ECLI:NL:RBOBR:2019:4544

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
6 augustus 2019
Publicatiedatum
5 augustus 2019
Zaaknummer
01/098562-19
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en bedreiging in een supermarkt te Eindhoven

Op 6 augustus 2019 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 22 april 2019 in Eindhoven een diefstal met geweld heeft gepleegd. De verdachte heeft 14 stuks Robijn wasmiddel en vleesproducten weggenomen uit een supermarkt, waarbij hij geweld en bedreiging met geweld heeft gebruikt tegen meerdere personen, waaronder beveiligers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen gronden waren voor schorsing van de vervolging. Tijdens de zitting op 23 juli 2019 heeft de verdachte het feit bekend en heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank heeft op basis van de bewijsmiddelen, waaronder verklaringen van slachtoffers en getuigen, geoordeeld dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld en bedreiging.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 150 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en het feit dat hij in het verleden al veelvuldig is veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder reclasseringstoezicht en deelname aan een gedragsinterventie. De rechtbank heeft de voorlopige hechtenis opgeheven met ingang van het moment waarop de duur daarvan gelijk wordt aan de duur van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde vrijheidsstraf.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Parketnummer: 01.098562.19 [verdachte]
Zittingsplaats ’s-Hertogenbosch,
Team strafrecht
Parketnummer: 01/098562-19
Datum uitspraak: 6 augustus 2019
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adres] ,
thans gedetineerd te: [detentiecentrum] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 23 juli 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 21 juni 2019.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 22 april 2019 te Eindhoven
14 stuks Robijn wasmiddel en/of vleesproducten (Rib-Eye, Entrecote, Biefstuk, Sukadelappen en/of worst), in elk geval enig goed,
dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [supermarkt] ( [adres supermarkt] te Eindhoven),
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of een of meer andere personen,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk
te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- Zich te verzetten tegen zijn aanhouding door met zijn armen/handen te zwaaien en/of zich los te rukken van en/of te worstelen met [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] ;
- Te roepen (tegen voornoemde personen) “Ik sla je kapot als je me niet loslaat” en/of “Loslaten of anders sla ik je voor je kop”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Het standpunt van de verdediging.
De verdachte heeft het ten laste gelegde feit ter terechtzitting bekend en de verdediging heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de inhoud van de hierna genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan diefstal gevolgd door geweld en bedreiging met geweld tegen personen, zoals aan verdachte ten laste gelegd.
De bewijsmiddelen. [1]
De rechtbank bezigt de volgende bewijsmiddelen tot het bewijs.

Verklaring verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 23 juli 2019

Verklaring [slachtoffer 1] ,aangifteformulier winkeldiefstal [ingediend namens [supermarkt] te Eindhoven] d.d. 22 april 2019 [pagina 6]

Kassabon weggenomen productendie als bijlage aan het aangifteformulier winkeldiefstal d.d. 22 april 2019 is gehecht [pagina 12]

Verklaring [slachtoffer 1], proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 23 april 2019 [pagina 13 en 14]

Verklaring getuige [slachtoffer 2], proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 22 april 2019 [pagina 9 en 10]

Verklaring getuige [slachtoffer 2], proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 23 april 2019 [pagina 15 en 16]

Verklaring getuige [slachtoffer 4], proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 23 april 2019 [pagina 17 en 18]

Verklaring getuige [slachtoffer 3], proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 24 april 2019 [pagina 21 en 22]
Gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering zijn de hiervoor genoemde bewijsmiddelen niet uitgewerkt

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
op 22 april 2019 te Eindhoven
14 stuks Robijn wasmiddel en vleesproducten (Rib-Eye, Entrecote, Biefstuk, Sukadelappen en worst),
toebehorende aan [supermarkt] ( [adres supermarkt] te Eindhoven),
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en een andere persoon,
gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- zich te verzetten tegen zijn aanhouding door met zijn armen/handen te zwaaien en zich los te rukken van of te worstelen met [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] ;
- te roepen (tegen voornoemde personen) “Ik sla je kapot als je me niet loslaat” of “Loslaten of anders sla ik je voor je kop”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd een gevangenisstraf van 120 dagen, met aftrek van de tijd - te weten: op de dag van de terechtzitting: 44 dagen - die hij reeds heeft doorgebracht in voorarrest, waarvan 76 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Aan het voorwaardelijke strafdeel dienen de bijzondere voorwaarden verbonden te worden zoals geformuleerd door de reclassering in het advies van 16 juli 2019 alsmede reclasseringstoezicht. Gelet op de eis en de omstandigheid dat verdachte volgens de officier van justitie voor deze zaak niet langer hoeft vast te zitten, is tevens gevorderd de voorlopige hechtenis met onmiddellijke ingang op te heffen.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft bepleit dat zij zich volledig kan vinden in de eis zoals geformuleerd door de officier van justitie.
Het oordeel van de rechtbank.
Algemeen
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast heeft de rechtbank bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. Voorts houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Strafverzwarende omstandigheden
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een diefstal gevolgd door geweld en bedreiging met geweld tegen personen. Verdachte heeft een aantal producten weggenomen bij [supermarkt] in Eindhoven, maar werd betrapt en aangehouden door de ter plaatse aanwezige beveiliger. Verdachte trachtte zich aan zijn aanhouding te onttrekken door met veel kracht te duwen en te trekken en met zijn armen en handen te zwaaien. Dit alles deed hij om los te komen. Er waren maar liefst vier personen nodig om verdachte uiteindelijk aan te kunnen houden. Tijdens het verzet heeft verdachte dreigende teksten geroepen naar de personen die hem probeerden aan te houden.
Verdachte bekent dat hij dit feit heeft gepleegd. Verdachte stelt zich op het standpunt dat hij pas 16 dagen vrij was. Hij had net een gevangenisstraf van 10 maanden uitgezeten. Hij wilde niet weer vast komen te zitten omdat zijn moeder ernstig ziek is en hij de aangewezen persoon is om voor haar te zorgen aangezien zijn vader een jaar geleden overleden is.
De rechtbank overweegt dat dit geen excuus is om een dergelijk ernstig en brutaal strafbaar feit te plegen. Verdachte heeft de persoonlijke levenssfeer en lichamelijke integriteit van anderen aangetast en hij heeft hen vrees aangejaagd. Verdachte had anders kunnen en moeten handelen dan hij heeft gedaan. Een diefstal als deze, waarbij geweld of bedreiging met geweld wordt gebruikt, kan voor de slachtoffers een bijzonder traumatische ervaring zijn waar zij nog jarenlang last van kunnen hebben. Daar komt bij dat feiten als het onderhavige ook bij de getuigen, zoals hier de klanten in de winkel, en in de samenleving als geheel gevoelens van onrust en onveiligheid veroorzaken. Verdachte heeft zich van dit alles niets aangetrokken. Hij heeft zich enkel laten leiden door zijn eigen belangen. Verdachte heeft zich bij zijn strafbaar handelen niet bekommerd om de gevolgen voor anderen, zoals de emotionele gevolgen voor de medewerkers van de supermarkt, de beveiligers en de klanten in de winkel. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie in het verleden veelvuldig is veroordeeld voor soortgelijke feiten en is veroordeeld tot onvoorwaardelijke gevangenisstraffen. Verdachte had net een gevangenisstraf van 10 maanden uitgezeten. Ook deze straf heeft hem er kennelijk niet van weten te weerhouden opnieuw van het rechte pad af te wijken.
Strafmatigende omstandigheden
De rechtbank heeft acht geslagen op de inhoud van het advies van de reclassering van 16 juli 2019. De reclassering heeft de indruk dat verdachte gemotiveerd is om zijn leven te beteren en zijn criminele gedrag te veranderen. De vader van verdachte is een jaar geleden overleden en hij ziet zichzelf als de aangewezen persoon om voor zijn zieke moeder te zorgen. Verdachte heeft ter terechtzitting betoogd dat hij het niet zou kunnen verkroppen als zijn moeder iets overkomt als hij vast zit. Verdachte wil er dan ook alles aan doen om dit te voorkomen. Hij wil niet meer met politie en justitie in aanraking komen en heeft zich bereid verklaard zich te houden en medewerking te verlenen aan alle bijzondere voorwaarden zoals geformuleerd door de reclassering in het advies van 16 juli 2019.
De strafsoort, strafmaat en strafmodaliteit
Verdachte heeft (tot aan de dag van deze uitspraak) reeds 58 dagen doorgebracht in voorarrest. Het uitgangspunt zoals omschreven in de oriëntatiepunten houdt in dat bij winkeldiefstal waarbij na betrapping geweld of bedreiging met geweld wordt gebruikt, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden aangewezen is. Gelet op dit uitgangspunt kan de rechtbank zich niet verenigen met de vordering van de officier van justitie en het standpunt van de verdediging, inhoudende dat verdachte per saldo voor deze zaak niet langer vast hoeft te zitten en voor het overige volstaan kan worden met een voorwaardelijk strafdeel. De rechtbank is van oordeel dat oplegging van deze straffen geen recht zou doen aan de ernst van het bewezen verklaarde, te meer nu verdachte in het verleden veelvuldig voor soortgelijke feiten is veroordeeld. De rechtbank zal dan ook een zwaardere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 150 dagen. De rechtbank zal bepalen dat de tijd die verdachte reeds heeft doorgebracht in voorarrest, te weten 58 dagen, op deze straf in mindering wordt gebracht.
Gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals hiervoor beschreven onder de strafmatigende omstandigheden, zal de rechtbank een groot gedeelte van deze straf, te weten 60 dagen, voorwaardelijk opleggen. Aan dit voorwaardelijk strafdeel zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden verbinden zoals geformuleerd door de reclassering in het advies van 16 juli 2019, te weten: een meldplicht, deelname aan de gedragsinterventie cognitieve vaardigheden en een ambulante behandeling.
Dit betekent dat verdachte nog 32 dagen gevangenisstraf moet uitzitten. Hierna is het aan verdachte om zichzelf te bewijzen en de daad bij het woord te voegen om niet meer met politie en justitie in aanraking te komen. Doet hij dit niet, dan hangt hem nog een gevangenisstraf boven het hoofd van 60 dagen.
Gelet op het criminele verleden van verdachte, zoals blijkt uit het 35 pagina’s tellende uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte, alsmede gelet op de aard en de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, ziet de rechtbank aanleiding tot het opleggen van een proeftijd van drie jaar. Verdachte heeft, gezien de lichtzinnige wijze waarop het onderhavige feit is gepleegd, lange tijd een stok achter de deur nodig.
Met het voorwaardelijke strafdeel en de proeftijd van drie jaar wil de rechtbank enerzijds de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit tot uitdrukking brengen en anderzijds beoogt zij daarmee invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte gericht op het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Conclusie
Alle feiten en omstandigheden tegen elkaar afwegend, acht de rechtbank een gevangenisstraf van 150 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren passend en geboden.

De voorlopige hechtenis

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd de voorlopige hechtenis met onmiddellijke ingang op te heffen, onder verwijzing naar de door de officier van justitie geformuleerde strafeis. Gelet op de aan verdachte op te leggen straf ter zake van het bewezenverklaarde, wijst de rechtbank deze vordering af. De rechtbank zal het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis opheffen met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan de duur van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde vrijheidsstraf.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

Verklaart het ten laste gelegde feit bewezen zoals hiervoor is omschreven.

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:

diefstal, gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heter daad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf:

Een gevangenisstrafvoor de duur van
150 dagen met aftrekovereenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht
waarvan 60 dagen voorwaardelijken een
proeftijd van 3 jaren
Stelt als algemene voorwaarden:
- dat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- dat veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- dat veroordeelde medewerking verleent aan begeleiding en toezicht van de reclassering, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat veroordeelde zich (uiterlijk) binnen drie dagen nadat dit vonnis onherroepelijk is meldt bij de Reclassering Nederland, op het [adres reclassering] , en zich daarna gedurende de proeftijd op door de reclassering te bepalen tijdstippen dient te blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zo lang die instelling dat noodzakelijk acht om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
- dat veroordeelde, indien geïndiceerd door de reclassering, actief deelneemt aan de gedragsinterventie cognitieve vaardigheden (COVA-training), of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer en/of begeleider;
- dat veroordeelde meewerkt aan een intake, afname diagnostiek en eventueel hieruit voortvloeiende behandelingen bij De Omslag (afdeling de Woenselse poort) of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de behandelaar zullen worden gegeven.
De Reclassering Nederland, [adres reclassering] , wordt opdracht gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
De rechtbank heft op het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan de duur van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H. Slaar, voorzitter,
mr. E.M. Vermeulen en mr. W. Brouwer, leden,
in tegenwoordigheid van mr. F.E.M. de Haas, griffier,
en is uitgesproken op 6 augustus 2019.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgenomen in het einddossier van de Politie, eenheid Oost-Brabant, district Eindhoven, basisteam Eindhoven-zuid, registratienummer PL2100-2019082280, afgesloten op 24 april 2019, aantal doorgenummerde pagina’s: 38. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen opgenomen in genoemd einddossier.