ECLI:NL:RBOBR:2019:4676

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
13 augustus 2019
Publicatiedatum
13 augustus 2019
Zaaknummer
19/964
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake huurtoeslag na herroeping van het primaire besluit

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 8 augustus 2019 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de Belastingdienst/Toeslagen. De eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van de Belastingdienst, waarin het voorschot voor huurtoeslag over het jaar 2019 was vastgesteld op € 503,00. Na een bezwaarprocedure heeft de Belastingdienst het bezwaar van de eiser gegrond verklaard en het primaire besluit herroepen, waarbij het toetsingsinkomen van de eiser werd verlaagd. Ondanks deze herroeping heeft de rechtbank het beroep van de eiser niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank overwoog dat de Belastingdienst volledig tegemoet was gekomen aan de bezwaren van de eiser, waardoor er geen procesbelang meer bestond. De eiser had niet om een proceskostenvergoeding gevraagd in de bezwaarfase en had geen gegronde reden aangedragen voor een oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en dat het beroep niet-ontvankelijk moest worden verklaard. De uitspraak werd gedaan door mr. D.J. de Lange, in aanwezigheid van griffier mr. B. van der Bruggen, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag. Partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 19/964
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 augustus 2019 in de zaak tussen

[naam] te [woonplaats] , eiser,

en

de Belastingdienst/Toeslagen, verweerder,

(gemachtigde: J. Scheurwater).

Procesverloop

Bij besluit van 27 december 2018 met kenmerk [nummer] (het primaire besluit) heeft verweerder het voorschot voor huurtoeslag over het jaar 2019 vastgesteld op
€ 503,00.
Bij besluit van 18 februari 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij het primaire besluit van 27 december 2018 herroepen en beslist dat het toetsingsinkomen van eiser, conform zijn opgave, verlaagd. Vervolgens heeft verweerder op 21 februari 2019 een nieuwe voorschotbeschikking (met kenmerk [nummer] ) uitgebracht.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 augustus 2019. Eiser is verschenen. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting van 8 augustus 2019 gesloten en vervolgens onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan. De rechtbank heeft de volgende beslissing genomen.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
De rechtbank heeft aan deze beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.

Overwegingen

1. Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop stelt de rechtbank vast dat verweerder volledig tegemoet is gekomen aan eisers bezwaren tegen het bestreden besluit. Een eventueel procesbelang kan gelegen zijn in het niet verkrijgen van een proceskostenvergoeding in bezwaar.
2. De rechtbank is niet gebleken dat eiser in de bezwaarfase om proceskostenvergoeding heeft gevraagd. Eiser is er niet in geslaagd om anderszins een gegronde reden te noemen waarom de rechtbank, ondanks dat verweerder geheel aan het bezwaar is tegemoetgekomen, een oordeel zou moeten geven over de rechtmatigheid van het bestreden besluit. Eiser heeft daarom geen procesbelang meer.
3. Gelet op het voorafgaande moet het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
4. De rechtbank heeft partijen medegedeeld dat zij, overeenkomstig het aan het einde van dit proces-verbaal vermelde rechtsmiddel, tegen deze uitspraak hoger beroep kunnen instellen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J. de Lange, rechter, in aanwezigheid van
mr. B. van der Bruggen, griffier. De uitspraak is in het openbaar geschied op 8 augustus 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.