heeft geconcludeerd dat met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid (99,9999%) [nummer] de biologische moeder van [naam] is.
2.4
In antwoord op bij het college gerezen vragen, heeft eiser het college bij brief van
2 februari 2018 meegedeeld dat zijn moeder de hukou namens hem heeft laten opstellen. Hij heeft verder gezegd dat de Chinese ambassade zijn identiteit heeft vastgesteld op basis van onder meer de bij het wijzigingsverzoek overgelegde stukken.
2.5
Het college heeft eiser bij brief van 16 april 2018 meegedeeld dat het plan is het wijzigingsverzoek af te wijzen. Hierop heeft eiser bij brief van 5 mei 2018 zijn zienswijze gegeven.
2.6
Het college heeft Bureau Documenten van de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (IND) op 22 mei 2018 verzocht de door eiser overgelegde stukken te onderzoeken. In het rapport van 23 mei 2018 heeft Bureau Documenten aangegeven – kortgezegd – dat over de door eiser overgelegde stukken geen waardeoordeel gegeven kan worden en de echtheid en de juistheid van de stukken niet kan worden vastgesteld.
2.7
Het college heeft bij e-mail van 13 juni 2018 de Chinese ambassade te Den Haag gevraagd op welke wijze de Chinese autoriteiten de identiteit van een persoon vaststelt en welke documenten een persoon moeten laten zien bij een aanvraag om een Chinees paspoort. Deze e-mail is onbeantwoord gebleven.
De besluiten van het college
3. Het college heeft de wijzigingsaanvraag afgewezen, omdat volgens het college niet onomstotelijk vast staat dat de huidige over eiser in de basisregistratie opgenomen gegevens feitelijk onjuist zijn. Bij het bestreden besluit heeft het college dit standpunt onverkort gehandhaafd.
Het beroep
4. Eiser vindt dat hij met de door hem overgelegde documenten voldoende heeft aangetoond dat hij [naam] is, geboren op [geboortedatum] te [plaats] , en dat zijn wijzigingsverzoek ten onrechte is afgewezen. Hij vindt dat hij met het DNA-onderzoek genoegzaam heeft aangetoond dat de door hem overgelegde documenten op hem betrekking hebben. Eiser wijst er verder op dat Bureau Documenten geen waardeoordeel heeft gegeven over de documenten. Eiser vindt dat, zolang er geen aanleiding bestaat te concluderen dat de documenten vals of vervalst zijn, er van uit moet worden gegaan dat de documenten echt zijn. Eiser vindt bovendien dat, indien het college twijfelt aan de echtheid van de documenten, het op de weg van het college ligt om aanvullend onderzoek te doen, te meer omdat hij daartoe zelf niet in staat is. Het college had bijvoorbeeld informatie kunnen inwinnen bij Nederlandse vertegenwoordigingen in China. In een soortgelijke zaak heeft de gemeente Tilburg dit namelijk wel gedaan, aldus eiser. Op zitting heeft eiser gewezen op de uitspraak van deze rechtbank van 11 maart 2019 (ECLI:NL:ROBR:2019:1340), waarin het college is opgedragen nader onderzoek te doen naar de door betrokkene in die zaak overgelegde documenten. Eiser stelt dat zijn geval gelijk is aan het geval in deze uitspraak.
De beoordeling
5. De rechtbank stelt voorop dat volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) de gegevens in de basisregistratie zo betrouwbaar en duidelijk mogelijk moeten zijn. De gebruikers van de gegevens moeten erop kunnen vertrouwen dat de gegevens in beginsel juist zijn. Voor het wijzigen van eenmaal in de basisregistratie geregistreerde gegevens zal, gelet op het systeem van de Wet brp, onomstotelijk moeten vaststaan dat deze gegevens onjuist zijn. Het bewijs dat eenmaal in de basisregistratie opgenomen gegevens feitelijk onjuist zijn, kan alleen maar worden geleverd door overlegging van de juiste brondocumenten. Dit moet gebeuren door de persoon die om wijziging verzoekt, in dit geval dus eiser. Op hem rust de bewijslast (zie bijvoorbeeld Afdeling 8 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1475). Het college kon volstaan met het voorleggen van de door eiser overgelegde brondocumenten aan Bureau Documenten. Nu deze heeft aangegeven dat het niet kan vaststellen of de documenten die eiser heeft overgelegd echt en inhoudelijk juist zijn, was het vervolgens aan eiser om aan te tonen dat die stukken wel echt zijn. Het stond het college natuurlijk vrij om onderzoek te laten verrichten naar de echtheid en juistheid van de door eiser aan zijn wijzigingsverzoek ten grondslag gelegde stukken, maar het college was hiertoe, gelet op eisers bewijslast, niet gehouden. En dit geldt ook voor de vragen die het college via e-mail heeft gesteld aan (medewerkers van) de Chinese ambassade in Nederland. Gelet op de bewijslastverdeling treft het verwijt van eiser aan het adres van het college dat het geen informatie heeft ingewonnen bij de Nederlandse vertegenwoordiging in China dus ook geen doel.
6. Vast staat dat Bureau Documenten over de door eiser overgelegde documenten geen waardeoordeel heeft kunnen geven en niet heeft kunnen vaststellen of die documenten echt en inhoudelijk juist zijn. Eiser betwist die conclusie niet, maar vindt, zolang dat waardeoordeel en die vaststelling ontbreken, dat het er voor gehouden moet worden dat de documenten wél echt en inhoudelijk juist zijn. De rechtbank is het hier niet mee eens.
Gelet op de hiervoor vermelde bewijslastverdeling is het aan eiser om aan te tonen dat de documenten echt en inhoudelijk juist zijn. Eiser is hier niet in geslaagd. Anders dan in de door eiser genoemde uitspraak van deze rechtbank van 11 maart 2019 heeft eiser in deze zaak geen originele notariële verklaring betreffende geboorte overgelegd.
Het college heeft verder gezegd dat uit het DNA-onderzoek niet volgt dat de thans over eiser in de basisregistratie opgenomen gegevens feitelijk onjuist zijn. De rechtbank is het hiermee eens. Uit het DNA-onderzoek blijkt dat met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid ene [nummer] , geboren op [geboortedatum] , de biologische moeder is van ene [naam] , geboren op [geboortedatum] . Maar hieruit volgt niet dat de door eiser overgelegde documenten op hem betrekking hebben. Met de uitkomst van het DNA-onderzoek staat ook niet onomstotelijk vast dat eiser [naam] is, geboren op [geboortedatum] te [plaats] . Kortom, eiser is niet geslaagd in zijn bewijslast.
7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.H. de Heer Schotman, rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Leegsma, griffier. De uitspraak is in het openbaar geschied op 19 augustus 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.