ECLI:NL:RBOBR:2019:4828

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
16 augustus 2019
Publicatiedatum
19 augustus 2019
Zaaknummer
C/01/346959 / FA RK 19-2582
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot aanpassing omgangscontacten van een minderjarige met zijn vader

In deze zaak heeft de kinderrechter op 16 augustus 2019 uitspraak gedaan over een verzoek van een minderjarige, geboren op [geboortedatum] en 8 jaar oud, om de omgangscontacten met zijn vader aan te passen. Het verzoek is ingediend na een brief van de minderjarige aan de kinderrechter, die op 24 mei 2019 is ontvangen. De kinderrechter heeft op 10 juli 2019 met de minderjarige gesproken en heeft vervolgens brieven van zowel de moeder als de vader ontvangen. Tijdens een gesprek met de ouders op 9 augustus 2019 was ook een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig.

De minderjarige woont sinds de echtscheiding van zijn ouders bij zijn moeder, en de ouders hebben gezamenlijk het gezag over hem. In een eerdere uitspraak van de rechtbank op 21 februari 2017 is een contactregeling tussen de minderjarige en zijn vader vastgesteld. De minderjarige verzoekt nu om niet meer naar zijn vader te hoeven gaan. De kinderrechter heeft beoordeeld of de minderjarige in staat is om de gevolgen van zijn verzoek te overzien en concludeert dat dit het geval is.

Na gesprekken met de ouders en de minderjarige, en gezien de wens van de vader om contact te houden, heeft de kinderrechter besloten het verzoek van de minderjarige af te wijzen. De kinderrechter benadrukt het belang van samenwerking tussen de ouders en het inschakelen van hulp voor zowel de minderjarige als de ouders zelf. De ouders hebben afgesproken om speltherapie voor de minderjarige te regelen en om samen met een hulpverlener in gesprek te gaan. De kinderrechter hoopt dat de ouders tot een gezamenlijke oplossing kunnen komen voor het contact tussen de minderjarige en zijn vader.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer : C/01/346959 / FA RK 19-2582
Uitspraak : 16 augustus 2019
Beschikking op het verzoek van
[verzoeker]geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende in [woonplaats],
verder te noemen: [minderjarige].
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[verweerster],
wonende in [woonplaats],
verder te noemen: de moeder,
en
[verweerder]
wonende in [woonplaats],
verder te noemen: de vader.

1.De procedure

1.1.
[minderjarige] heeft een brief geschreven aan de kinderrechter. Die brief is bij de rechtbank op 24 mei 2019 binnengekomen.
1.2.
De kinderrechter heeft op 10 juli 2019 met [minderjarige] gesproken.
1.3.
Op 6 augustus 2019 heeft de kinderrechter een brief van de moeder van [minderjarige] ontvangen. Op 8 augustus 2019 heeft de kinderrechter nog een brief met bijlagen namens de vader van [minderjarige] ontvangen.
1.4.
Op 9 augustus 2019 heeft de kinderrechter met de ouders van [minderjarige] over de brief gesproken. Daarbij was ook mevrouw [naam] van de raad voor de kinderbescherming aanwezig om de rechtbank te adviseren.

2.De feiten

2.1.
[minderjarige] woont sinds de echtscheiding van zijn ouders bij moeder. De ouders van [minderjarige] hebben samen het gezag over hem.
2.2.
Op 21 februari 2017 heeft de rechtbank een contactregeling tussen [minderjarige] en zijn vader vastgesteld.

3.Het verzoek van [minderjarige]

3.1.
[De minderjarige] wil dat de kinderrechter bepaalt dat hij niet meer naar zijn vader hoeft te gaan.

4.De beoordeling van het verzoek van [minderjarige]

4.1.
De kinderrechter moet allereerst beoordelen of [minderjarige], die 8 jaar oud is, kan overzien wat zijn verzoek betekent. De kinderrechter vindt dat [minderjarige] dat kan.
4.2.
De kinderrechter heeft na de gesprekken met [minderjarige] en zijn ouders nagedacht over wat [minderjarige] wil. De kinderrechter vindt dat het verzoek van [minderjarige] nu niet moet worden toegewezen en zal uitleggen waarom.
4.3.
Tijdens het gesprek met de ouders van [minderjarige] is duidelijk geworden dat zijn vader heel graag contact met [minderjarige] wil en dat hij de rechter in een andere procedure heeft gevraagd daarover te beslissen. Die procedure heet een kort geding en ouders hebben het daarin dus al over het contact tussen [minderjarige] en zijn vader. De kinderrechter vindt dat de beslissing over dat contact eigenlijk door ouders samen genomen zou moeten worden. Pas als zij niet samen tot een beslissing kunnen komen, moet de rechter daarover beslissen. De kinderrechter hoopt dat de ouders van [minderjarige] het nog eens zullen worden.
Belangrijk is ook dat de ouders in de gaten hebben dat [minderjarige] veel last heeft van de hele situatie en dat zij hem willen helpen. Daarom hebben zij afgesproken dat zij [minderjarige] zullen aanmelden voor speltherapie. Maar niet alleen [minderjarige] heeft hulp nodig. Ouders beseffen dat zij ook zelf hulp nodig hebben. Zij begrijpen dat de manier waarop zij nu met elkaar omgaan, niet in het belang van [minderjarige] is. Daarom hebben de ouders afgesproken dat zij ook samen met een hulpverlener in gesprek zullen gaan. Het traject dat zij zullen gaan volgen heet
“Ouderschap Blijft”en als ouders daar niet heen gaan, dan gaan zij met iemand anders praten en dat is – zo heet die persoon - een mediator.
4.4.
Omdat ouders hulp zullen inschakelen voor henzelf en voor [minderjarige] en omdat zij het in een andere procedure zelf al hebben over het contact tussen [minderjarige] en zijn vader, zal de rechtbank het verzoek van [minderjarige] nu afwijzen.

5.Beslissing

De kinderrechter:
5.1.
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.W. Brunt, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 16 augustus 2019.
Conc:
Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof ’s-Hertogenbosch:
a. namens de minderjarige door zijn wettelijk vertegenwoordiger of de bijzondere curator, door tussenkomst van een advocaat: binnen 3 maanden na de dag van de uitspraak;
b. door de minderjarige zelf als zijn verzoek ziet op de benoeming van een bijzondere curator: binnen 3 maanden na de dag van de uitspraak;
c. door de anderen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden door tussenkomt van een advocaat: binnen 3 maanden na de dag van de uitspraak;
d. door andere belanghebbenden door tussenkomst van een advocaat: binnen 3 maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op een andere manier bekend is geworden.