Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[verdachte] ,
De tenlastelegging.
zijnde die Invoice en/of die betalingsopdracht(en) (telkens) (een) geschrift(en) dat/die bestemd is/zijn om tot bewijs van enig feit te dienen, (telkens) valselijk heeft opgemaakt, althans heeft vervalst, hebbende hij, verdachte, toen daar (telkens) opzettelijk valselijk en in strijd met de waarheid - op die Invoice vermeld als invoicenummer: [nummer] en/of als invoicedatum:4 mei 2017 en/of onder 'Payment Terms': 'Immediately by wire transfer' en/of als te betalen bedrag USD 456,782.00 en/of de naam ' [slachtoffer 3] ' met emailadres: [emailadres 4] en/of onder 'Send Payment to' als naam van de bank: ' [bank 3] ' en/of als bankrekeningnummer: [bankrekeningnummer 2] ; en/of
De formele voorvragen.
Bewijs ten aanzien van de feiten 1 tot en met 6.
geen enkelaanknopingspunt in het dossier te vinden. Verdachte heeft hiervoor ook geen nadere verifieerbare onderbouwing gegeven. Verdachte stelt –
pas voor het eerst ter zitting– dat hij met zijn telefoon foto’s van de Russen zou hebben gemaakt. Verdachte heeft echter geen foto van deze Russen overgelegd en heeft ook geen enkel verzoek ingediend om zijn telefoon op dergelijke gegevens te laten onderzoeken.
De betrokkenheid van de Russen bij de feiten is op geen enkele wijze onderbouwd door verdachte. Bovendien, zo is de rechtbank van oordeel, wijzen alle feiten en omstandigheden in het dossier er juist op dat
verdachtehet ten laste gelegde heeft begaan én dat hij hier – met uitzondering van feit 2 –
alleenverantwoordelijk voor is. Zo was bijvoorbeeld de Lenovo notebook waarop belastende informatie is aangetroffen encrypted. Verdachte heeft verklaard dat het wachtwoord van deze computer “ [wachtwoord 1] ” zou zijn, maar dat was onjuist. Het NFI heeft het wachtwoord achterhaald en dit bleek te zijn: “ [wachtwoord 2] ”. Het getal 1970 is het geboortejaar van verdachte en is bovendien een getal dat vaker door verdachte werd gebruik in een wachtwoord of als (pin)code. Daarbij komt dat de voornaam van [verdachte] is, wat weer strookt met het deel van het wachtwoord “ [deel wachtwoord] ”. Verdachte is hiermee geconfronteerd en heeft daarop aangegeven dat de Russen kennelijk zijn wachtwoord hebben gewijzigd; hetgeen op zich niet direct uit te sluiten zou zijn. Echter, verdachte heeft verklaard dat hij in 2017 voor het laatst contact met de Russen heeft gehad. Uit het onderzoek dat aan de notebook is verricht blijkt dat daarop in ieder geval
in 2018nog een file is aangemaakt, waarin meer dan 1600 documenten en mails waren opgeslagen die afkomstig waren of waarin de namen waren vermeld van [bedrijf 2] te Jordanië en/of [bedrijf 1] te België. Enkel al op grond hiervan blijkt dat het alternatieve scenario dat verdachte schetst, niet juist kan zijn. Hierbij komt dat [slachtoffer 4] – die een nauw contact met verdachte had – heeft verklaard dat verdachte het vaak over “ [slachtoffer 1] ” had en dat verdachte haar had verteld dat hij diens mail heeft kunnen overnemen en zo een rekeningnummer heeft kunnen aanpassen; hetgeen strookt met wat volgens aangevers is voorgevallen. Ook heeft [slachtoffer 4] verklaard dat verdachte altijd achter zijn computer zat en dat hij haar had verteld dat die computer dusdanig beveiligd was dat daar niemand anders op kon. Volgens verdachte zou [slachtoffer 4] over de Russen kunnen verklaren. Echter, zij geeft aan dat verdachte nooit over Russen of over vrienden van [persoon 3] heeft gesproken. De rechtbank ziet geen enkele aanleiding om aan de betrouwbaarheid en geloofwaardigheid van de verklaring van [slachtoffer 4] te twijfelen. Zij heeft van meet af aan consistent verklaard én haar verklaring vindt steun in meerdere (objectieve) bewijsmiddelen.
verdachtehet onder 1 primair, het onder 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde heeft begaan en dat hij deze feiten – met uitzondering van feit 2 –
alleenheeft gepleegd. Het betoog van de raadsman dat de rol van verdachte bij de feiten 1 en 2 op zijn hoogst die van medeplichtige is, en dat – nu medeplichtigheid aan deze feiten niet in ten laste gelegd – verdachte van deze feiten dient te worden vrijgesproken, verwerpt de rechtbank dan ook. Ook het verweer van de verdediging dat niet van enige betrokkenheid bij de onder 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde feiten is gebleken, verwerpt de rechtbank. De verweren van de raadsman hieromtrent vinden hun weerlegging in de bewijsmiddelen en behoeven verder dan ook geen bespreking.
welbewezen dat verdachte dit feit tezamen en in vereniging met anderen heeft gepleegd. Echter, niet met “de Russen” waar de verdediging op doelt. Verdachte heeft verklaard dat hij mensen heeft gezocht die bereid waren om tegen een vergoeding geld op hun rekening te laten storten, dit er daarna voor verdachte af te halen en contant aan hem te overhandigen. Uit de verklaringen van [persoon 4] en [persoon 5] volgt dat zij dit hieraan hebben meegewerkt en dat zij – zo is de rechtbank op grond van hun verklaringen van oordeel – op zijn minst genomen willens en wetens bewust de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat dit geld uit misdrijf afkomstig was, en dat zij zich door deze constructie schuldig maakten aan het witwassen van geld. Gezien de duur van de periode van een en ander, de frequentie waarmee verdachte dit geld naar rekeningen van derden heeft doorgesluisd én de intentie van verdachte bij een en ander, is de rechtbank van oordeel dat verdachte van het witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
in samenhang bezienmet de feiten die verdachte voorts heeft gepleegd (de onder 1 tot en met 5 bewezen verklaarde feiten), rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen andere conclusie dan dat verdachte deze gegevens voorhanden heeft gehad
met het oogmerkdaarmee een misdrijf als bedoeld in artikel 138ab, tweede en/of derde lid van het Wetboek van Strafrecht te plegen.
Bewijs ten aanzien van feit 7.
“Ik maak jou dood”. Dit proces-verbaal is op ambtseed opgemaakt en de rechtbank ziet geen enkele aanleiding hieraan te twijfelen. [verbalisant 1] en [verbalisant 2] relateren bovendien
beidendit gehoord te hebben. Dat sprake zou zijn van een misverstand acht de rechtbank dan ook volstrekt onaannemelijk.
De bewezenverklaring.
zijnde die Invoice en die betalingsopdrachten telkens een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, telkens valselijk heeft opgemaakt, althans heeft vervalst, hebbende hij, verdachte, toen daar opzettelijk valselijk en in strijd met de waarheid - op die Invoice vermeld als invoicenummer: [nummer] en als invoicedatum: 4 mei 2017 en onder 'Payment Terms': 'Immediately by wire transfer' en als te betalen bedrag USD 456,782.00 en de naam ' [slachtoffer 3] ' met e-mailadres: [emailadres 4] en onder 'Send Payment to' als naam van de bank: ' [bank 3] ' en als bankrekeningnummer: [bankrekeningnummer 2] ; en
telkens met het oogmerk om voormelde Invoice en betalingsopdrachten als echt en onvervalst te gebruiken;
De strafbaarheid van het feit en de strafbaarheid van verdachte.
Oplegging van straf en maatregel.
die in geldnood verkeerden– en hen tegen een geldelijke tegemoetkoming betrokken bij zijn misdadig handelen. De rechtbank is – anders dan de verdediging – van oordeel dat het gemak waarmee verdachte een zeer groot aantal mensen, waaronder familieleden, bij de strafbare feiten heeft betrokken, in strafverzwarende zin mee kan wegen; de rechtbank zal dit ook doen. Het is immers een omstandigheid die uit het dossier volgt. Dat een dergelijke omstandigheid, zoals de raadsman stelt, pas zou mogen meewegen als deelname aan een criminele organisatie bewezen zou zijn verklaard, vindt geen steun in het recht.