ECLI:NL:RBOBR:2019:4546
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor fysiotherapie op grond van de Participatiewet
Op 5 augustus 2019 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. L.L. Ross, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven, vertegenwoordigd door mr. A. Spaan. Eiseres had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van fysiotherapie, welke door verweerder was afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard.
De rechtbank overweegt dat de afwijzing van de aanvraag terecht is, omdat fysiotherapie onder het zorgpakket van de Zorgverzekeringswet (Zvw) valt en daarmee een voorliggende voorziening is. Eiseres stelde dat zij geen recht had op vergoeding van de kosten, omdat zij slechts een basis zorgverzekering had en geen aanvullende verzekering kon betalen. De rechtbank oordeelt dat de Zvw als een toereikende en passende voorziening moet worden beschouwd, en dat er geen acute noodsituatie was die bijstand op grond van artikel 16 van de Participatiewet rechtvaardigde.
De rechtbank concludeert dat de medische informatie van eiseres niet voldoende was om aan te tonen dat er sprake was van een levensbedreigende situatie of blijvend ernstig letsel. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres niet overtuigend geacht en heeft de beslissing van verweerder om de aanvraag voor bijzondere bijstand af te wijzen, bevestigd. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.