ECLI:NL:RBOBR:2019:4397

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
24 juli 2019
Publicatiedatum
24 juli 2019
Zaaknummer
19/1609
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake sluiting woning op grond van de Opiumwet

Op 24 juli 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, eigenaar en verhuurder van een woning in Eersel, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester om de woning voor vier maanden te sluiten op basis van artikel 13b van de Opiumwet. Dit besluit volgde op de ontdekking van diverse drugsgerelateerde substanties in de woning tijdens een politie-inval op 25 april 2019. De burgemeester stelde dat de sluiting noodzakelijk was om de openbare orde en veiligheid te waarborgen, gezien de aanwezigheid van harddrugs en de risico's voor de buurt. Verzoeker voerde aan dat hij niet op de hoogte was van de illegale activiteiten in zijn woning en dat de sluiting zijn financiële situatie ernstig benadeelde, aangezien hij de woning wilde verkopen en geen huurinkomsten meer ontving. Tijdens de zitting op 11 juli 2019 werd de urgentie van verzoeker besproken, waarbij hij stelde dat de sluiting de verkoop van de woning vertraagde en potentiële kopers afschrikte. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de belangen van de burgemeester bij het handhaven van de sluiting zwaarder wogen dan de financiële belangen van verzoeker. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, met de overweging dat de burgemeester voldoende had gemotiveerd waarom de sluiting gerechtvaardigd was. De uitspraak werd openbaar gedaan op 24 juli 2019, en tegen deze uitspraak stond geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 19/1609
uitspraak van de voorzieningenrechter van 24 juli 2019 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker] , in [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. P.G.C.P. Smits),
en

de burgemeester van de gemeente Eersel, de burgemeester

(gemachtigde: mr. P.M.H.M. Bakermans en S. Sengers).

Procesverloop

Bij besluit van 2 mei 2019 (het bestreden besluit) heeft de burgemeester besloten de woning op het adres [adres] voor de duur van vier maanden te sluiten op grond van artikel 13b van de Opiumwet met ingang van 6 mei 2019.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De zitting heeft plaatsgevonden op 11 juli 2019. Verzoeker is naar de zitting gekomen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

De feiten
1. Verzoeker is eigenaar en verhuurder van de woning aan de [adres] (hierna: de woning). Verzoeker heeft met ingang van 1 februari 2018 de woning verhuurd voor de duur van twee jaar aan [naam] . Volgens de huurovereenkomst mag het gehuurde uitsluitend worden gebruikt als woonruimte met het voeren van dit bedrijf: het organiseren van conferenties en retraites met onderdeel ‘bed and breakfast’ op beperkte schaal en voor korte duur (maximaal 14 dagen per persoon).
2. In een op 26 april 2019 opgemaakte bestuurlijke rapportage van de politie staat onder meer het volgende:
“(…)
1e melding:
Op zondag 3 maart 2019 in de vroege ochtend meldde zich een man bij het Catharina ziekenhuis te Eindhoven. Deze man vertoonde verward gedrag en verliet op enig moment weer het ziekenhuis. Korte tijd later die dag werd deze man dood gevonden onder aan een flat bij de [adres] . Onderzoek van de politie wijst uit dat deze man vermoedelijk suïcide heeft gepleegd en dat er in zijn bloed de werkzame stof DMT werd gevonden, DMT betreft dimethyltryptamine en is vermeld op lijst 1 van de Opiumwet.
Uit onderzoek van de politie bleek verder dat deze man even daarvoor aanwezig was bij
een meerdaags retraite aan de [adres] . Vermoedelijk heeft hij daar de
stof Ayahuasca verstrekt gekregen en heeft hij dit ingenomen.
Binnentreden pand Nieuwstraat 90 Eersel
Op donderdag 25 april 2019 omstreeks 21.30 uur werd in de woning aan de [adres] binnengetreden door de politie. Aldaar zou op dat moment weer een meerdaagse retraite georganiseerd worden met zo’n 10 deelnemers. Ook bij deze retraite werd door het bedrijf op allerlei manieren kenbaar gemaakt dat de stof Ayahuasca bij de sessies gebruikt zou gaan worden. Deze informatie is gevonden in open bronnen zoals het internet en deze informatie is ook afkomstig van meerdere klanten / deelnemers van het bedrijf die hierover verklaren bij de politie en waarvan correspondentie met het bedrijf beschikbaar is.
(…)
In beslagname
In de woning werden vele substanties in beslag genomen:
- 9 zakjes á 20 ampullen inhoudende een donkere substantie
- 87 ampullen inhoudende een groenkleurig poeder
- een grote mayonaisepot geheel gevuld met een groenkleurig poeder
- diverse flesjes inhoudende een onbekende zwarte substantie
- een petfles inhoudende restanten van een onbekende zwarte substantie
- een doosje met paddo’s
- een gripzak met een groen poeder
- diverse attributen met restanten van een zwarte substantie.
Daarnaast werden door de Dienst Forensische Ondersteuning een groot aantal substanties inbeslaggenomen, welke volgens de dienst Forensisch Technisch Onderzoek waarschijnlijk gebruikt werden voor de bereiding van Ayahuasca. Deze substanties worden bemonsterd en gewogen, echter de resultaten hiervan zijn nog niet voorhanden.
- geld, afgerond meer dan 6500,– euro contant
- fles Ayahuasca, volgens verklaringen, van 400 ml. Dit is een donkerbruine vloeibare substantie. Een assisterend apotheker van het NFI Nederlands Forensisch Instituut verklaart tevens dat dit gezien de verschijningsvorm Ayahuasca zou kunnen zijn.
- de geheel gevulde jerrycan uit de keuken een soortgelijke substantie bevatte van 7,4 kilogram;
- er twee potten werden aangetroffen met een gezamenlijke hoeveelheid van 100 ml donkerbruine vloeibare substantie;
- een blauwe plastic zak werd aangetroffen met daarin een pot waarvan de inhoud, zijnde een donkerbruine substantie, in de zak was gelekt, welke een totaal brutogewicht had

van 5 kilogram.

- een zak met snippers werd veiliggesteld, vermoedelijk van het hout van een plant.

(…)

Ik adviseer de burgemeester om de bestuursrechtelijke stappen te ondernemen behorend bij de beleidslijn artikel 13b Opiumwet.
Meewegende dat:
- de dag na het binnentreden, op donderdag 25 april 2019 te 19.46 uur bij de politie

gemeld werd dat er weer personen bij het pand stonden. Dit bleken de bewoners.

- door de publiciteit rondom dit pand wellicht een extra aantrekkingskracht wordt bewerkstelligd
voor klanten van dit soort bedrijven. Mede gelet op de gezondheidsrisico’s die die klanten
lopen wanneer zij gaan deelnamen aan een retraite met Ayahuasca.
- het zeer aannemelijk is dat een grote hoeveelheid van de aangetroffen stoffen Ayahuasca is. Ondanks dat forensische onderzoeksresultaten hier nog ontbreken, wordt dit in grote mate onderbouwd door onderzoek in open bronnen, afspraken tussen bedrijf en klanten, getuigenverklaringen en eerste bevindingen van een materiedeskundige van het NFI.

(…)”

Naar aanleiding van de hiervoor vermelde bevindingen heeft de burgemeester op 29 april 2019 het voornemen kenbaar gemaakt de woning te sluiten voor de duur van vier maanden. Verzoeker heeft bij brief van 30 april 2019 zijn zienswijze kenbaar gemaakt.
Na het nemen van het bestreden besluit heeft de burgemeester de woning gesloten op
6 mei 2019.
2. In het bestreden besluit heeft de burgemeester zich onder verwijzing naar artikel 13 van de Opiumwet en naar het ‘Damoclesbeleid gemeente Eersel’ (het Beleid), op het standpunt gesteld dat hij bevoegd was de woning voor de duur van vier maanden te sluiten en dat hij dat ook in redelijkheid heeft kunnen doen.
Karakter van deze procedure: een voorlopige voorziening
3. Het gaat hier om een verzoek om voorlopige voorziening. Uitgangspunt van de wet is dat het maken van bezwaar de werking van een besluit niet opschort (artikel 6:16 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Met andere woorden: het besluit blijft van kracht ook als er bezwaar tegen is gemaakt. Die hoofdregel kan worden doorbroken door het treffen van een voorlopige voorziening. De mogelijkheid daartoe is geregeld in artikel 8:81 van de Awb. In dat artikel is verwoord dat als tegen een besluit bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter op verzoek een voorlopige voorziening kan treffen als onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. De verzoeker moet dus goede redenen hebben die maken dat hij de beslissing op zijn bezwaarschrift niet kan afwachten en een uitzondering op de hoofdregel dat het bezwaar de uitvoering van het besluit niet schorst, rechtvaardigen. Een voorlopige voorziening heeft – zoals de term al zegt – het karakter van een tussenmaatregel, in afwachting van de beslissing op bezwaar. De beoordeling die de voorzieningenrechter maakt, is dus voorlopig van aard en de rechtbank die in een later stadium in een eventuele bodemprocedure over de zaak beslist, is niet aan het oordeel van de voorzieningenrechter gebonden.
Onverwijlde spoed?
4. De woning is gesloten met ingang van 6 mei 2019. Volgens verzoeker heeft hij een spoedeisend belang omdat hij de woning zo snel mogelijk wil verkopen, maar daarvoor is nodig dat de woning gemoderniseerd wordt. Omdat verzoeker nu telkens medewerking nodig heeft van de gemeente om in zijn woning te kunnen komen, vertraagt dit proces aanzienlijk. Bovendien schrikt het kopers af. Verzoeker heeft verder belang bij een spoedige verkoop omdat hij nu al vanaf mei geen huurinkomsten meer heeft als gevolg van de sluiting, terwijl dat zijn pensioenvoorziening is. Hoe langer het proces van modernisering wordt vertraagd, hoe nijpender zijn financiële situatie wordt. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verzoeker hiermee aannemelijk gemaakt dat sprake is van ‘onverwijlde spoed’ in de zin van artikel 8:81 van de Awb.
Voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit
5. Verzoeker vindt dat de burgemeester geen redelijk belang meer heeft bij sluiting van de woning: de huurders zijn vertrokken, de huurovereenkomst is ontbonden en de woning wordt verkocht. Verzoeker wil de woning verkopen en door het plaatsen van makelaarsborden zal dit kenbaar worden gemaakt. De omwonenden zullen zich veilig voelen omdat zij zo kunnen zien dat de banden met de huurders zijn verbroken en dat er niet opnieuw wordt verhuurd, maar dat de woning wordt verkocht. Om de verkoop te realiseren moet de woning eerst worden gemoderniseerd. Volgens verzoeker geeft een woning die wordt verbouwd een duidelijk signaal af naar de buurtbewoners dat de illegale situatie daar is beëindigd. Een verbouwing stelt meer gerust en herstelt de situatie meer dan een beschadigde woning met aanplakbiljetten met daarop de vermelding dat het is gesloten in verband met drugs. Verzoeker heeft daarbij aangeboden dat eventuele potentiele kopers vooraf aan de burgemeester kenbaar worden gemaakt. Verzoeker zegt verder dat hij niet wist dat de drug Ayahuasca in de woning werd gebruikt. Er kan niet gesteld worden dat verzoeker zich welbewust met illegaliteit inliet of dat hij dat risico nam, gelet op de in de huurovereenkomst en het uittreksel van de KvK beschreven bedrijfsvoering. Verzoeker heeft ook nooit gehoord dat er klachten waren.
6. Op grond van het Beleid van de burgemeester wordt een woning bij een eerste constatering van meer dan 0,5 gram harddrugs gesloten voor de duur van vier maanden. Volgens de burgemeester past hij artikel 13b van de Opiumwet in combinatie met het Beleid toe om herhaling te voorkomen en de schadelijke gevolgen zo veel als mogelijk weg te nemen. De aanwezigheid en verstrekking van de drugs in de woning heeft volgens de burgemeester namelijk de fysieke veiligheid, het veiligheidsgevoel en de leefbaarheid op een onaanvaardbare wijze aangetast. Op de zitting heeft de gemachtigde van de burgemeester uitdrukkelijk betwist dat een verbouwing of modernisering van de woning een beter effect heeft op het herstel van de situatie dan een sluiting. Allereerst weet een buurtbewoner niet door wie die verbouwing wordt gedaan, dat zou net zo goed door de huurders kunnen zijn. Verder heeft hij toegelicht dat de sluiting van de woning nog steeds een doel dient, namelijk het beëindigen van de illegale situatie en de loop naar de woning verbreken. De burgemeester hecht eraan om de sluiting kenbaar te maken met stickers en aanplakbiljetten, zodat de bekendheid van de woning als drugspand wordt doorbroken. Dat geldt des te meer nu in de media aandacht is geweest voor deze woning. De gemachtigde van de burgemeester heeft verder erop gewezen dat het bedrijf dat de huurders vertegenwoordigt, nog altijd bestaat. Het bedrijf zou opnieuw belangstelling voor de woning kunnen krijgen. Dat verzoeker niet wist dat er drugs in de woning aanwezig waren en werden gebruikt, kan hem niet baten. Op verzoeker rust een verantwoordelijkheid als eigenaar van zijn woning, wat meebrengt dat van hem mag worden verwacht dat hij zich ervan op de hoogte stelt wat er in de woning gebeurt. Al met al is de burgemeester van mening dat de belangen van verzoeker bij het niet sluiten van de woning ondergeschikt zijn aan de belangen van de burgemeester om de openbare orde en het woon- en leefklimaat te beschermen.
7. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester hiermee heeft gemotiveerd welk doel de sluiting dient in dit geval en waarom de belangen van de burgemeester bij sluiting zwaarder wegen dan de belangen van verzoeker om van sluiting af te zien, die met name financieel zijn. Dat verzoekers goede naam door de sluiting is aangetast, hoe vervelend dat ook is, hoefde voor de burgemeester geen reden te zijn om van een voor iedereen kenbare sluiting af te zien. Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter heeft het bezwaar van verzoeker daarom geen redelijke kans van slagen.
8. Het verzoek wordt afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.H. Dworakowski-Kelders, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E.C.J. Kohl, griffier. De uitspraak is in het openbaar geschied op 24 juli 2019.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.