In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 30 juli 2019 een beschikking gegeven in het kader van een verzoek van de officier van justitie om een voorlopige machtiging te verlenen voor de opname van de betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis. De betrokkene vertoont ernstige vormen van verzamelzucht (hoarding) en andere gedragsstoornissen, wat leidt tot gevaar voor maatschappelijke teloorgang, ernstige zelfverwaarlozing en hinderlijk gedrag dat agressie bij anderen oproept. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene niet in staat is om zelf actie te ondernemen om zijn situatie te verbeteren en dat hij hulp afwijst. De rechtbank heeft de geneeskundige verklaring van psychiater R.M.A. Roest en de waarnemingen van de rechtbank zelf in de thuissituatie van de betrokkene in overweging genomen. De rechtbank concludeert dat er sprake is van een stoornis in de zin van de Wet BOPZ en dat de betrokkene niet voldoende bereid is om zich in een psychiatrisch ziekenhuis te laten opnemen en behandelen. Gezien het overgangsrecht van de Wet Verplichte Geestelijke Gezondheid (Wvggz) heeft de rechtbank besloten de voorlopige machtiging te verlenen voor een periode van vijf maanden, van 30 juli 2019 tot en met 30 december 2019.