Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[naam] te [woonplaats] , eiser,
de Belastingdienst/Toeslagen, verweerder,
Procesverloop
€ 503,00.
Rechtbank Oost-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 8 augustus 2019 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de Belastingdienst/Toeslagen. De eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van de Belastingdienst, waarin het voorschot voor huurtoeslag over het jaar 2019 was vastgesteld op € 503,00. Na een bezwaarprocedure heeft de Belastingdienst het bezwaar van de eiser gegrond verklaard en het primaire besluit herroepen, waarbij het toetsingsinkomen van de eiser werd verlaagd. Ondanks deze herroeping heeft de rechtbank het beroep van de eiser niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank overwoog dat de Belastingdienst volledig tegemoet was gekomen aan de bezwaren van de eiser, waardoor er geen procesbelang meer bestond. De eiser had niet om een proceskostenvergoeding gevraagd in de bezwaarfase en had geen gegronde reden aangedragen voor een oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en dat het beroep niet-ontvankelijk moest worden verklaard. De uitspraak werd gedaan door mr. D.J. de Lange, in aanwezigheid van griffier mr. B. van der Bruggen, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag. Partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.