ECLI:NL:RBOBR:2019:4678

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
14 augustus 2019
Publicatiedatum
13 augustus 2019
Zaaknummer
18/3064
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke geschil over naheffingsaanslag parkeerbelasting in Eindhoven

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 14 augustus 2019 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk geschil tussen eiseres en de heffingsambtenaar van de gemeente Eindhoven. Eiseres ontving op 15 september 2018 een naheffingsaanslag parkeerbelasting van € 63,60, bestaande uit € 1,60 parkeerbelasting en € 62,00 kosten naheffing. De aanslag werd gehandhaafd na een uitspraak op bezwaar op 24 oktober 2018, waarna eiseres beroep instelde. Tijdens de zitting op 5 juli 2019 heeft eiseres haar bezwaren toegelicht, waarbij zij aanvoerde dat de verkeersborden in de Gagelstraat niet officieel waren en dat de parkeerzone niet duidelijk was aangegeven.

De rechtbank oordeelde dat de verplichting om parkeerbelasting te betalen voldoende kenbaar was gemaakt. Eiseres had de borden die de uitbreiding van de betaald parkeren zone aankondigden, gepasseerd en was op de hoogte van de gewijzigde verkeerssituatie. De rechtbank stelde vast dat de situatie ter plaatse duidelijk was, en dat eiseres voldoende gelegenheid had om te begrijpen dat zij parkeerbelasting verschuldigd was. De rechtbank verwierp ook het argument van eiseres dat verweerder niet op alle bezwaren had gereageerd, en concludeerde dat de aanslag terecht was gehandhaafd.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond, waarmee de naheffingsaanslag in stand bleef. De uitspraak werd gedaan door mr. I. Boekhorst, rechter, en is openbaar gemaakt op 14 augustus 2019.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 18/3064

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 augustus 2019 in de zaak tussen

[naam] , te [plaats] , eiseres

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Eindhoven, verweerder

(gemachtigde: mr. L.J. Boone).

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres op 15 september 2018 een naheffingsaanslag parkeerbelasting (met aanslagnummer [aanslagnummer] , hierna: de aanslag) opgelegd ter hoogte van € 63,60, bestaande uit € 1,60 parkeerbelasting en € 62,00 kosten naheffing.
Bij uitspraak op bezwaar van 24 oktober 2018 (de bestreden uitspraak) heeft verweerder de aanslag gehandhaafd.
Eiseres heeft tegen de bestreden uitspraak beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 juli 2019. Eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

FeitenOp 1 september 2018 om 15.18 uur stond het voertuig van eiseres met het kentekennummer [kenteken] geparkeerd in de Gagelstraat te Eindhoven. De Gagelstraat te Eindhoven is op grond van de Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2018 (hierna: de Verordening, vastgesteld bij raadsbesluit van 7 november 2017 en bekend gemaakt door plaatsing van de integrale tekst in het elektronisch Gemeenteblad) en het Aanwijsbesluit en uitwerkingsbesluit parkeren maart 2018 (hierna: het Aanwijsbesluit, eveneens bekend gemaakt door plaatsing van de integrale tekst in het elektronisch Gemeenteblad) aangemerkt als locatie waar parkeerbelasting wordt geheven. Een parkeercontroleur van de gemeente Eindhoven heeft geconstateerd dat in de auto van eiseres geen duidelijk zichtbaar betaalbewijs te zien was en geen sprake was van digitale aanmelding. Hij heeft daarop de aanslag opgelegd.
Geschil en beoordeling
1. In geschil is of de aanslag terecht aan eiseres is opgelegd.
2. Eiseres vindt van niet. Zij voert daartoe - samengevat - het volgende aan. De Gagelstraat is vanaf 2 juli 2018 toegevoegd aan de toen al bestaande parkeerzone rondom het PSV stadion. Eiseres wijst erop dat met het genomen verkeersbesluit de belangen van meerdere groepen burgers gepaard gaan; parkeerplaatsen voor het personeel van PSV rondom het stadion zijn van blijvend belang. Eiseres heeft verder aangevoerd dat de geplaatste gele verkeersborden geen officiële verkeersborden volgens de BABW zijn en niet op ooghoogte hangen. Bovendien is de parkeerzone niet duidelijk aangeduid en ontbreekt een verkeersbord met verwijzing naar de parkeerautomaat. Burgers moeten op transparante wijze kunnen vernemen of zij zich binnen een betaald parkeren zone bevinden. Na terugkomst van vakantie is nog niet iedereen ervan op de hoogte dat sprake is van een verandering in verkeerssituatie. Tot slot vindt eiseres dat verweerder ten onrechte niet op alle in bezwaar aangevoerde punten heeft gereageerd.
3. Verweerder heeft in beroep zijn standpunt gehandhaafd en - samengevat - aangevoerd, dat voor eiseres voldoende kenbaar was dat parkeerbelasting betaald moest worden. Eiseres is vanuit de Willemstraat komen rijden. Op de Willemstraat staat een bord ‘begin zone betaald parkeren’ met de toevoeging ‘uitbreiding gebied betaald parkeren’. Ter hoogte van de afslag naar de Gagelstraat staat opnieuw een bord ‘uitbreiding zone betaald parkeren’ met daarnaast een betaalautomaat. Dit bord en deze automaat staan zeer dichtbij de plaats waar de auto van eiseres geparkeerd stond. Op weg naar het PSV stadion staat in de Gagelstraat nog een bord met verwijzing naar de betaalautomaat. Verweerder is gelet hierop van mening dat de situatie ter plaatse voldoende duidelijk is gemaakt.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
5. De rechtbank gaat in deze zaak alleen over het antwoord op de vraag of verweerder aan eiseres terecht een naheffingsaanslag parkeerbelasting heeft opgelegd. De rechtbank gaat in deze zaak bijvoorbeeld niet over de vraag of volgens de toepasselijke wet- en regelgeving de juiste verkeersborden zijn gebruikt.
6. Bij beantwoording van de vraag waar de rechtbank wel over gaat, hanteert de rechtbank de volgende maatstaf. De verplichting om parkeerbelasting te betalen voor het op een bepaalde plaats en bepaalde tijd parkeren van een voertuig moet kenbaar zijn gemaakt op zo een wijze, dat over de verschuldigdheid van parkeerbelasting redelijkerwijs geen misverstand kan bestaan. De rechtbank deelt het standpunt van verweerder, dat voldoende kenbaar is gemaakt en daarom moet zijn geweest voor eiseres, dat zij op 1 september 2018 in de Gagelstraat in Eindhoven parkeerbelasting verschuldigd was. Op haar weg naar de Gagelstraat is eiseres in de Willemstraat eerst het bord gepasseerd waaruit blijkt dat zij een betaald parkeren zone inreed, wat haar overigens ook bekend was. Op dat punt werd eiseres door toevoeging van een geel bord ‘LET OP!!!! per 2-7-2018 betaald parkeren’ geattendeerd op een ter plaatse gewijzigde situatie. Precies ditzelfde gele bord stond op
1 september 2018 in de bocht naar de Gagelstraat. Eiseres is dit bord gepasseerd. Bij dit bord staat verder een als zodanig goed herkenbare betaalautomaat, die eiseres ook is gepasseerd. Blijkens de overgelegde foto’s stond haar auto niet ver van de betaalautomaat geparkeerd. Dat eiseres na geparkeerd te hebben haar weg te voet vooruit is gevolgd, waardoor zij niet meer de betaalautomaat is gepasseerd, neemt de rechtbank aan maar doet geen afbreuk aan het feit dat ten tijde van het parkeren al voldoende duidelijk was gemaakt dat ter plaatse voortaan parkeerbelasting werd geheven.
7. Voor zover eiseres heeft aangevoerd dat verweerder in bezwaar ten onrechte niet op alle aangedragen punten heeft gereageerd, volgt de rechtbank haar daarin niet. Volgens vaste rechtspraak kunnen eventuele onzorgvuldigheden en motiveringsgebreken in beroep worden hersteld en hoeven deze niet op voorhand te leiden tot vernietiging van de aanslag. Daargelaten dat van een algemene plicht om zonder meer op alle aangedragen argumenten te reageren geen sprake is, is de rechtbank daarnaast van oordeel dat verweerder in ieder geval in de beroepsfase voldoende onderbouwing heeft verstrekt.
8. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder de aanslag bij de uitspraak op bezwaar terecht heeft gehandhaafd.
9. Het beroep is ongegrond.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Boekhorst, rechter, in aanwezigheid van M. Brok, griffier. De uitspraak is in het openbaar geschied op 14 augustus 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.