Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 augustus 2019 in de zaak tussen
[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
Rechtbank Oost-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 13 augustus 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres ontving een loongerelateerde WGA-uitkering die op 9 februari 2010 was toegekend. Deze uitkering werd op 9 december 2012 omgezet in een WGA-loonaanvullingsuitkering. Op 28 november 2016 werd eiseres echter medegedeeld dat zij geen recht meer had op de WIA-uitkering, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Ondanks deze mededeling ontving eiseres tot en met 28 februari 2018 nog uitkeringen, wat resulteerde in een onverschuldigde betaling van € 21.091,43 bruto. Het UWV vorderde dit bedrag terug.
Eiseres heeft tegen het besluit van het UWV beroep ingesteld, waarbij zij aanvoerde dat de doorbetaling van de uitkering een fout van het UWV was en dat zij geen aanleiding had om aan te nemen dat zij de uitkering niet had moeten ontvangen. De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht tot terugvordering was overgegaan, omdat eiseres vanaf 28 november 2016 geen recht meer had op de uitkering. De rechtbank stelde vast dat de aanname van eiseres dat zij recht had op de uitkering voor haar rekening kwam, ongeacht de fout van het UWV.
De rechtbank concludeerde dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien, en dat de psychische impact van de terugvordering op eiseres niet voldoende was om dit besluit te rechtvaardigen. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gedaan op 13 augustus 2019.