In deze zaak heeft de kinderrechter op 16 augustus 2019 uitspraak gedaan over een verzoek van een minderjarige, geboren op [geboortedatum] en 8 jaar oud, om de omgangscontacten met zijn vader aan te passen. Het verzoek is ingediend na een brief van de minderjarige aan de kinderrechter, die op 24 mei 2019 is ontvangen. De kinderrechter heeft op 10 juli 2019 met de minderjarige gesproken en heeft vervolgens brieven van zowel de moeder als de vader ontvangen. Tijdens een gesprek met de ouders op 9 augustus 2019 was ook een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig.
De minderjarige woont sinds de echtscheiding van zijn ouders bij zijn moeder, en de ouders hebben gezamenlijk het gezag over hem. In een eerdere uitspraak van de rechtbank op 21 februari 2017 is een contactregeling tussen de minderjarige en zijn vader vastgesteld. De minderjarige verzoekt nu om niet meer naar zijn vader te hoeven gaan. De kinderrechter heeft beoordeeld of de minderjarige in staat is om de gevolgen van zijn verzoek te overzien en concludeert dat dit het geval is.
Na gesprekken met de ouders en de minderjarige, en gezien de wens van de vader om contact te houden, heeft de kinderrechter besloten het verzoek van de minderjarige af te wijzen. De kinderrechter benadrukt het belang van samenwerking tussen de ouders en het inschakelen van hulp voor zowel de minderjarige als de ouders zelf. De ouders hebben afgesproken om speltherapie voor de minderjarige te regelen en om samen met een hulpverlener in gesprek te gaan. De kinderrechter hoopt dat de ouders tot een gezamenlijke oplossing kunnen komen voor het contact tussen de minderjarige en zijn vader.